Moest de werkgever een werknemer hersteld melden, nadat hij zijn eigen
werk had hervat, maar door de bedrijfsarts nog 1% arbeidsongeschikt werd
geacht omdat de bedrijfsarts twijfelde aan de duurzaamheid van de
werkhervatting. Dat was de vraag waarover de kantonrechter te Lelystad
in kort geding moest oordelen, toen een werknemer vorderde dat de
werkgever hem met terugwerkende kracht tot 15 februari 2011 volledig
hersteld zou melden voor zijn eigen werk als orderpicker.
Wat was er aan de hand?
De werknemer was op 2 september 2009 voor dit werk uitgevallen wegens
een knieblessure. In december 2010 heeft hij zijn eigen werk voor 50%
hervat. Toen werd een opbouwschema opgesteld dat zou leiden tot
volledige werkhervatting, maar omdat de bedrijfsarts zich afvroeg of de
werknemer zijn eigen werkzaamheden langdurig zou kunnen volhouden, is
toen ook een zogenaamd "tweede spoort traject" (gericht op re-integratie
in passende arbeid in de onderneming van een andere werkgever) opgezet.
In februari 2011 wil de werkgever dat de werknemer dit traject blijft
volgen, maar de werknemer wil volledig tot zijn eigen werk worden
toegelaten. Dat conflict leidt tot een deskundigenoordeel van het UWV,
waarin de verzekeringsarts van het UWV als oordeel geeft dat de
werknemer per 15 februari 2011 zijn eigen werk weer kan doen. De
werkgever weigert echter om de werknemer beter te melden, omdat de
bedrijfsarts twijfel heeft over de duurzaamheid van de werkhervatting en
om die reden geadviseerd heeft de werknemer nog voor 1%
arbeidsongeschikt te achten. De werknemer stelt echter vanaf 11 maart
2011 full-time en klachtenvrij aan het werk te zijn, een productie te
maken die 20-50% boven de norm ligt, en dat hem zelfs gevraagd wordt om
over te werken. De werkgever wijst op het chronische karakter van de
knieklachten, waardoor er een historie is van opbouwen en uitvallen.
Wat besliste de kantonrechter?
De kantonrechter volgt het oordeel van de verzekeringsarts van het UWV.
Hoewel dit oordeel op zichzelf niet doorslaggevend is, biedt de
rapportage van de verzekeringsarts voldoende aanknopingspunten voor het
oordeel dat de werknemer met ingang van 15 februari 2011 volledig
arbeidsgeschikt is. De verzekeringsarts heeft overlegd met de
bedrijfsarts, de werknemer onderzocht en informatie ingewonnen bij de
huisarts. Via de huisarts zal de verzekeringsarts ook kennis hebben
genomen van de medische gegevens van behandelende specialisten. De
verzekeringsarts kende het oordeel van de bedrijfsarts over de
duurzaamheid van de werkher-vatting en heeft dat niet gevolgd. Voor de
kantonrechter is verder van belang dat de werkne-mer niet meer behandeld
wordt aan zijn knieklachten en dat hij na de volledige hervatting van
zijn werk ook niet meer is uitgevallen. De werkgever wordt daarom
veroordeeld de werkne-mer hersteld te melden.
Kantonrechter Lelystad 22 juli 2011, www.rechtspraak.nl, LJN: BR4713
Al dan niet volledige hersteldmelding na een werkhervatting is van
belang omdat bij het voortduren van de arbeidsongeschiktheid
(gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid daaronder begrepen) na 104 weken
het loon tijdens ziekte niet meer behoeft te worden doorbetaald. Dan
moet zo nodig een WIA-uitkering worden aangevraagd. De werkgever kan dan
ook om een ontslagvergunning vragen, als tenminste het herstel van de
werknemer niet binnen 26 weken te verwachten is en er binnen de
onderneming geen passende arbeid voor de werknemer voorhanden is. Als de
werknemer passende arbeid kan doen, wordt de arbeidsovereenkomst
voortgezet, maar heeft de werknemer alleen recht op het bij die passende
arbeid behorende loon. Indien de werknemer het werk gedeeltelijk hervat
en vervolgens opnieuw uitvalt, ontstaat geen nieuwe periode van 104
weken waarin de werkgever het loon tijdens ziekte moet doorbetalen, al
kan dat onder bepaalde omstandigheden toch weer wel het geval zijn. Bij
een volledige werkhervatting van tenminste vier weken, gevolgd door een
nieuwe uitval wegens ziekte, moet de werkgever echter wel weer eerst
gedurende 104 weken het loon tijdens ziekte doorbetalen. Van een
volledige werkhervatting is sprake als de werknemer zijn werk qua uren,
qua taken en qua belasting volledig verricht. In de praktijk komt het
voor dat de bedrijfsarts wel volledige werkhervatting adviseert maar nog
geen volledige hersteldmelding, omdat er twijfel bestaat of de
werknemer het werk kan volhouden en (ook na vier weken) niet toch weer
zal uitvallen. Dat leidt dan vaak tot het advies dat de werknemer 99%
arbeidsgeschikt is en 1% arbeidsongeschikt. Op grond van de wet is
echter slechts de volledige werkhervatting van belang. De kantonrechter
gaat niet in op de vraag of een 1% arbeidsongeschiktheid dan wel twijfel
aan de duurzaamheid van de werkhervatting voldoende is om een werknemer
nog (gedeeltelijk) arbeidsongeschikt te achten. In plaats daarvan
beoordeelt de kantonrechter slechts of het oordeel van de
verzekeringsarts van het UWV gevolgd kan worden en dat was het geval.
mr. J.P.M. (Joop) van Zijl.