Het UWV heeft de parameters
vastgesteld aan de hand waarvan de gedifferentieerde premie voor de
Werkhervattingskas voor 2014 wordt vastgesteld. Door de inwerkingtreding per 1
januari 2014 van de Wet van 1 oktober 2012 tot wijziging van de Ziektewet en
enige andere wetten om ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid van vangnetters
te beperken (Wet beperking ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid vangnetters),
Staatsblad 2012, 464 (wet "Bezava”) bestaat de gedifferentieerde premie
voortaan uit drie premiecomponenten:
de premiecomponent WGA-lasten vaste
dienstbetrekkingen (de bestaande gedifferentieerde WGA-premie);
de premiecomponent WGA-lasten flexibele
dienstbetrekkingen;
de premiecomponent ZW-lasten (Ziektewet).
De werkgever behoeft geen premie te
betalen voor de premiecomponenten betreffende uitkeringen waarvoor de werkgever
eigenrisicodrager is. De mogelijkheid eigenrisicodrager te worden voor de
WGA-uitkeringen van flexwerkers ontstaat echter pas op 1 januari 2016, zodat
werkgevers in elk geval in 2014 en 2015 de premiecomponent WGA-lasten flexibele
dienstbetrekkingen van de gedifferentieerde premie zullen moeten betalen.
Grens kleine, middelgrote en
grote werkgevers
De wijze waarop de
premiedifferentiatie wordt vastgesteld is verschillend voor kleine werkgevers,
middelgrote werkgevers en grote werkgevers. De grens tussen kleine en
middelgrote werkgevers en de grens tussen middelgrote en grote werkgevers wordt
bepaald aan de hand van de premieplichtige loonsom. Voor het jaar 2014 is
daarbij de premieplichtige loonsom van 2012 bepalend.
Kleine
werkgever
Een kleine werkgever is een
werkgever waarvan het premieplichtige loon twee kalenderjaren eerder (voor de
premie over het jaar 2014 dus in 2012) kleiner dan of gelijk is aan tien maal
het gemiddelde premieplichtige loon per werknemer.
Voor
kleine werkgevers geldt een vaste premie die per sector wordt vastgesteld. De
vastgesteld sectorpremies luiden als volgt:
Sector
WGA-vast
WGA-flex
ZW-flex
1 Agrarisch bedrijf
0,65
0,11
0,27
2 Tabakverwerkende
industrie
0,42
0,14
0,04
3 Bouwbedrijf
0,89
0,27
0,52
4 Baggerbedrijf
0,10
0,03
0,08
5 Hout- en
emballage-industrie, houtwaren- en borstelindustrie
1,08
0,21
0,52
6 Timmerindustrie
0,76
0,37
0,58
7 Meubel- en
orgelbouwindustrie
0,52
0,26
0,58
8 Groothandel in
hout, zagerijen, schaverijen en houtbereidingsindustrie
0,49
0,14
0,27
9 Grafische
industrie
0,53
0,31
0,48
10 Metaalindustrie
0,33
0,09
0,12
11
Elektrotechnische industrie
0,24
0,07
0,06
12 Metaal-en
technische bedrijfstakken
0,52
0,16
0,32
13 Bakkerijen
0,60
0,24
0,46
14
Suikerverwerkende industrie
0,75
0,16
0,21
15 Slagersbedrijven
1,19
0,34
0,60
16 Slagers overig
1,01
0,24
0,34
17 Detailhandel en
ambachten
0,56
0,24
0,56
18 Reiniging
1,77
0,45
0,82
19 Grootwinkelbedrijf
0,79
0,20
0,38
20 Havenbedrijven
0,37
0,17
0,30
21
Havenclassificeerders
0,76
0,27
0,29
22
Binnenscheepvaart
0,51
0,14
0,45
23 Visserij
0,95
0,17
0,20
24 Koopvaardij
0,24
0,09
0,20
25 Vervoer KLM
1,00
0,06
0,02
26 Vervoer NS
0,61
0,06
0,04
27 Vervoer
posterijen
0,61
0,12
0,25
28 Taxivervoer
0,94
0,70
1,58
29 Openbaar Vervoer
0,65
0,05
0,12
30 Besloten
busvervoer
0,55
0,30
0,73
31 Overig
personenvervoer te land en in de lucht
0,04
0,06
0,24
32 Overig
goederenvervoer te land en in de lucht
0,55
0,24
0,51
33 Horeca algemeen
