Transitievergoeding


Eerder recht op transitievergoeding

De transitievergoeding is verschuldigd als de werkgever het initiatief neemt voor het beëindigen of niet voortzetten van de arbeidsovereenkomst door de arbeidsovereenkomst op te zeggen, de kantonrechter te verzoeken de arbeidsovereenkomst te ontbinden of de van rechtswege geëindigde arbeidsovereenkomst niet te verlengen. De daarbij geldende eis dat de arbeidsovereenkomst eerst 24 maanden geduurd heeft (artikel 7:673 lid 1 BW) komt te vervallen. Daardoor moet het verschil tussen contracten voor bepaalde tijd en contracten voor onbepaalde tijd worden verkleind.

Commentaar

Vanuit een oogpunt van het verkleinen van het verschil tussen arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd en arbeidsovereenkomsten voor onbepaalde tijd is deze maatregel zeer effectief. Werkgevers hebben daardoor niet langer een belang om arbeidsovereenkomsten vooral geen 24 maanden te laten duren. De hoogte van de transitievergoeding wordt naar evenredigheid berekend.

Hoogte transitievergoeding omlaag

De transitievergoeding bedraagt nu gedurende de eerste tien jaar (120 maanden) een zesde maandsalaris voor elke volle periode van zes maanden waarin de werknemer in dienst was en na de eerste tien jaar (120 maanden) een kwart maandsalaris elke volle periode van zes maanden dat de werknemer in dienst was (artikel 7:673 lid 2 BW).

De transitievergoeding zal voortaan een derde maandsalaris per dienstjaar gaan bedragen, ook na de eerste tien jaar. Tevens wordt bepaald dat de transitievergoeding naar evenredigheid is verschuldigd als de arbeidsovereenkomst korter dan een kalenderjaar heeft geduurd. Daardoor is aan het einde van elke arbeidsovereenkomst die op initiatief van de werkgever eindigt of niet wordt verlengd de transitievergoeding van één derde van het maandsalaris per dienstjaar naar rato van de duur van de arbeidsovereenkomst verschuldigd. Feitelijk bedraagt de transitievergoeding dan 2,78% van het jaarsalaris (jaarsalaris x 1/3 : 12 maanden = 1/36e van het jaarsalaris). Als de arbeidsovereenkomst korter heeft geduurd moet 2,78% van het feitelijk betaalde salaris worden betaald (artikel 4 Besluit loonbegrip vergoeding aanzegtermijn en transitievergoeding). Wel dient dan te worden uitgegaan van het laatstgenoten loon.

De lopende overgangsregeling voor 50-plussers (artikel 7:673a BW) vervalt per 1 januari 2020.

Overgangsrecht

De transitievergoeding wordt op basis van het oude recht berekend indien (artikel XII Wet arbeidsmarkt in balans):
  • de arbeidsovereenkomst is opgezegd vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de wet;
  • de werknemer vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de wet heeft ingestemd met opzegging van de arbeidsovereenkomst;
  • het verzoek om toestemming van het UWV voor opzegging van de arbeidsovereenkomst vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de wet is gedaan;
  • het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de wet is ingediend.

Commentaar

De verlaging van de transitievergoeding is een belangrijke maatregel als het er om gaat de kosten van vaste arbeidsovereenkomsten te verlagen. Met name als werknemers lang in dienst zijn, worden de ontslagkosten belangrijk lager. De transitievergoeding is bovendien veel eenvoudiger te berekenen.

Ruimere mogelijkheid om scholingskosten in mindering te brengen op de transitievergoeding

De mogelijkheid om scholingskosten af te trekken van de transitievergoeding wordt verruimd. Nu kunnen gemaakte scholingskosten onder bepaalde voorwaarden in mindering worden gebracht op de transitievergoeding (artikel 7:673 lid 6 BW jo. Besluit voorwaarden in mindering brengen kosten op transitievergoeding). De werknemer moet daar dan wel vooraf schriftelijk mee instemmen.

De daarbij geldende eis dat het moet gaan om kosten die de bredere inzetbaarheid van de werknemer buiten de organisatie van de werkgever bevorderen (artikel 2 Besluit voorwaarden in mindering brengen kosten op transitievergoeding) wordt versoepeld in die zin dat het voortaan ook mag gaan om kosten van scholing voor een andere functie bij dezelfde werkgever (artikel 3 Besluit voorwaarden in mindering brengen kosten op transitievergoeding).

