Zin en onzin van bezwaar tegen beslissingen inzake Ziektewetuitkeringen


Met ingang van 1 januari 2014 wordt van werkgevers een gedifferentieerde premie geheven ter zake van de Ziektewetuitkeringen die toegekend zijn aan ex-werknemers, de zogenaamde "premiecomponent ZW-lasten van de gedifferentieerde premie” (1). In dat verband kan de werkgever er groot belang bij hebben bezwaar te maken tegen beslissingen inzake de toekenning of beëindiging van de Ziektewetuitkeringen van ex-werknemers. Dat belang geldt echter niet steeds dan wel niet steeds in dezelfde mate. In dit artikel wordt ingegaan op de vraag wanneer de werkgever er belang bij heeft bezwaar te maken tegen beslissingen inzake de toekenning of beëindiging van de Ziektewetuitkeringen van ex-werknemers.

Omvang loonsom

Allereerst is van belang of de werkgever een (middel)grote werkgever dan wel een kleine werkgever is. Dit is afhankelijk van de omvang van de loonsom.

Kleine werkgever
De premie voor kleine werkgevers wordt per sector vastgesteld (2). Een kleine werkgever is een werkgever waarvan het premieplichtige loon twee kalenderjaren eerder (voor de premie over het jaar 2014 dus in 2012) kleiner dan of gelijk is aan tien maal het gemiddelde premieplichtige loon per werknemer (3). Uitgaande van het gemiddelde premieplichtige loon in 2013 (€ 30.300) zou de grens dan liggen bij een premieplichtige loonsom van € 303.000. Kleine werkgevers hebben in beginsel geenbelang bij het maken van bezwaar tegen beslissingen inzake de toekenning of beëindiging van de Ziektewetuitkeringen van ex-werknemers, omdat de sectorpremie niet hoger of lager wordt vastgesteld als de beslissing tot toekenning van Ziektewetuitkering in bezwaar wordt vernietigd of als de Ziektewetuitkering eerder wordt beëindigd. Een belang kan echter eventueel nog wel bestaan als de werkgever in één van de volgende twee kalenderjaren een (middel)grote werkgever zou zijn.

Grote en middelgrote werkgever
De premie voor grote werkgevers wordt negatief beïnvloed door de Ziektewetuitkeringen van ex-werknemers (4). Grote werkgevers zijn werkgevers waarvan het premieplichtige loon twee kalenderjaren eerder (voor de premie over het jaar 2014 dus in 2012) groter is dan honderd maal het gemiddelde premieplichtige loon per werknemer (5). Uitgaande van het gemiddelde premieplichtige loon in 2013 (€ 30.300) zou de grens dan liggen bij een premieplichtige loonsom van € 3.030.000. Grote werkgevers hebben welbelang bij het maken van bezwaar tegen beslissingen inzake de toekenning of beëindiging van de Ziektewetuitkeringen van ex-werknemers, omdat de premiecomponent ZW-lasten van de gedifferentieerde premie hoger wordt vastgesteld naarmate twee kalenderjaren eerder een hoger bedrag aan Ziektewetuitkeringen aan ex-werknemers is uitbetaald. 

Middelgrote werkgevers zijn werkgevers waarvan het premieplichtige loon twee kalenderjaren eerder (voor de premie over het jaar 2014 dus in 2012) groter is dan tien maal het gemiddelde premieplichtige loon per werknemer maar kleiner dan of gelijk aan honderd maal het gemiddelde premieplichtige loon per werknemer (6). Uitgaande van het gemiddelde premieplichtige loon in 2013 (€ 30.300) zou de ondergrens liggen bij een premieplichtig loon van € 303.000 en de bovengrens bij een premieplichtige loonsom van € 3.030.000. Voor middelgrote werkgevers geldt dat de premie gedeeltelijk wordt beïnvloed door de Ziektewetuitkeringen van ex-werknemers en dat de premie voor het overige deel per sector wordt vastgesteld (7). Hoe groot het deel van de premie is dat wordt beïnvloed door de Ziektewetuitkering van ex-werknemers hangt af van de hoogte van de premieplichtige loonsom van de werkgever. Hoe dichter die bij de bovengrens met de grote werkgever ligt, hoe groter het deel van de premie is dat beïnvloed wordt door de Ziektewetuitkering van de ex-werknemer. Ook middelgrote werkgevers hebben dus wel belang bij het maken van bezwaar tegen beslissingen inzake de toekenning of beëindiging van de Ziektewetuitkeringen van ex-werknemers, maar de omvang van het belang hangt af van de vraag hoe groot de loonsom is (hoe hoger de loonsom, hoe meer belang).