0,33
0,26
0,65
34 Horeca catering
1,13
0,38
0,67
35 Gezondheid,
geestelijke en maatschappelijke belangen
0,51
0,14 0,27
38 Banken
0,32
0,07
0,13
39
Verzekeringswezen
0,31
0,11
0,12
40 Uitgeverij
0,49
0,25
0,32
41 Groothandel I
0,29
0,11
0,22
42 Groothandel II
0,38
0,15
0,27
43 Zakelijke
Dienstverlening I
0,26
0,08
0,14
44 Zakelijke
Dienstverlening II
0,20
0,14
0,27
45 Zakelijke
Dienstverlening III
0,27
0,17
0,31
46 Zuivelindustrie
0,34
0,06
0,14
47 Textielindustrie
0,97
0,34
0,22
48 Steen-, cement-,
glas- en keramische industrie
0,97
0,22
0,34
49 Chemische
industrie
0,51
0,09
0,16
50
Voedingsindustrie
0,42
0,11
0,18
51 Algemene
industrie
0,42
0,10
0,12
52 Uitzendbedrijven
0,14
0,82
4,44
53
Bewakingsondernemingen
0,85
0,37
0,60
54 Culturele
instellingen
0,23
0,19
0,31
55 Overige takken
van bedrijf en beroep
0,65
0,23
0,46
56 Schildersbedrijf
0,91
0,28
0,69
57
Stukadoorsbedrijf
1,60
0,62
1,44
58
Dakdekkersbedrijf
0,90
0,28
0,91
59 Mortelbedrijf
0,60
0,06
0,10
60
Steenhouwersbedrijf
1,18
0,16
1,03
61 Overheid,
onderwijs en wetenschappen
0,50
0,06
0,09
62 Overheid, rijk,
politie en rechterlijke macht
0,35
0,05
0,02
63 Overheid,
defensie
0,00
0,02
0,05
64 Overheid,
provincies, gemeenten en waterschappen
0,44
0,04
0,06
65 Overheid,
openbare nutsbedrijven
0,77
0,04
0,08
66 Overheid,
overige instellingen
0,28
0,04
0,06
67 Werk en
(re)Integratie
2,13
0,47
1,01
68 Railbouw
0,66
0,03
0,02
69 Telecommunicatie
0,16
0,09
0,15
Middelgrote
werkgever
Een middelgrote werkgever is een
werkgever waarvan het premieplichtige loon twee kalenderjaren eerder (voor de
premie over het jaar 2014 dus in 2012) groter is dan tien maal het gemiddelde
premieplichtige loon per werknemer maar kleiner dan of gelijk aan honderd maal
het gemiddelde premieplichtige loon per werknemer.
Voor middelgrote werkgevers geldt
dat de premie gedeeltelijk wordt beïnvloed door de Ziektewet- en
WGA-uitkeringen van (ex-) werknemers en dat de premie voor het overige deel per
sector wordt vastgesteld. Hoe groot het deel van de premie is dat wordt
beïnvloed door de Ziektewetuitkering van ex-werknemers hangt af van de hoogte
van de premieplichtige loonsom van de werkgever. Hoe dichter die bij de
bovengrens met de grote werkgever ligt, hoe groter het deel van de premie is
dat beïnvloed wordt door de Ziektewetuitkering van de ex-werknemer.
Grote
werkgever
Een grote werkgevers is een
werkgever waarvan het premieplichtige loon twee kalenderjaren eerder (voor de
premie over het jaar 2014 dus in 2012) groter is dan honderd maal het gemiddelde
premieplichtige loon per werknemer.
Voor grote werkgevers geldt dat de
premie volledig wordt bepaald aan de hand van de Ziektewet- en WGA-uitkeringen
van (ex-) werknemers. Het gemiddelde premieplichtige loon
is voor 2014 vastgesteld op € 30.700. Dat betekent voor de grenzen tussen
kleine, grote en middelgrote werkgevers het volgende:
Het deel van de premie van de
middelgrote werkgever dat per sector wordt bepaald en het deel dat op basis van
de uitkeringen van de (ex-) werknemers wordt bepaald, wordt vastgesteld op
grond van de volgende formule:
Een
werkgever met een premieplichtige loonsom in 2012 van € 1.000.000
€
1.000.000 - € 307.000 = € 693.000 (is deel
van de loonsom boven de ondergrens)
€ 693.000 / € 2.763.000 = (afgerond)
0,25
Het
sectoraal bepaalde deel van de premie is 1 - 0,25 = 0,75%.
