Een directeur-grootaandeelhouder van een B.V. die zich vrijwillig verzekerd had voor de Ziektewet had bij uitval wegens ziekte geen recht op uitkering, omdat hij als werknemer van zijn B.V. recht had op loon.
Een ondernemer was op 1 januari 2004 als eenmanszaak een onderneming gestart: een bewindvoerders- en administratiekantoor. Op 22 januari 2004 meldt de ondernemer zich bij het UWV voor deelname aan de vrijwillige verzekering op grond van de Ziektewet, waarop het UWV besluit hem tot de vrijwillige verzekering toe te laten. Op 6 augustus 2012 wordt de eenmanszaak omgezet in een viertal B.V.’s. De ondernemer treedt daarbij in dienst van één van die B.V.’s. Op 5 februari 2013 meldt de ondernemer zich ziek bij het UWV. Deze kent vervolgens aan de ondernemer een uitkering toe gedurende de maximale looptijd van 104 weken. In reactie op een verzoek om informatie van het UWV van 26 mei 2016 deelt de ondernemer onder meer mede dat hij directeur-grootaandeelhouder van een B.V. is. Het UWV adviseert daarop de ondernemer om de vrijwillige Ziektewetverzekering te beëindigen. Vervolgens besluit het UWV om per 5 februari 2013 alsnog geen Ziektewetuitkering aan de ondernemer toe te kennen. Het eerder betaalde bedrag van de Ziektewetuitkering (een bedrag van bijna € 70.000) wordt teruggevorderd en er wordt een besluit tot invordering van dat bedrag (in termijnen) genomen. Als de ondernemer tegen die besluiten bezwaar maakt, verklaart het UWV de bezwaren ongegrond omdat de ondernemer geen werknemer in de zin van de Ziektewet is en dus niet verzekerd is.
De ondernemer stelt tegen de beslissing op die bezwaarschriften beroep in, maar de rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Ook de rechtbank is van mening dat de ondernemer niet verzekerd is omdat hij directeur-grootaandeelhouder is. Volgens de rechtbank had de ondernemer het UWV moeten informeren toen hij directeur-grootaandeelhouder werd. De ondernemer had gesteld dat het UWV hem telefonisch had medegedeeld dat dit niet van belang was, maar omdat dat niet te verifiëren viel, gaat de rechtbank daaraan voorbij.
De ondernemer laat het er niet bij zitten en stelt hoger beroep in bij de Centrale Raad van Beroep. Daar stelt hij dat voor de vrijwillige verzekering andere regels gelden en dat hij daarom wel verzekerd was, ondanks dat hij geen werknemer was. Ook stelt hij dat hij van aanvang af openheid had gegeven over het feit dat hij directeur-grootaandeelhouder was, maar dat hem door het UWV verteld was dat dit geen consequenties zou hebben. In hoger beroep stelt het UWV dat de ondernemer inderdaad wel verzekerd was, maar dat hij desondanks geen recht had op uitkering omdat de B.V. verplicht was om hem het loon door te betalen. De Centrale Raad van Beroep volgt dat standpunt van het UWV. Daarmee staat vast dat de wettelijke grondslag van de beslissing op de bezwaarschriften van het UWV onjuist is geweest. Het besluit om geen uitkering toe te kennen is echter wel juist. Ook de intrekking van de uitkering met terugwerkende kracht en de terugvordering van het bedrag van de betaalde uitkering zijn volgens de Centrale Raad van Beroep terecht. Intrekking met terugwerkende kracht is in dit geval bij wijze van uitzondering toegestaan omdat de toekenning het gevolg is geweest van onjuiste informatieverstrekking door de ondernemer. Ook de Centrale Raad van Beroep passeert het beroep van de ondernemer op de telefonische mededeling die het UWV zou hebben gedaan. Daarbij wijst de Raad er op dat de ondernemer op het formulier van de ziekmelding heeft ingevuld dat hij directeur-grootaandeelhouder was. Dat hij dit op aanwijzing van het UWV zou hebben gedaan, is volgens de Raad onvoldoende onderbouwd. Ook de Raad is van mening dat de ondernemer bij het UWV informatie had moeten inwinnen over de omzetting van zijn eenmanszaak in een aantal B.V.’s. Omdat het UWV een onjuiste wettelijke grondslag voor zijn beslissing op de bezwaarschriften had genomen, wordt het UWV wel veroordeeld in de proceskosten van het beroep en het hoger beroep, maar de beslissingen tot weigering, terugvordering en invordering van de Ziektewetuitkering blijven in stand.
In de praktijk zien wij vaker dat bij omzetting van een eenmanszaak of vennootschap onder firma in een B.V. de vrijwillige Ziektewetverzekering van de ondernemer ten onrechte in stand blijft. Voortzetting van deze verzekering heeft echter geen zin, omdat het recht op loondoorbetaling tijdens ziekte dat de directeur-grootaandeelhouder als werknemer jegens zijn B.V. heeft, aan uitkering in de weg staat. Dat geldt ook als de B.V. dat loon niet heeft betaald. De vrijwillige verzekering voor de WIA kan desgewenst wel worden voortgezet, omdat de uitkering daarvan pas aan de orde komt als de loondoorbetalingsverplichting is geëindigd.
Het feit dat het UWV en de rechtbank voor de onderbouwing van het standpunt dat geen recht op uitkering bestond een verkeerde wettelijke grondslag had gekozen toont overigens treffend aan dat de consequenties die de omzetting van de eenmanszaak in een B.V. heeft voor de vrijwillige Ziektewetverzekering in de praktijk weinig bekend zijn.