Eerder lagere transitievergoeding voor kleine werkgevers bij ontslag wegens slechte financiële situatie

De criteria om in aanmerking te komen voor de overbruggingsregeling transitievergoeding voor kleine werkgevers worden versoepeld. Tot 1 januari 2020 geldt voor werkgevers die minder dan 25 werknemers in dienst hebben en die werknemers moeten ontslaan als gevolg van een slechte financiële situatie dat bij de berekening van de hoogte van de transitievergoeding uitsluitend dienstjaren in aanmerking worden genomen vanaf 1 mei 2013 (artikel 7:673d BW jo. artikel 24 Ontslagregeling). Om voor die lagere transitievergoeding in aanmerking te komen moet de werkgever aan zeer strenge voorwaarden voldoen. Het resultaat over de laatste drie boekjaren moet negatief zijn. Het eigen vermogen aan het einde van het laatste boekjaar moet negatief zijn en de liquiditeit aan het einde van het laatste boekjaar moet eveneens negatief zijn, in die zin dat het bedrag van de vlottende activa lager is dan het bedrag van de kortlopende schulden.

Deze voorwaarden zullen ruimer en eenvoudiger worden. Per 1 januari 2019 zal de eis dat het resultaat over de laatste drie boekjaren negatief moet zijn worden versoepeld in die zin dat voorwaarde wordt dat het gemiddelde resultaat over de drie boekjaren tezamen negatief moet zijn, zodat een klein positief resultaat in één van de drie jaren, mogelijk als gevolg van incidentele omstandigheden, niet in de weg staat aan toepassing van de overbruggingsregeling.

Verder zal per 1 januari 2019 de eis dat er sprake moet zijn van een negatief eigen vermogen aan het einde van het laatste boekjaar, worden gewijzigd in die zin dat de solvabiliteit aan het einde van het laatste boekjaar maximaal 15% mag bedragen.

De Ontslagregeling zal in verband hiermee worden aangepast.

Commentaar

Omdat de overbruggingsregeling transitievergoeding per 1 januari 2020 vervalt, zal de versoepelde regeling alleen van belang zijn voor werkgevers die nog in 2019 van de regeling gebruik willen maken. Dat kleine werkgevers ook in zeer slechte financiële omstandigheden na 1 januari 2020 de transitievergoeding moeten betalen, kan leiden tot faillissementen van deze kleine werkgevers en is daarom zorgelijk.

Compensatie van transitievergoeding bij bedrijfsbeëindiging wegens pensionering of ziekte

Werkgevers die hun bedrijf willen beëindigen wegens pensionering of ziekte worden daarvan op dit moment soms weerhouden doordat niemand hun bedrijf wil overnemen en doordat zij hun bedrijf niet kunnen staken omdat zij dan verplicht zouden worden te hoge transitievergoeding te betalen aan de werknemers die dan moeten worden ontslagen.

In artikel 7:673e lid 1 onder b BW wordt geregeld dat het UWV op verzoek van de werkgever een compensatie verstrekt voor de betaling van de transitievergoeding in geval van het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd door de werkgever of in geval van staking van de onderneming als gevolg van arbeidsongeschiktheid van de werkgever.

Als "werkgever” wordt aangemerkt de natuurlijke persoon aan wie de onderneming toebehoorde, een vennoot van de vennootschap dan wel een maat van de maatschappij die de onderneming toebehoorde of de directeur-grootaandeelhouder van de onderneming, welke status dan wel eerst twee jaar moet hebben bestaan (artikel 4 Besluit compensatie transitievergoeding bij beëindiging van de werkzaamheden van de onderneming).

Om in aanmerking te komen voor de compensatie in geval van arbeidsongeschiktheid van de werkgever moet sprake zijn van een ziekte of gebrek die tot gevolg heeft dat niet verwacht kan worden dat de werkgever zijn werkzaamheden redelijkerwijs kan voortzetten binnen zes maanden nadat een bedrijfsarts hierover geadviseerd heeft (artikel 5 lid 3 onder b Besluit compensatie transitievergoeding bij beëindiging van de werkzaamheden van de onderneming).

Het recht op compensatie geldt alleen indien de werkgever op 1 januari van het kalenderjaar waarin het UWV wordt gevraagd om toestemming voor opzegging van de arbeidsovereenkomst dan wel waarin het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst wordt gedaan minder dan 25 werknemers in dienst had, waarbij werknemers die in dienst zijn van ondernemingen die tot dezelfde groep behoren worden meegeteld (artikel 3 lid 1 Besluit compensatie transitievergoeding bij beëindiging van de werkzaamheden van de onderneming).