Het
individueel bepaalde deel van de premie is 0,25%.
Een werkgever
met een premieplichtige loonsom in 2012 van € 2.000.000:
€
2.000.000 - € 307.000 = € 1.693.000 (is deel
van de loonsom boven de ondergrens)
€
1.693.000 / € 2.763.000 = (afgerond) 0,39
Het
sectoraal bepaalde deel van de premie is 1 - 0,39 = 0,61%.
Het
individueel bepaalde deel van de premie is 0,39%.
Wijziging van berekening van
werkgeversrisicopercentage
In de wijze van de berekening van de
premie wordt met ingang van 1 januari 2014 een wijziging aangebracht. De premie
wordt vastgesteld door het rekenpercentage te verhogen met een toeslag of te
verlagen met een korting. De hoogte van de toeslag of korting hing af van het
verschil tussen het gemiddelde werkgeversrisicopercentage (landelijk, jaarlijks
vastgesteld door het UWV) en het voor elke werkgever afzonderlijk te berekenen
individuele werkgeversrisicopercentage. De aldus berekende toeslag en korting
worden vervolgens nog vermenigvuldigd met een correctiefactor. De wijziging per
1 januari 2014 betreft de berekening van het (gemiddelde en individuele)
werkgeversrisicopercentage. Dit werd voorheen berekend door vergelijking van de
toe te rekenen uitkeringen (over het kalenderjaar gelegen twee jaar voor het
kalenderjaar waarvan de premie moest worden vastgesteld, aangeduid als het jaar
t-2) met de gemiddelde premieplichtige loonsom over de jaren gelegen twee tot
en met zes jaar voor het kalenderjaar waarvan de premie moest worden
vastgesteld, aangeduid als de jaren t-2 tot en met t-6). Vanaf 2014 worden de
toe te rekenen uitkeringen van het jaar t-2 vergeleken met de loonsom van
uitsluitend het jaar t-2. Deze wijziging is gunstig voor werkgevers met een
stijgende loonsom (over de jaren t-2 tot en met t-6) maar ongunstig voor
werkgevers met een gelijkblijvende of dalende loonsom (over de jaren t-2 tot en
met t-6).
De premies en parameters zijn als
volgt vastgesteld:
jaar:
minimumpremie
kleine werkgever
maximumpremie
kleine werkgever
minimumpremie
grote werkgever
maximumpremie
grote werkgever
2009
0,27%
1,47%
0,00%
1,96%
2010
0,59%
1,59%
0,06%
2,12%
2011
0,56%
1,65%
0,07%
2,20%
2012
0,48%
1,59%
0,13%
2,12%
2013
0,47%
1,56%
0,13%
2,08%
jaar:
minimumpremie
maximumpremie
2014
0,12%
1,96%
jaar:
grensbedrag
grote / kleine werkgever
basispremie
rekenpercentage
gemiddeld
werkgeversrisico
correctiefactor
2009
€ 705.000
5,70%
0,47%
0,71%
0,69
2010
€ 730.000
5,70%
0,59%
0,36%
1,47
2011
€ 747.500
5,65%
0,62%
0,28%
1,96
2012
€ 755.000
5,05%
0,55%
0,22%
1,90
2013
€ 757.500
4,65%
0,54%
0,23%
1,78
jaar:
grensbedrag
grote /
middelgrote
/ kleine werkgever
basispremie
rekenpercentage
gemiddeld
werkgeversrisico
correctiefactor
2014
€ 307.000
€ 3.070.000
?
0,51%
0,27%
1,44
Het feit dat voor kleine werkgevers voortaan een vaste
sectorpremie geldt, betekent voor de meeste werkgevers (die geen langdurig
arbeidsongeschikte werknemers hebben en aan wie daarom geen WGA-uitkeringen
werden toegerekend) een stijging van de premie. Zij betaalden voorheen de
minimumpremie. Een kleine groep kleine werkgevers ziet de premie juist dalen
omdat zij in het verleden de maximumpremie betaalden, aangezien de toerekening
van één WGA-uitkering van een ex-werknemer doorgaans voldoende was om de
maximumpremie te bereiken.