Eigenrisicodrager

Een werkgever die eigenrisicodrager is hoeft de premiecomponent ZW-lasten van de gedifferentieerde premie niet te betalen (8) maar heeft eveneens een belang bij de toekenning of beëindiging van de Ziektewetuitkering van een ex-werknemer omdat hij die uitkering zelf moet betalen. Indien de werkgever besluit eigenrisicodrager te worden komen echter alleen de Ziektewetuitkeringen voor diens rekening van werknemers waarvan de eerste arbeidsongeschiktheidsdag is gelegen op of na de dag waarop de werkgever eigenrisicodrager is geworden (9). De Ziektewetuitkering van de werknemer die al arbeidsongeschikt was toen de werkgever eigenrisicodrager werd, beïnvloedt ook niet de hoogte van de premiecomponent ZW-lasten van de gedifferentieerde premie (10). Dat betekent dat de werkgever die per 1 januari 2014 eigenrisicodrager wordt voor de Ziektewet geen belang heeft bij beslissingen tot toekenning van een Ziektewetuitkering die in 2012 of 2013 zijn genomen.

Welke Ziektewetuitkeringen?

Niet alle Ziektewetuitkeringen beïnvloeden de premiecomponent ZW-lasten van de gedifferentieerde premie (11). En niet alle Ziektewetuitkeringen behoeven door de werkgever die eigenrisicodrager zijn zelf te worden betaald (12). De uitkeringen die relevant zijn, zijn de Ziektewetuitkeringen van:

  • degene die verzekerd is op grond van een fictieve dienstbetrekking (13);
  • degene die op grond van nawerking van de Ziektewet is verzekerd (14), dat wil zeggen degene die ziek wordt binnen vier weken na het eindigen van de verzekering (15) en die op dat moment niet reeds uit andere hoofde verzekerd is;
  • de werknemer waarvan de dienstbetrekking eindigt binnen de eerste 104 weken (16). 
De werkgever heeft dus wel een belang bij het maken van bezwaar tegen beslissingen tot toekenning of beëindiging van deze Ziektewetuitkeringen. De Ziektewetuitkeringen die niet relevant zijn voor de hoogte van de premiecomponent ZW-lasten van de gedifferentieerde premie c.q. die niet behoeven te worden betaald door de werkgever die eigenrisicodrager is zijn daarmee de Ziektewetuitkeringen van:
  • de zieke werkloze (17);
  • de werknemer die ziek is als gevolg van orgaandonatie (18);
  • de werkneemster die recht heeft op een Ziektewetuitkering omdat haar ziekte zijn oorzaak vindt in zwangerschap of bevalling (19);
  • de "arbeidsgehandicapte werknemer” (werknemer met een structurele functionele beperking) voor wie de zogenaamde "no riskpolis” geldt (20);
  • de oudere langdurig werkloze werknemer (21).

De werkgever heeft dus geen (uit de gedifferentieerde premie of het eigenrisicodragen voortvloeiend) belang bij het maken van bezwaar tegen beslissingen tot toekenning of beëindiging van deze Ziektewetuitkeringen.

Er kunnen zich gevallen voordoen waarin de eerste arbeidsongeschiktheidsdag valt binnen de periode van nawerking (vier weken na het eindigen van de verzekering, dat wil zeggen vier weken na het eindigen van de dienstbetrekking), maar waarbij de werknemer recht zou hebben gehad op een WW-uitkering. In dat geval is de Ziektewetuitkering van deze werknemer alleen nietvoor de werkgever van belang als de werknemer voor de eerste dag van arbeidsongeschiktheid ook echt een WW-uitkering heeft ontvangen (22). Het bestaan van een (niet uitgeoefend) recht op WW-uitkering is dus niet voldoende. Wel zou de werkgever kunnen proberen te bevorderen dat alsnog met terugwerkende kracht een WW-uitkering aan de werknemer wordt toegekend, in welk geval de Ziektewetuitkering alsnog niet voor rekening van de werkgever zou moeten komen.

Tijdstip van toekenning van de Ziektewetuitkering

Ziektewetuitkeringen die zijn toegekend vóór 1 januari 2012 zijn niet van invloed op de hoogte van de premiecomponent ZW-lasten van de gedifferentieerde premie (23). Werkgevers hebben geen belang om bezwaar te maken tegen beslissingen tot toekenning of beëindiging van deze Ziektewetuitkeringen. Met "toekenning” is de datum van ingang van de Ziektewetuitkering bedoeld (24). Let op: ten aanzien van de werknemer die ziek wordt tijdens een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd en waarvan de arbeidsovereenkomst daarna niet wordt voortgezet, is de datum van ingang van de uitkering niet gelijk aan de eerste arbeidsongeschiktheidsdag. De datum van toekenning van de Ziektewetuitkering, zijnde de datum van ingang van de Ziektewetuitkering, is dan de eerste dag na het einde van de dienstbetrekking. Als die datum vóór 1 januari 2012 ligt heeft de werkgever geen belang om bezwaar te maken tegen beslissing tot toekenning of beëindiging van deze Ziektewetuitkering.

