Als een werkgever part-timers in dienst heeft en deze niet compenseert
voor het nadeel dat deze ondervindt als een erkende feestdag valt op een
dag waarop de werknemer niet werkt,is dat een verboden onderscheid naar
arbeidsduur. Tot dat oordeel kwam de Commissie Gelijke Behandeling in
een zaak die een werknemer had aangespannen tegen Shell.
Wat was er aan de hand?
Bij Shell gelden als erkende feestdagen: Nieuwjaarsdag, Goede Vrijdag,
Eerste en Tweede Paasdag, Koninginnedag, Bevrijdingsdag (5 mei),
Hemelvaartsdag, Eerste en Tweede Pinksterdag en Eerste en Tweede
Kerstdag. Shell hanteert een 40 urige werkweek en geeft aan part-timers
geen compensatie indien een feestdag valt op een dag waarop die
part-timer niet gewerkt zou hebben. Een werknemer die 32 uur per week
werkt en op maandag vrij is, maakt tegen deze handelwijze van Shell
bezwaar, omdat sprake zou zijn van een door de wet verboden onderscheid
naar arbeidsduur, en roept het oordeel in van de Commissie Gelijke
Behandeling. Shell verdedigt zich door te stellen dat de werknemer de
ene keer minder profiteert (als een erkende feestdag op zijn vrije dag
valt) maar de andere keer meer (omdat hij een relatief groter deel van
de werkweek vrij krijgt als een feestdag wel op een werkdag valt). Van
ongelijke behandeling zou daardoor geen sprake zijn.
Hoe kwam de Commissie Gelijke Behandeling tot haar oordeel?
De Commissie rekent Shell voor dat full-timers en part-timers bij het
door Shell gehanteerde systeem wel ongelijk behandeld worden. Er zijn
namelijk bij de door Shell erkende feestdagen, feestdagen die altijd op
een maandag vallen (Tweede Paasdag en Tweede Pinksterdag), feestdagen
die altijd op een donderdag (Hemelvaartsdag) of een vrijdag (Goede
Vrijdag) vallen en andere feestdagen die steeds op wisselende weekdagen
vallen. Shell erkent negen feestdagen die niet op een zaterdag of zondag
vallen. De werknemer in kwestie profiteert van twee daarvan nooit
(Tweede Paasdag en Tweede Pinksterdag), van twee andere altijd
(Hemelvaartsdag en Goede Vrijdag) en van de overige vijf dagen
afhankelijk van de vraag op welke dag zij vallen, waarbij hij een kans
van 4:7 heeft dat zij op een werkdag vallen. Een full-time werknemer
profiteert van vier dagen altijd en heeft een kans van 5:7 dat hij van
de vijf andere dagen kan profiteren. De full-timer heeft dus gemiddeld
per jaar 4 + (5/7 x 5 =) 3,6 = 7,6 feestdagen vrij. Daarentegen heeft de
part-timer maar 2 + (4/7 x 5 =) 2,9 = 4,9 feestdagen vrij. Bij gelijke
behandeling zou de part-timer echter 80% van 7,6 = 6,1 feestdagen vrij
moeten hebben. Daarmee stond voor de Commissie Gelijke Behandeling het
onderscheid naar arbeidsduur vast.
Hoe moet het dan wel?
Shell had nog aangevoerd dat voor die ongelijke behandeling een
zogenaamde "objectieve rechtvaardiging" bestond, omdat een ander systeem
grote administratieve rompslomp met zich mee zou brengen. Dat was de
Commissie Gelijke Behandeling echter niet met Shell eens. Volgens de
Commissie kon Shell zonder grote administratieve bezwaren het
"jaarurensysteem" hanteren. Daarbij bepaalt een werkgever eerst het
aantal werkdagen per jaar (260 of 261) en vermindert de werkgever dat
aantal met de feestdagen die niet in het weekeinde vallen. Bij Shell
waren dat er negen, zodat er nog 251 of 252 dagen overblijven. Dat
aantal gedeeld door vijf levert het aantal werkweken per jaar op, in het
voorbeeld van Shell 50,2 of 50,4. De arbeidsduur van elke werknemer is
te vinden door het aantal werkweken van elke werknemer te
vermenigvuldigen met de gemiddelde arbeidsduur per week van die
werknemer. Voor de part-time werknemer met 32 uur per week zou dat dus
1.606,4 of 1.612,8 werkuren per jaar opleveren, terwijl de full-time
werknemer met 40 uur per week 2.008 of 2.016 werkuren per jaar zou
moeten hebben. De feestdagen zijn dan naar rato van de arbeidsomvang in
het aantal werkuren verdisconteerd. Voor zover een werknemer in een jaar
minder werkt dan dit aantal uren, moet de werknemer dat compenseren
door extra te werken, door vakantie-uren in te leveren of door inhouding
op het salaris.
Commissie Gelijke Behandeling 12 augustus 2011, oordeelnummer 2011-127
Of en wanneer een dag als een feestdag geldt, is nergens in de wet
geregeld. Op grond van het gebruik zijn Nieuwjaarsdag, Eerste en Tweede
Paasdag, Koninginnedag, Hemelvaartsdag, Eerste en Tweede Pinksterdag en
Eerste en Tweede Kerstdag feestdagen en zijn werknemers op die dagen
vrij. Bij gebreke van een wettelijke regeling is het aan de werkgever en
de werknemer om samen de dagen vast te stellen die als feestdag gelden
en waarop de werknemer vrij is met behoud van loon. In CAO"s wordt dit
onderwerp dan ook doorgaans geregeld. Bij gebreke van een zodanige
regeling gelden op grond van het gebruik de hierboven genoemde dagen als
zodanig. Bevrijdingsdag en Goede Vrijdag waren bij Shell dan ook alleen
vrije dagen omdat Shell dit zelf zo afgesproken had.
De oordelen van de Commissie Gelijke Behandeling zijn niet
bindend. De rechter kan er van afwijken en die heeft er in het verleden
nogal eens blijk van gegeven de oordelen van de Commissie niet te willen
volgen, omdat men die te ver vindt gaan. Denkbaar is dat de rechter in
dit geval zal oordelen dat de door Shell aangevoerde administratieve
rompslomp wel een objectieve rechtvaardiging voor het onderscheid naar
arbeidsduur oplevert. Wat de Commissie namelijk in haar oordeel niet
doet is de administratieve rompslomp (die er ongetwijfeld komt als het
jaarurensysteem van de Commissie moet worden gevolgd) afwegen tegen het
betrekkelijk geringe nadeel dat een part-time werknemer ondervindt als
de feestdagen niet helemaal evenredig worden uitbetaald.
mr. J.P.M. (Joop) van Zijl.