De gevolgen van de vaststelling van de gedifferentieerde
premie voor de (middel)grote werkgever kunnen het beste in beeld worden
gebracht aan de hand van wat voorbeelden, waarbij de financiële gevolgen van de
toekenning van een WGA-uitkering aan een (ex-) werknemer voor het
premieonderdeel WGA-lasten vaste dienstbetrekkingen van de gedifferentieerde
premie van de werkgever worden berekend.
Een berekening van de premie aan de hand van steeds
hetzelfde door de jaren heen (2009-2014)
laat zien hoe de invloed die een WGA-uitkering heeft op het premieonderdeel
WGA-lasten vaste dienstbetrekkingen van de gedifferentieerde premie zich
ontwikkelt.
Stel:
een werkgever heeft in het betreffende
premiejaar (dus respectievelijk in 2009, 2010, 2011, 2012, 2013 en 2014) een
loonsom van € 1.000.000;
die loonsom is steeds jaarlijks ten opzichte van
het kalenderjaar daarvoor met 3% gestegen;
aan de betreffende werkgever worden in het
betreffende premiejaar € 10.000 aan arbeidsongeschiktheidslasten
(uitbetaalde WGA-uitkeringen van werknemers met een vast dienstverband over het
kalenderjaar dat twee jaar daarvóór is gelegen) toegerekend.
De gevolgen voor het premieonderdeel
WGA-lasten vaste dienstbetrekkingen van de gedifferentieerde premie zijn dan
als volgt:
* Geen rekening is nog gehouden met het feit
dat in het gekozen voorbeeld op grond van het feit dat het gaat om een
middelgrote werkgever een deel van de uiteindelijke premie niet zal worden
bepaald op grond van het bedrag van de WGA-uitkering(en) maar op basis van de vaste
sectorpremie.
Het bovenstaande voorbeeld is
enigszins willekeurig gekozen en de gevolgen voor het premieonderdeel
WGA-lasten vaste dienstbetrekkingen van de gedifferentieerde premie van de
toerekening van een WGA-uitkering kunnen bij andere voorbeelden wat anders
zijn, maar de ontwikkeling van het premieonderdeel WGA-lasten vaste
dienstbetrekkingen van de gedifferentieerde premie van jaar tot jaar is in het
voorbeeld wel te zien.
Het voorbeeld zou niet veel anders
uitvallen als de werkgever een veel grotere premieplichtige loonsom zou hebben
gehad en daaraan dezelfde uitkering zou zijn toegerekend. Er zou dan immers een
veel lager premiepercentage uit de bus zijn gerold, dat vervolgens echter over
een veel hoger premieplichtig loon zou worden berekend. Het omgekeerde is
eveneens waar. De belangrijkste invloed die de hoogte van de premieplichtige
loonsom in het voorbeeld heeft is te bepalen wanneer de maximumpremie wordt
bereikt. Dat is eerder het geval naarmate de premieplichtige loonsom kleiner
is.
Dat de WGA-uitkering minder invloed
heeft op de berekening van de gedifferentieerde premie is het gevolg van:
de wijziging van de berekening van het
werkgeversrisicopercentage (voor een werkgever met een stijgende loonsom, zoals
in het voorbeeld);
de stijging van het gemiddelde
werkgeversrisicopercentage;
de daling van het rekenpercentage;
de daling van de correctiefactor.
Evenwel is in het voorbeeld de in
2014 te betalen verhoging van de gedifferentieerde WGA-premie nog steeds ruim 65% hoger dan het bedrag van de WGA-uitkering in 2012, die de premiestijging
veroorzaakt. Eigenrisicodragen blijft daardoor een optie die in beginsel goedkoper
is.
De premies en parameters zijn als
volgt vastgesteld:
jaar:
minimumpremie
maximumpremie
2014
0,04%*
0,68%
* Feitelijk valt de berekening van de premie
bij het volledig ontbreken van toe te rekenen WGA-uitkeringen echter zodanig
uit dat steeds minimaal 0,14% wordt betaald.
jaar:
grensbedrag
grote /
middelgrote
/ kleine werkgever
basispremie
rekenpercentage
gemiddeld
werkgeversrisico
correctiefactor
2014
€ 307.000
€ 3.070.000
?