Omvang van het belang in 2014

De hoogte van de premiecomponent ZW-lasten van de gedifferentieerde premie van 2014 wordt bepaald door de premies die naar verwachting in 2014 ten laste van de Werkhervattingskas komen (25). De vóór 1 januari 2012 ingegane Ziektewetuitkeringen komen weliswaar niet ten laste van de Werkhervattingskas maar ten laste van het sectorfonds (26) maar de uitkeringen die in 2014 ten laste van de Werkhervattingskas komen zullen als regel juist in of na 2012 zijn toegekend. Desondanks is de premiecomponent ZW-lasten van de gedifferentieerde premie van 2014 die de werkgever in 2014 moet betalen naar verwachting lager dan in 2015. Dat komt omdat voor de berekening van de toeslag of de korting (die uiteindelijk de premiedifferentiatie bepalen) uit wordt gegaan van een vergelijking (27) van het individuele werkgeversrisicopercentage (28) met het gemiddelde werkgeversrisicopercentage (29) terwijl deze beide werkgeversrisicopercentages worden berekend op basis van de ZW-lasten van 2012, waarbij de vóór 1 januari toegekende (= ingegane) uitkeringen niet meetellen (30). Dat betekent dat voor de werkgever met een bovengemiddeld werkgeversrisicopercentage (hoog risico) de verhoging van de premiecomponent ZW-lasten van de gedifferentieerde premie in 2014 waarschijnlijk lager uitvalt dan in 2015 en tevens dat voor de werkgever met een benedengemiddeld werkgeversrisicopercentage (laag risico) de verlaging van de premiecomponent ZW-lasten van de gedifferentieerde premie waarschijnlijk lager uitvalt dan in 2015. De mate van premiedifferentiatie is aldus in 2014 lager dan in 2015.

Hierbij dient overigens nog opgemerkt te worden dat de toeslag en de korting nog worden vermenigvuldigd met een correctiefactor en dat nog moet worden afgewacht welke invloed die correctiefactor op de toeslag of de korting heeft.

Welk bezwaar

Van groot belang is dat werkgevers die door middel van bezwaar willen voorkomen dat voor hen ten onrechte kosten ontstaan als gevolg van Ziektewetuitkeringen van ex-werknemers bezwaar maken tegen de juiste beslissing.
 
Toekenning of toerekening?
Allereerst dient de werkgever na te gaan of het bezwaar zich richt tegen het feit dat recht op Ziektewetuitkering is aangenomen dan wel tegen het feit dat deze Ziektewetuitkering voor rekening van de werkgever komt. 

In het eerste geval dient bezwaar te worden gemaakt tegen de beslissing over de Ziektewetuitkering die leidt tot de betaling van de Ziektewetuitkering. Dat kan zowel de beslissing zijn waarbij de Ziektewetuitkering wordt toegekend als de beslissing waarbij de Ziektewetuitkering wordt beëindigd (zie hierna). 

In het tweede geval dient bezwaar te worden gemaakt tegen de beslissing van de belastingdienst tot vaststelling van de gedifferentieerde premie voor elk kalenderjaar waarin de Ziektewetuitkering in aanmerking is genomen voor de berekening van de hoogte van de premiecomponent ZW-lasten. Is de werkgever eigenrisicodrager en richt het bezwaar van de werkgever zich tegen het feit dat de Ziektewetuitkering voor rekening van de werkgever komt, dan dient de werkgever bezwaar te maken tegen de (zo nodig door de werkgever uit te lokken) beslissing van het UWV die inhoudt dat de werkgever de Ziektewetuitkering als eigenrisicodrager moet betalen. Indien de werkgever die eigenrisicodrager is de Ziektewetuitkering niet betaalt en het UWV van mening is dat de werkgever dat wel dient te doen, dan zal het UWV de werknemer de Ziektewetuitkering betalen en het bedrag daarvan (inclusief de werkgeverslasten) op de werkgever verhalen (31). Als de werkgever in dat geval geen bezwaar gemaakt heeft tegen de beslissing van het UWV dat de Ziektewetuitkering voor rekening van de werkgever komt, dan kan het UWV de werkgever in de procedure betreffende het verhaal tegenwerpen dat de beslissing dat de werkgever de Ziektewetuitkering zelf moet betalen bij gebrek aan tijdig bezwaar formele rechtskracht heeft gekregen.

Vragen die aan de orde dienen te worden gesteld in het kader van bezwaar tegen de beslissing tot toekenning (of intrekking) van de Ziektewetuitkering zijn de volgende:
  • Is terecht aangenomen dat de werknemer ziek was voor het verrichten van zijn arbeid?
  • Is de eerste dag van arbeidsongeschiktheid juist vastgesteld?

Vragen die aan de orde dienen te worden gesteld in het kader van bezwaar tegen de beslissing tot vaststelling van de hoogte van de gedifferentieerde premie c.q. in het kader van bezwaar tegen de beslissing dat een werkgever een Ziektewetuitkering als eigenrisicodrager zelf moet betalen (derhalve de toerekening van de Ziektewetuitkering aan de werkgever) zijn de volgende:

  • Is terecht aangenomen dat de vastgestelde eerste dag van arbeidsongeschiktheid valt binnen het dienstverband van de werknemer of binnen vier weken daarna?
  • Is terecht aangenomen:
    • dat sprake is van een Ziektewetuitkering als bedoeld in artikel 29 lid 2 onder a, b of c van de Ziektewet (respectievelijk: fictieve dienstbetrekking, nawerking en eindigen van de dienstbetrekking in eerste 104 weken van ziekte), in welk geval de Ziektewetuitkering voor rekening van de werkgever komt; of
    • had moeten worden aangenomen dat sprake is van een Ziektewetuitkering als bedoeld in artikel 29 lid 2 onder d, e, f of g van de Ziektewet (respectievelijk: zieke werkloze, orgaandonatie, zwangerschaps- of bevallingsgerelateerde arbeidsongeschiktheid, arbeidsgehandicapte werknemer of langdurig werkloze werknemer), in welk geval de Ziektewetuitkering niet voor rekening van de werkgever komt?

