Een werknemer meldt zich op 16 juli 2007 ziek voor zijn werk als
vrachtwagenchauffeur. Als de werknemer na twee jaar een WIA-uitkering
aanvraagt, legt het UWV aan de werkgever een loonsanctie op, omdat de
werkgever te weinig re-integratie-inspanningen zou hebben verricht. De
werkgever zou te lang gewacht hebben met het starten van een zogenaamd
"tweede spoor traject" (gericht op re-integratie bij een andere
werkgever). De werkgever verweert zich met de stelling dat de werknemer
de beperkingen die hij aan het einde van de wachttijd voor de WIA had,
al had toen hij ziek werd en dat dat betekent dat de werknemer gedurende
de wachttijd van twee jaar niet in staat was om reguliere arbeid te
verrichten, zodat de werkgever geen re-integratie-inspanningen behoefde
te verrichten. De werknemer werkte aan het einde van de wachttijd op
basis van een WSW-stageplaats bij een werkvoorzieningschap.
Het komt tot een procedure in beroep bij de rechtbank. Die stelt voorop
dat de loonsanctie (verlenging van de loondoorbetalingsverplichting
tijdens ziekte) tot doel moet hebben dat de werkgever zijn
tekortkomingen op het gebied van de re-integratie kan herstellen. Uit de
wets-geschiedenis blijkt dat het UWV geen loonsanctie kan opleggen als
herstel niet mogelijk is. De rechtbank stelt vast dat de werknemer aan
het einde van de wachttijd geen reële mogelijkheden had om op de normale
arbeidsmarkt te werken en daardoor niet re-integreerbaar was. Het UWV
heeft in dat licht onvoldoende gemotiveerd waarom de werkgever zijn
tekortko-mingen kon herstellen. Omdat de werknemer uiteindelijk een
WSW-indicatie heeft gekregen, doet de rechtbank de zaak zelf af en
vernietigt de loonsanctie.
Rechtbank Haarlem 21 april 2011, www.rechtspraak.nl, ljn: BR1488
Het blijkt in de praktijk uiterst moeilijk om opgelegde loonsancties
bij de rechter aan te vechten. Met name stelt de Centrale Raad van
Beroep zich vrijwel op aan de zijde van het UWV. Daarom is het goed dat
de rechtbank vasthoudt aan het uitgangspunt van de wet dat het bij een
loonsanctie moet (kunnen) gaan om het herstellen van eerdere
tekortkomingen in de re-integratie.