0,18%
0,02%
2,00
Hetzelfde rekenvoorbeeld als
hierboven, dat wil zeggen:
een werkgever heeft in het premiejaar 2014 een
loonsom van € 1.000.000;
die loonsom is steeds jaarlijks ten opzichte van
het kalenderjaar daarvoor met 3% gestegen;
aan de betreffende werkgever worden in het
betreffende premiejaar € 10.000 aan arbeidsongeschiktheidslasten
(uitbetaalde WGA-uitkeringen van flexwerkers over het kalenderjaar dat twee
jaar daarvóór is gelegen) toegerekend;
laat dan de gevolgen van de
toerekening van een WGA-uitkering van een ex-werknemer op de hoogte van de
nieuwe gedifferentieerde premie zien. Deze gevolgen zijn als volgt:
* Geen rekening is nog gehouden met het feit
dat in het gekozen voorbeeld op grond van het feit dat het gaat om een
middelgrote werkgever een deel van de uiteindelijke premie niet zal worden
bepaald op grond van het bedrag van de WGA-uitkering(en) maar op basis van de vaste
sectorpremie.
De premiestijging in 2014 als gevolg
van de € 10.000 WGA-uitkering van de flexwerker in 2012 bedraagt derhalve €
6.800. Het betalen van gedifferentieerde WGA-premie is derhalve vooralsnog goedkoper
dan eigenrisicodragen (dat sowieso pas in 2016 mogelijk wordt), maar dat is
uitsluitend het gevolg van de maximering van de premie op 0,68%. Zonder die
maximering zou de premie € 22.656 hebben bedragen. Dan
zou de premiestijging 122% duurder zijn dan het bedrag van de uitkering dat als
eigenrisicodrager twee jaar daarvoor betaald zou moeten worden.
De maximering van de premie wordt
vastgesteld op basis van het gemiddelde percentage (namelijk vier maal het
gemiddelde percentage van 0,49%). Het gemiddelde percentage wordt bepaald op
grond van een begroting van de kosten van de WGA-uitkeringen van de flexwerkers
die in 2014 betaald moeten worden en ten laste van de Werkhervattingskas moeten
komen. Omdat daarbij WGA-uitkeringen die zijn ingegaan vóór 2012 niet
meetellen, zal in de komende jaren het gemiddelde percentage en daarmee de
maximum premie gaan stijgen (steeds meer WGA-uitkeringen die in of na 2012 zijn
ingegaan; van de maximale tien jaar WGA-uitkeringen die ten laste van de
Werkhervattingskas komen tellen in 2014 uitsluitend nog de WGA-uitkeringen mee
die zijn ingegaan in 2012 en 2013 en de WGA-uitkeringen die in de loop van 2014
ingaan en dat is maar 25% van de tien jaar instroom die in de structurele
situatie gaat gelden). Daarom is te verwachten dat de premie die werkgevers
betalen als gevolg van het premieonderdeel WGA-lasten van flexibele
dienstbetrekkingen de komende jaren sterk gaat stijgen.
Premiecomponent ZW-lasten
De premies en parameters zijn als
volgt vastgesteld:
jaar:
minimumpremie
maximumpremie
2014
0,07%*
1,24%
* Feitelijk valt de berekening van de premie
bij het volledig ontbreken van toe te rekenen Ziektewetuitkeringen echter
zodanig uit dat steeds minimaal 0,14% wordt betaald.
jaar:
grensbedrag
grote /
middelgrote
/ kleine werkgever
basispremie
rekenpercentage
gemiddeld
werkgeversrisico
correctiefactor
2014
€ 307.000
€ 3.070.000
?