In de wet is bepaald dat het bezwaar of beroep van de werkgever tegen de beslissing tot vaststelling van de hoogte van de gedifferentieerde premie dan wel tegen de beslissing dat de werkgever de Ziektewetuitkering als eigenrisicodrager zelf moet betalen, niet gegrond kan zijn op de klacht dat de Ziektewetuitkering ten onrechte of tot een te hoog bedrag is vastgesteld (32). Die klacht moet de werkgever dan in bezwaar naar voren brengen in een procedure tegen een beslissing inzake de Ziektewetuitkering zelf.

Bij de vaststelling van de hoogte van de premiecomponent ZW-lasten van de gedifferentieerde premie voor 2014 worden de in 2012 uitbetaalde Ziektewetuitkeringen in aanmerking genomen, voor zover die in 2012 zijn ingegaan. Tegen die beslissingen heeft de werkgever echter nooit bezwaar kunnen maken. Daarom is het UWV nu doende om werkgevers alsnog in de gelegenheid te stellen om bezwaar te maken (zie hierna). Bij de invoering van de premiedifferentiatie in de WAO in 1998 was het eveneens zo dat bij de vaststelling van de gedifferentieerde premie in aanmerking werden genomen, waartegen de werkgever niet eerder bezwaar heeft kunnen maken. Met een beroep op het recht op een eerlijk proces (33) heeft de Centrale Raad van Beroep toen bepaald dat de bepaling (34) die verbood om bij de vaststelling van de hoogte van de gedifferentieerde premie nog te klagen over het recht op, of de hoogte van de uitkering die tot verhoging van de premie leidt, buiten toepassing moest worden gelaten (35). De Centrale Raad van Beroep heeft daarbij toen uitdrukkelijk in aanmerking genomen dat destijds geen voorziening was getroffen om alsnog in rechte te kunnen opkomen tegen eerder genomen besluiten die bepalend zijn voor de hoogte van de gedifferentieerde premie maar waartegen destijds geen bezwaar mogelijk was. Nu thans ten aanzien van de Ziektewetuitkeringen door het UWV wel de gelegenheid wordt geboden om alsnog bezwaar te maken tegen deze besluiten, dient er rekening mee te worden gehouden dat de belastingrechter een bezwaar tegen de beslissing tot vaststelling van de gedifferentieerde premie dat gegrond is op de klacht dat de onderliggende Ziektewetuitkering ten onrechte of te hoog is vastgesteld, ongegrond zal verklaren. Hetzelfde geldt voor de Centrale Raad van Beroep als deze moet oordelen over bezwaar tegen een beslissing dat de werkgever een Ziektewetuitkering als eigenrisicodrager zelf moet betalen.

Als de werkgever succes heeft met zijn bezwaar tegen de beslissing inzake de Ziektewetuitkering leidt dat overigens nog niet automatisch ook tot herziening van de beslissing tot vaststelling van de hoogte van de premiecomponent ZW-lasten van de gedifferentieerde premie van 2014 (36) en zelfs niet tot intrekking van de Ziektewetuitkering met terugwerkende kracht (37). De intrekking of herziening van de Ziektewetuitkering als gevolg van het bezwaar of beroep van de werkgever leidt tot een verlaging van de premiecomponent ZW-lasten van de gedifferentieerde premie in het jaar van de intrekking of herziening van de uitkering door voor dat kalenderjaar een negatief uitkeringsbedrag in aanmerking te nemen gelijk aan het bedrag van de ingetrokken of herziene uitkering (38). De gedifferentieerde premie wordt dan in dat kalenderjaar lager vastgesteld (en kan zelfs negatief worden). Vastgestelde premies over eerdere kalenderjaren worden dus niet herzien, maar gecompenseerd met een lagere premie over het kalenderjaar waarin de intrekking of herziening plaatsvindt. In een geval waarin de werkgever deze compensatie in het latere kalenderjaar niet meer zou kunnen krijgen, heeft de Centrale Raad van Beroep (39) geoordeeld dat de werkgever dan de mogelijkheid heeft om schadevergoeding te vorderen (40). In het betreffende geval werd de compensatie verhinderd door de afschaffing van de premiedifferentiatie in de WAO voor kleine werkgevers in 2003, maar denkbaar is ook dat de compensatie verhinderd wordt doordat de werkgever inmiddels geen loonsom meer heeft (of een veel kleinere loonsom, waardoor de compensatie in de vorm van een lagere premie veel minder oplevert?) of doordat de werkgever inmiddels eigenrisicodrager is geworden.

