Bij een werkgever is een werknemer in dienst als voorbewerker/spuiter.
Op 24 augustus 2003, kort na zijn indiensttreding, valt de werknemer
arbeidsongeschikt uit met psychische klachten en
verslavingsproblematiek. Per 23 augustus 2004 kent het UWV een volledige
WAO-uitkering aan de werknemer toe. De werkgever laat na bezwaar te
maken tegen het besluit van het UWV tot toekenning van de uitkering. Op
28 april 2005 besluit het UWV de mate van arbeidsongeschiktheid
ongewijzigd op 80-100% vast te stellen. De werkgever maakt daartegen
bezwaar en stelt vervolgens beroep bij de rechtbank in, maar trekt dat
beroep uiteindelijk in.
Op verzoek van de werkgever deelt het UWV bij brief van 28 januari 2008
mede dat na beide bovengenoemde besluiten, geen besluiten over de
WAO-uitkering meer zijn genomen. De werkgever maakt daartegen bezwaar,
maar het UWV verklaart de werkgever daarin niet-ontvankelijk, omdat de
brief volgens het UWV geen besluit is waartegen bezwaar open staat, maar
slechts een mededeling van informatieve aard. Beroep van de werkgever
bij de rechtbank wordt ongegrond verklaard. De rechtbank overweegt
daarbij dat het UWV terecht heeft gesteld dat de werkgever geen verzoek
heeft gedaan om wegens gewijzigde omstandigheden een nieuw besluit te
nemen. De werkgever stelt hoger beroep in bij de Centrale Raad van
Beroep. Gaandeweg het hoger beroep herziet het UWV het oordeel dat de
werkgever geen verzoek heeft gedaan om een nieuw besluit te nemen. Het
UWV doet alsnog een herbeoordeling van de arbeidsongeschiktheid van de
werknemer, maar acht deze onverminderd volledig arbeidsongeschikt.
De werkgever is van mening dat het UWV, juist ten opzichte van hem als
eigenrisicodrager, verplicht was om tussen 2004 en 2009 voor wat betreft
de arbeidsongeschiktheid van de werknemer de vinger beter aan de pols
te houden, aangezien de mogelijkheid bestaat dat er tussen de
beoordelingen door perioden zijn geweest waarin de werknemer niet of
minder ar-beidsongeschikt was. Volgens de Centrale Raad van Beroep zijn
daar echter geen aanwijzingen voor en had de werkgever daarop zelf
invloed kunnen en moeten uitoefenen door bij het UWV een gemotiveerd
verzoek in te dienen om een herbeoordeling te doen.
Centrale Raad van Beroep 8 juli 2011, www.rechtspraak.nl, LJN: BR1074
De Centrale Raad van Beroep heeft meer dan eens besloten dat
werkgevers het UWV om een herbeoordeling van de arbeidsongeschiktheid
van een werknemer kunnen vragen. Een gemotiveerd verzoek zou het UWV
daarom niet mogen afwijzen. Het is voor werkgevers van belang om het UWV
tijdig en regelmatig te vragen om herbeoordelingen te doen van de
arbeidsonge-schiktheid van (ex-) werknemers met een WGA-uitkering.
Zonder een dergelijk verzoek doet het UWV deze herbeoordelingen maar
zeer mondjesmaat en niet zelden worden daardoor WGA-uitkeringen
aanzienlijk langer ten laste van de werkgever gebracht, dan eigenlijk
het geval zou moeten zijn.