0,34%
0,10%
2,00
Hetzelfde rekenvoorbeeld als
hierboven, dat wil zeggen:
een werkgever heeft in het premiejaar 2014 een
loonsom van € 1.000.000;
die loonsom is steeds jaarlijks ten opzichte van
het kalenderjaar daarvoor met 3% gestegen;
aan de betreffende werkgever worden in het
betreffende premiejaar € 10.000 aan arbeidsongeschiktheidslasten
(uitbetaalde Ziektewetuitkeringen van flexwerkers over het kalenderjaar dat
twee jaar daarvóór is gelegen) toegerekend;
laat dan de gevolgen van de
toerekening van een Ziektewetuitkering van een ex-werknemer op de hoogte van de
nieuwe gedifferentieerde premie zien. Deze gevolgen zijn als volgt:
* Geen rekening is nog gehouden met het feit
dat in het gekozen voorbeeld op grond van het feit dat het gaat om een
middelgrote werkgever een deel van de uiteindelijke premie niet zal worden
bepaald op grond van het bedrag van de WGA-uitkering(en) maar op basis van de vaste
sectorpremie.
De premiestijging in 2014 als gevolg
van de € 10.000 Ziektewetuitkering van de flexwerker in 2012 bedraagt derhalve
€ 12.400. Zonder maximering van de premie zou de premiestijging zelfs € 22.656
hebben bedragen.
In het voorbeeld is het bedrag van
de in 2014 te betalen verhoging van de gedifferentieerde premie 24% hoger dan
het bedrag van de Ziektewetuitkering in 2012, die de premiestijging
veroorzaakt. Zonder maximering zou dat zelfs 122% zijn. Eigenrisicodragen
worden voor de Ziektewet is mede daarom zeker te overwegen.
In het geval van de premiecomponent
ZW-lasten is een stijging van de maximumpremie in de toekomst niet direct te
verwachten. Weliswaar geldt ook hier dat:
de maximering van de premie wordt vastgesteld op
basis van het gemiddelde percentage (namelijk vier maal het gemiddelde
percentage van 0,31%);
het gemiddelde percentage wordt bepaald op grond
van een begroting van de kosten van de Ziektewetuitkeringen van de flexwerkers
die in 2014 betaald moeten worden en ten laste van de Werkhervattingskas moeten
komen;
Ziektewetuitkeringen die zijn ingegaan vóór 2012
niet meetellen;
maar anders dan ten aanzien van de
WGA-uitkeringen geldt dat maar maximaal twee jaar Ziektewetuitkeringen ten
laste van de Werkhervattingskas komen. Als de uitkeringen die voor 2012 zijn
ingegaan niet meetellen, dan komen met de uitkeringen die in 2012 en 2013 zijn
ingegaan en die in 2014 nog ingaan nog steeds altijd twee volle jaren ten laste
van de Werkhervattingskas en dat worden er in de toekomst niet meer. Een
stijging van de premiecomponent ZW-lasten behoeft daarom niet te worden
verwacht uitsluitend op basis van de stijging van de maximumpremie.
Eigenrisicodragen Ziektewet
Werkgevers
die nog per 1 januari 2014 eigenrisicodrager willen worden, dienen vóór 2 oktober
2013 een aanvraag bij de belastingdienst in te dienen. Omdat werkgevers belang
hebben bij de informatie die het UWV hen zal toezenden nadat zij hebben
aangegeven van welke ex-werknemers zij de Ziektewetbeslissingen hebben
ontvangen, heeft de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in een nieuwsbericht aangegeven dat de
belastingdienst tot uiterlijk 1 december 2013 ruimte zal bieden om de aanvraag
af te ronden na ontvangst van de bij het UWV aangevraagde informatie. Concreet
betekent dit waarschijnlijk dat de werkgever die vóór 2 oktober 2013 een
aanvraag voor eigenrisicodragen voor de Ziektewet indient, nog tot 1 december
2013 kan besluiten om de aanvraag in te trekken dan wel af te ronden en door te
zetten.
De invloed van het
uitkeringsbedrag op de hoogte van de premie
Wat bij de nieuwe gedifferentieerde
premies opvalt is de verschillende invloed die het bedrag van de aan de
werkgever toe te rekenen uitkeringen heeft op de hoogte van de stijging van het
bedrag van de te betalen gedifferentieerde premie. In alle gevallen (premiecomponent
WGA-lasten vaste dienstbetrekkingen; premiecomponent WGA-lasten flexibele
dienstbetrekkingen; premiecomponent ZW-lasten) geldt dat het bedrag van de
premiestijging veel hoger is dan het bedrag van de uitkering dat tot die
premiestijging aanleiding gaf. Voor de nieuwe gedifferentieerde premies
(WGA-flex; ZW) geldt dat zelfs in nog veel hogere mate dan waarin dat al steeds
gold voor de bestaande gedifferentieerde WGA-premie (WGA-vast). Maar voor de
nieuwe gedifferentieerde premies geldt dat de stijging van de gedifferentieerde
premie al snel de grens van de maximumpremie bereikt.