De werkgever die eigenrisicodrager is krijgt van het UWV schadevergoeding ter zake van het bedrag van de ingetrokken of herziene uitkering (41).

Toekenning of beëindiging?
Indien is vastgesteld dat bezwaar moet worden gemaakt tegen een beslissing betreffende het recht op Ziektewetuitkering (en niet tegen een beslissing betreffende de toerekening van die uitkering aan de werkgever), is nog de vraag tegen welke beslissing bezwaar moet worden gemaakt. 

In eerste instantie zal de aandacht uitgaan naar de beslissing tot toekenning van de Ziektewetuitkering. Binnen dat kader kunnen echter alleen grieven worden aangevoerd die zien op het bestaan van het recht op Ziektewetuitkering op de dag van ingang van de uitkering. Per saldo zal het dan gaan om de vraag of de werknemer ziek was op de dag van ingang van de uitkering en over de vraag of de eerste dag van arbeidsongeschiktheid juist is vastgesteld. Vragen met betrekking tot de Ziektewetuitkering na de dag van ingang van de uitkering vallen buiten het bereik van de toekenningsbeslissing en klachten daarover kunnen daarom niet met succes naar voren worden gebracht binnen het kader van bezwaar tegen de beslissing tot toekenning van de Ziektewetuitkering. Indien de werknemer op de laatste dag van de dienstbetrekking ziek was, zal het dan ook doorgaans weinig zin hebben om bezwaar te maken tegen de beslissing om aan die werknemer per de daarop volgende dag een Ziektewetuitkering toe te kennen.

  • Maar er zijn veel vragen die voor de werkgever relevant zijn die pas een rol spelen na de toekenning van de Ziektewetuitkering, bijvoorbeeld:
  • Heeft het UWV tijdig tussentijdse keuringen gedaan?
  • Zijn de tussentijdse keuringen door het UWV op adequate wijze uitgevoerd? Vragen die hierbij aan de orde kunnen komen zijn:
    • door wie de controle moet worden uitgevoerd (door een verzekeringsarts of (ook) door een lekencontroleur)?
    • op welke wijze de controle moet worden uitgevoerd (door middel van spreekuurcontact of (ook) telefonisch of door middel van een vragenlijst)?
    • was het noodzakelijk informatie op te vragen bij de behandelende artsen (en zo ja, is dat dan ook gebeurd)?
  • Heeft het UWV voldoende re-integratie-inspanningen gepleegd? Is daarbij voldaan aan de eisen van de Regeling procesgang eerste en tweede ziektejaar voor vangnetters zonder werkgever (42)?
  • Is juist vastgesteld tot welke arbeid de werknemer nog wel in staat was?

In het kader van de gedifferentieerde WAO-premie heeft de Centrale Raad van Beroep meerdere malen geoordeeld dat de werkgever onder meer recht heeft op een motivering ten aanzien van de tijdigheid van tussentijdse keuringen en de re-integratie-inspanningen van het UWV (43), zij het dat de Centrale Raad van Beroep ten aanzien van de re-integratie-inspanningen van het UWV ook wel eens heeft geoordeeld dat die inspanningen niet van belang zijn voor de mate van arbeidsongeschiktheid maar op het benutten van de restcapaciteit van de werknemer (44). 

Voor wat betreft de adequaatheid van de tussentijdse keuringen is van belang dat de kwaliteitseisen die het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten stelt aan het verzekeringsgeneeskundig onderzoek (45) en het arbeidsdeskundig onderzoek van het UWV in 2012 en 2013 nog niet golden voor de Ziektewet (46). Die kwaliteitseisen gaan overigens wel gelden voor werknemers bij wie na 52 weken ziekte al een arbeidsongeschiktheidsbeoordeling op basis van de WIA-normen (dat wil zeggen: geen beoordeling van de ongeschiktheid voor de eigen arbeid, maar beoordeling van de ongeschiktheid om met algemeen geaccepteerde arbeid tenminste 65% van het maatmanloon te verdienen) zal plaatsvinden. De eerste werknemers voor wie dat geldt zijn werknemers die op of na 1 januari 2013 ziek zijn geworden.

Als de werkgever dit soort klachten naar voren wenst te brengen, dient dat te gebeuren in het kader van bezwaar tegen een besluit dat is genomen na het besluit tot toekenning van de Ziektewetuitkering. Aangezien wijzigingen in de mate van arbeidsongeschiktheid in de praktijk niet leiden tot een besluit omtrent het recht op Ziektewetuitkering (in dat geval wordt de Ziektewetuitkering eenvoudigweg verlaagd) is er de facto maar één besluit waartegen werkgevers bezwaar kunnen maken teneinde deze klachten naar voren te brengen en dat is het besluit tot intrekking van de Ziektewetuitkering. Dat betekent ook dat deze klachten vaak pas een hele tijd later (maximaal 104 weken na de eerste arbeidsongeschiktheidsdag) aan de rechter kunnen worden voorgelegd. Ook hier kan worden betoogd dat sprake is van strijd met het recht op een eerlijk proces wegens het ontbreken van (tijdige) toegang tot de rechter (47) c.q. het ontbreken van een effectief rechtsmiddel (48). Wellicht zou de werkgever bij het UWV een tussentijdse beslissing kunnen uitlokken omtrent het recht op Ziektewetuitkering na de toekenning, door te vragen om intrekking van de uitkering, maar die mogelijkheid heeft de werkgever in elk geval niet meer met terugwerkende kracht voor het jaar 2012.

Overigens is het UWV niet gehouden om schriftelijke besluiten te nemen ter zake van de toekenning van de Ziektewetuitkering en in het geval van spontane werkhervatting ook niet ter zake van de intrekking van de Ziektewetuitkering (49), maar het UWV stelt zelf dat desondanks steeds wel te doen. 

Procedure UWV

Het UWV is momenteel bezig met een actie (nazendactie ZW-flex 2012) waarbij aan werkgevers een brief wordt toegezonden indien in 2012 Ziektewetuitkeringen zijn toegekend aan ex-werknemers, die van invloed zouden zijn op de hoogte van de premiecomponent ZW-lasten van de gedifferentieerde premie. Werkgevers ontvangen een lijst waarop de betreffende werknemers zijn aangeduid met hun BSN-nummer, onder vermelding van de eerste arbeidsongeschiktheidsdag en de begindatum van de uitkering. De werkgevers worden daarbij in de gelegenheid gesteld om aan te geven van welke werknemers zij een kopie van de beslissingen omtrent het recht op dan wel de hoogte of duur van de Ziektewetuitkering, wensen te ontvangen. Het UWV zendt deze beslissingen vervolgens aan de werkgever toe, waarna de werkgever de gelegenheid heeft om alsnog bezwaar te maken.

Het UWV zendt geen beslissingen aan de werkgever toe indien deze medische gegevens bevatten. Voor dat geval dient de werkgever een gemachtigde aan te wijzen die arts of advocaat is of een andere gemachtigde die bijzondere toestemming van het UWV kan krijgen om de medische gegevens van de werknemer in te zien (zie hierna). Het UWV gaat ervan uit dat de beslissing tot beëindiging van de Ziektewetuitkering (door het UWV aangeduid als: "beslissing van arbeidsgeschiktheid”) medische gegevens bevat, hoewel dat meestal niet het geval is. De werkgever kan daarom met behulp van een formulier aangeven welke arts of professionele rechtshulpverlener door hem gemachtigd wordt om kennis te nemen van de medische gegevens van de werknemer en aan wie het UWV daarom beslissingen tot beëindiging van Ziektewetuitkeringen kan toezenden.

Let op: de bezwaartermijn bedraagt in beginsel zes weken (50), maar er geldt een termijn van twee weken als het een geschil van geneeskundige aard betreft over het al dan niet bestaan of voortbestaan van de ongeschiktheid tot werken (51). Voor de beslissing tot toekenning van de Ziektewetuitkering geldt daardoor een bezwaartermijn van zes weken maar voor de beslissing tot beëindiging van de Ziektewetuitkering  een termijn van slechts twee weken!

Zodra het UWV de nazendactie ZW-flex 2012 heeft afgerond, zal het UWV overigens nog soortgelijke nazendacties ondernemen ten aanzien van achtereenvolgens de in 2012 toegekende WGA-uitkeringen die van belang zijn voor de premiecomponent WGA-lasten flexibele dienstbetrekkingen van de gedifferentieerde premie en ten aanzien van de in 2013 toegekende Ziektewetuitkeringen. De WGA-uitkeringen die in 2013 zijn toegekend en die van belang zijn voor de premiecomponent WGA-lasten flexibele dienstbetrekkingen van de gedifferentieerde premie worden sinds 1 januari 2013 al direct aan de werkgever toegezonden.

Verloop bezwaarprocedure

Indien de werkgever bezwaar maakt tegen een beslissing van het UWV waaraan een beoordeling van medische gegevens van de werknemer ten grondslag ligt, geldt de in de wet opgenomen regeling ter zake van medische besluiten (52). Deze regeling houdt in dat stukken die medische gegevens bevatten zonder schriftelijke toestemming van de werknemer niet aan de werkgever worden toegezonden (53). Het UWV moet de werknemer daarom eerst vragen of deze toestemming verleent voor inzage van de medische stukken door de werkgever. Indien de werknemer dat niet doet, worden de medische stukken uitsluitend toegezonden aan een door de werkgever aangewezen gemachtigde, die advocaat of arts is dan wel die daarvoor bijzondere toestemming van het UWV heeft gekregen (54). Deze laatste regeling maakt het mogelijk dat andere rechtshulpverleners dan advocaten inzage in de medische stukken krijgen. De gemachtigde van de werkgever die aldus kennisneemt van de medische stukken heeft op grond van de wet een geheimhoudingsverplichting ter zake van de medische gegevens (55). Dit recht op inzage van de medische stukken door middel van de gemachtigde geldt overigens ook al bij de voorbereiding van de besluiten inzake de Ziektewetuitkering door het UWV (56). Schending van de geheimhoudingsverplichting door de arts of rechtshulpverlener is een strafbaar feit (57), aangezien opzettelijke schending van een uit hoofde van een beroep dan wel een wettelijk voorschrift te bewaren geheim bedreigd wordt met een gevangenisstraf van een jaar of geldboete van de vierde categorie (58).