Dat komt op de eerste plaats door
het relatief lage gemiddelde werkgeversrisicopercentage: gemiddeld hebben de
werkgevers in Nederland kennelijk (nog) niet erg veel Ziektewet- en
WGA-uitkeringen van flexwerkers die aan hen toegerekend worden. Als een werkgever
wel Ziektewet- en WGA-uitkeringen van flexwerkers heeft, die aan hem toegerekend
moeten worden, dan zijn die al gauw bovengemiddeld en leiden die tot een toeslag
op het rekenpercentage. De hoge correctiefactor (2,00) zorgt er dan verder voor
dat de toeslag nog veel hoger uitvalt. Dat de maximumpremie snel bereikt wordt
komt op de tweede plaats door de (nog) lage maximumpremie. Ook dat is een gevolg
van het feit dat de werkgevers in Nederland kennelijk (nog) niet erg veel Ziektewet-
en WGA-uitkeringen van flexwerkers die aan hen toegerekend worden. De
maximumpremie wordt bepaald op grond van de gemiddelde premie (namelijk vier
maal de gemiddelde premie) en de gemiddelde premie wordt weer bepaald op grond
van het bedrag van de Ziektewet- en WGA-uitkeringen van flexwerkers dat in 2014
moet worden uitbetaald.
Voor de premiecomponent WGA-lasten
flexibele dienstbetrekkingen geldt dat er de komende jaren steeds meer WGA-uitkeringen
van flexwerkers aan werkgevers zullen worden toegerekend omdat er steeds meer
na 1 januari 2012 ingegane WGA-uitkeringen zijn die aan werkgevers worden
toegerekend. Die ontwikkeling stopt pas als de eindsituatie wordt bereikt waarin
tien jaar WGA-uitkeringen aan werkgevers worden toegerekend. Door deze ontwikkeling
zal zowel het gemiddeld werkgeversrisicopercentage stijgen (waardoor minder
snel een bovengemiddled werkgeversrisicopercentage wordt bereikt en dus minder
snel een toeslag wordt betaald), maar anderzijds zal de maximumpremie daardoor
ook snel gaan stijgen.
Het onderstaande voorbeeld laat zien
wanneer de maximumpremie voor elk van de drie premiecomponenten wordt bereikt. Uitgegaan
wordt van een werkgever met een premieplichtige loonsom van € 4.000.000 in
zowel 2012 als 2014. De tabel geeft aan wat de gevolgen zijn voor de hoogte van
de gedifferentieerde premies van het bedrag aan toegerekende uitkeringen dat in
de eerste kolom is vermeld.
Werkgevers die eigenrisicodrager zijn voor de WGA moeten in 2025 een belangrijke keuze maken!
Voor veel werkgevers die eigenrisicodrager zijn voor de WGA verloopt op 1 januari 2026 de looptijd van de afgesloten verzekering. Dat betekent dat in het najaar een keuze moet worden gemaakt voor het al dan niet voortzetten van het eigenrisicodragen. Als gekozen wordt voor voortzetting van het eigenrisicodragen zal vervolgens een keuze moeten worden gemaakt voor een verzekeringsmaatschappij.
Wij kunnen zorgen voor onafhankelijk advies over de voor- en nadelen van eigenrisicodragen. Wij gebruiken daarbij de meest nauwkeurige berekeningen van de terugkeerpremie die u zou betalen als u besluit terug te keren naar het publieke stelsel. Met deze informatie kan uw assurantietussenpersoon u vervolgens eventueel adviseren over de voor u meest gunstige verzekering.
Voor welke werknemers geldt, als zij ziek worden, de no-riskpolis? En voor welke werknemers kunt u loonkostenvoordeel of loonkostensubsidie krijgen? Christa Jacobs kan u vertellen hoe u geen kans mist om op de kosten van arbeidsongeschikte werknemers te besparen!
Wilt u daarbij ook concrete adviezen ontvangen waarmee u eventueel zelf gewenste acties kunt nemen? Upgrade dan uw arbeidsrecht abonnement naar een plus- of top abonnement!