Het medisch tuchtrecht verbiedt overigens de bedrijfsarts om als arts-gemachtigde van de werkgever op te treden, omdat bij de bedrijfsgeneeskundige begeleiding iedere schijn van partijdigheid van de bedrijfsarts moet worden vermeden (59).

Conclusie

Indien het UWV werkgevers aanschrijft met de mogelijkheid om beslissingen inzake de Ziektewetuitkeringen van ex-werknemers op te vragen met het oog op de mogelijkheid om daartegen vervolgens bezwaar te maken, doen werkgevers er goed aan die beslissingen in elk geval op te vragen. Indien de beslissingen vervolgens worden ontvangen kan het belang bij het indienen van een bezwaarschrift beter worden beoordeeld, dan uitsluitend aan de hand van de brief die het UWV de werkgevers toestuurt. Indien het UWV niet alleen de beslissing tot toekenning van de Ziektewetuitkering toestuurt maar ook de beslissing tot beëindiging daarvan, kan de werkgever zien hoe lang de Ziektewetuitkering heeft gelopen. De werkgever kan dan beoordelen of het bedrag van de Ziektewetuitkering het indienen van een bezwaarschrift rechtvaardigt, met het oog op de gevolgen voor de hoogte van de premiecomponent ZW-lasten van de gedifferentieerde premie dan wel met het oog op het feit dat deze uitkering als eigenrisicodrager zelf moet worden betaald. Indien alleen een beslissing tot toekenning van de Ziektewetuitkering wordt ontvangen maar geen beslissing tot beëindiging daarvan, zou het bedrag van de in aanmerking te nemen Ziektewetuitkering volgens het UWV te zien moeten zijn op de "Verzuimmelder” in het werkgeversportaal op de website van het UWV. Daarvoor moet de werkgever zich dan wel eerst bij het UWV hebben aangemeld.

Met de informatie die aldus is verkregen kan de werkgever het belang beoordelen dat is gediend met het maken van bezwaar tegen de beslissingen inzake Ziektewetuitkeringen, dan wel het belang bij het maken van bezwaar tegen beslissingen inzake van de toerekening van die uitkering aan de werkgever. Bovenstaande informatie strekt er toe vast te stellen wanneer de werkgever belang heeft bij het maken van bezwaar en hoe groot dat belang dan is.

De ervaring met het instellen van bezwaar en beroep tegen beslissingen inzake de toekenning van WAO-uitkeringen en WGA-uitkeringen aan ex-werknemers toont aan dat het zeer zeker de moeite loont om de juistheid van de beslissingen van het UWV in bezwaar te toetsen. De kans van slagen van dat bezwaar in een concreet geval kan echter pas worden beoordeeld als eerst bezwaar is gemaakt en vervolgens de stukken (waaronder de medische stukken) van het UWV zijn ontvangen en zijn beoordeeld (voor wat betreft de medische stukken: door een verzekeringsarts).

Ons kantoor beschikt op dit gebied over unieke deskundigheid, aangezien wij als geen ander en al sinds 1998 uitgebreide ervaring hebben opgedaan met bezwaar en beroep tegen beslissingen inzake de toekenning van WAO-uitkeringen en WGA-uitkeringen aan ex-werknemers. Deze ervaring en deskundigheid stellen wij graag ook aan u ter beschikking. Desgewenst kan dat op basis van een vaste prijsafspraak: de "WGA-scan”. Deze kan desgewenst ook worden ingezet voor het toetsen van beslissingen inzake de toekenning van Ziektewetuitkeringen aan ex werknemers.

Tilburg, 14 augustus 2013

mr. J.P.M. van Zijl.

(1)        Artikel 117b Wet financiering sociale verzekeringen jo. artikel 2.6 Besluit Wfsv.
(2)        Artikel 2.6 lid 3 Besluit Wfsv jo. artikel 2.10 Besluit Wfsv.
(3)        Artikel 2.5 lid 1 onder b Besluit Wfsv.
(4)        Artikel 2.6 lid 4 Besluit Wfsv.
(5)        Artikel 2.5 lid 1 onder d Besluit Wfsv.
(6)        Artikel 2.5 lid 1 onder c Besluit Wfsv.
(7)        Artikel 2.6 lid 5 Besluit Wfsv.
(8)        Artikel 2.7 lid 2 Besluit Wfsv.
(9)        Artikel 63b lid 1 Ziektewet.
(10)      Artikel 117b lid 3 onder g Wet financiering sociale verzekeringen.
(11)      Artikel 117b lid 1 onder b Wet financiering sociale verzekeringen.
(12)      Artikel 63a lid 3 Ziektewet.
(13)      Artikel 29 lid 2 onder a Ziektewet.
(14)      Artikel 29 lid 2 onder b Ziektewet.
(15)      Artikel 46 Ziektewet.
(16)      Artikel 29 lid 2 onder c Ziektewet.
(17)      Artikel 29 lid 2 onder d Ziektewet.
(18)      Artikel 29 lid 2 onder e Ziektewet.
(19)      Artikel 29 lid 2 onder f Ziektewet jo. artikel 29a van de Ziektewet.
(20)      Artikel 29 lid 2 onder g Ziektewet jo. artikel 29b van de Ziektewet. Voor een nadere aanduiding van de werknemers voor wie de no riskpolis geldt verwijs ik naar de tekst van artikel 29b Ziektewet.
(21)      Artikel 29 lid 2 onder g Ziektewet jo. artikel 29d van de Ziektewet.
(22)      Artikel 29 lid 2 onder d Ziektewet jo. artikel 7 Ziektewet.
(23)      Artikel 2.1 onder f Besluit Wfsv jo. artikel 2.1a Besluit Wfsv.
(24)      Toelichting op het Besluit van 13 oktober 2012 tot wijziging van het Besluit Wfsv in verband met de vaststelling van de premie voor de sectorfondsen en de Werkhervattingskas vanaf 2013 en wijziging van het Besluit SUWI in verband met de re-integratieverantwoordelijkheid van de eigenrisicodrager, Staatsblad 2012, 494: "Vanaf 1 januari 2012 registreert UWV deze lasten van flexwerkers op werkgeversniveau, waardoor individuele doorbelasting mogelijk is gemaakt. De uitkeringen met ingangsdatum voorafgaand aan 1 januari 2012 worden niet in de premiedifferentiatie via de Werkhervattingskas vanaf 2014 meegenomen.”
(25)      Artikel 2.8 lid 3 Besluit Wfsv
(26)      Artikel 2.1 onder f Besluit Wfsv jo. artikel 2.1a Besluit Wfsv
(27)      Artikel 2.13 lid 1 Besluit Wfsv
(28)      Artikel 2.13 lid 2 Besluit Wfsv
(29)      Artikel 2.13 lid 3 Besluit Wfsv
(30)      Artikel 2.5 lid 1 onder i Besluit Wfsv jo. artikel 117b lid 1 onder b Wfsv jo. artikel 2.1a Besluit Wfsv
(31)      Artikel 63a lid 3 Ziektewet.
(32)      Artikel 73b Ziektewet.
(33)      Als beschermd door artikel 6 van het Europees verdrag voor de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM).
(34)      Artikel 87e WAO.
(35)      Centrale Raad van Beroep 20 juli 2001, ECLI:NL:CRVB:2001:AB2858 en AB2859.
(36)      Artikel 2.18 Besluit Wfsv.
(37)      Artikel 30b Ziektewet.
(38)      Artikel 2.18 Besluit Wfsv.
(39)      Centrale Raad van Beroep 11 november 2004, ECLI:NL:CRVB:2004:AR6372.
(40)      De Centrale Raad van Beroep verwijst naar artikel 8:73 van de Algemene wet bestuursrecht voor de mogelijkheid schadevergoeding bij de bestuursrechter te vorderen, maar denkbaar is ook de mogelijkheid om schadevergoeding bij de civiele rechter te vorderen.
(41)      Artikel 63a lid 7 Ziektewet.
(42)      Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 13 juli 2007, nr. SV/WV/07/24387, houdende regels omtrent de verdere activering van zieke werknemers zonder werkgever door middel van het vastleggen van een procesgang met betrekking tot de inschakeling in het arbeidsproces in het eerste en tweede ziektejaar, Staatscourant 2007, 140 (wijzigingen: Staatscourant 2012, 23827 en Staatscourant 2013, 14933).
(43)      Centrale Raad van Beroep 18 maart 2004, ECLI:NL:CRVB:2004:AO6390; Centrale Raad van Beroep 14 oktober 2004, ECLI:NL:CRVB:AR4793; Centrale Raad van Beroep 14 februari 2005, ECLI:NL:CRVB:2005:AT3109.
(44)      Centrale Raad van Beroep 14 februari 2005, ECLI:NL:CRVB:2005:AT3109.
(45)      Artikel 4 Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten.
(46)      Artikel 2 lid 1 Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten.
(47)      Strijd met artikel 6 EVRM.
(48)      Strijd met artikel 13 EVRM.
(49)      Artikel 52c Ziektewet.
(50)      Artikel 6:7 Algemene wet bestuursrecht.
(51)      Artikel 75j Ziektewet.
(52)      Artikel 75-75g Ziektewet.
(53)      Artikel 75a Ziektewet.
(54)      Artikel 75b lid 1 Ziektewet.
(55)      Artikel 75b lid 1 Ziektewet.
(56)      Artikel 75b lid 2 Ziektewet.
(57)      CRvB 14 oktober 2003, ECLI:NL:CRVB:2003:AN7978 en 1 februari 2004, USZ 2004/174.
(58)      Artikel 272 van het Wetboek van Strafrecht.
(59)      Uitspraak Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle d.d. 1 februari 2007.