Besluit van UWV van 17 juli 2018 tot wijziging
van het Besluit uitvoeringsregels ontslag om bedrijfseconomische redenen 2015,Staatscourant 30 juli 2018, nummer 42714
Staatscourant 30 juli 2018, nummer 42714Besluit van UWV van 17 juli 2018 tot wijziging
van het Besluit uitvoeringsregels ontslag wegens langdurige
arbeidsongeschiktheid 2015, Staatscourant 30 juli 2018, nummer 42718
De
werkgever die de arbeidsovereenkomst met een werknemer wenst op te zeggen,
behoeft daarvoor een redelijke grond (artikel 7:669 lid 1 B.W.). Daarnaast
dient herplaatsing van de werknemer niet binnen een redelijke termijn
mogelijk te zijn of niet in de rede te liggen.
In
artikel 7:669 lid 3 B.W. is opgesomd in welke acht gevallen sprake is van een
redelijke grond voor ontslag. Als de werkgever de arbeidsovereenkomst wil
opzeggen op de gronden die daarbij genoemd zijn onder a. en b., dan moet de
werkgever eerst toestemming vragen aan het UWV alvorens de
werkgever tot opzegging van de arbeidsovereenkomst mag overgaan (artikel 7:671a
lid 1 B.W.). De kantonrechter kan de arbeidsovereenkomst op die gronden
alleen ontbinden als eerst aan het UWV toestemming is gevraagd en deze
toestemming vervolgens is geweigerd. Als voor de opzegging geen toestemmingvan het UWV is verleend is de opzegging niet rechtsgeldig, tenzij de werknemer
daarmee schriftelijk heeft ingestemd (artikel 7:671 B.W.).
De
twee ontslaggronden waarvoor aldus toestemming van het UWV vereist is alvorens
de arbeidsovereenkomst tegen de wil van de werknemer kan worden opgezegd zijn:
a. ontslag
om bedrijfseconomische redenen, dat wil zeggen: het vervallen van
arbeidsplaatsen als gevolg van de beëindiging van de werkzaamheden van de
onderneming of het, over een toekomstige periode van ten minste 26 weken
bezien, noodzakelijkerwijs vervallen van arbeidsplaatsen als gevolg van het
wegens bedrijfseconomische omstandigheden treffen van maatregelen voor een doelmatige
bedrijfsvoering;
b. ontslag
wegens langdurige arbeidsongeschiktheid, dat wil zeggen: ziekte of gebreken
van de werknemer waardoor hij niet meer in staat is de bedongen arbeid te
verrichten, mits de het opzegverbod van twee jaar is verstreken en aannemelijk
is dat binnen 26 weken (bij een werknemer die de AOW-gerechtigde leeftijd heeft
bereikt: dertien weken) geen herstel zal optreden en dat binnen die periode de
bedongen arbeid niet in aangepaste vorm kan worden verricht.
Op
grond van artikel 7:669 lid 5 B.W. zijn bij ministeriële regeling, de Ontslagregeling,
nadere regels gesteld betreffende:
- de
redelijke grond voor opzegging van de arbeidsovereenkomst;
- de
herplaatsingsverplichting;
- de
redelijke termijn die geldt bij het bezien van de herplaatsingsmogelijkheden.
In
een tweetal besluiten:
- Besluit
uitvoeringsregels ontslag om bedrijfseconomische redenen 2015;
- Besluit
uitvoeringsregels ontslag wegens langdurige arbeidsongeschiktheid 2015;
heeft
het UWV een artikelsgewijs overzicht gegeven van de relevante wettelijke
en ministeriële regels die gelden bij het vragen van de toestemming van het UWV
voor opzegging van de arbeidsovereenkomst. Daarnaast geeft het UWV in deze
regels aan hoe het UWV deze regels toepast als toestemming voor opzegging van
de arbeidsovereenkomst wordt gevraagd en welke informatie het UWV bij de
aanvraag voor deze toestemming moet overleggen.
Op
30 juli 2018 heeft het UWV deze uitvoeringsregels gewijzigd. Nieuwe
jurisprudentie van de Hoge Raad is verwerkt en de toelichting over
de wijze waarop het UWV de regels toepast is uitgebreid.
Besluit
uitvoeringsregels ontslag om bedrijfseconomische redenen 2015
paragraaf 1.3.1. en paragraaf 1.9:
begrippen groep, onderneming en vestiging
In
paragraaf 1.3.1 (slechte of slechter wordende financiële situatie) was het
begrip "groep” toegelicht omdat dat een rol kan spelen bij de vraag of
sprake was van een slechte of slechter wordende financiële situatie als
bedrijfseconomische reden voor ontslag. Omdat het begrip "groep” ook een rol
speelt bij andere bedrijfseconomische redenen voor ontslag en bij de
herplaatsingsverplichting is de toelichting nu opgenomen in een nieuwe
paragraaf 1.9. De begrippen "groep”, "onderneming” en "vestiging” zijn daar
nader toegelicht.
Voor
de vraag wanneer een onderneming tot een "groep” behoort wordt aangesloten bij
het vennootschapsrecht (artikel 2:24b B.W.). Het moet gaan om een
economische eenheid waarin rechtspersonen en vennootschappen zijn verbonden.
Vanuit het groepshoofd is sprake van één economische entiteit. Bepalend is de feitelijke
zeggenschap, niet de eigendomsverhoudingen.
paragraaf 1.5: advies
ondernemingsraad
Als
bij een werkgever ten minste 50 personen werkzaam zijn, is die werkgever
verplicht een ondernemingsraad in te stellen (artikel 4 Wet op de
ondernemingsraden). De ondernemingsraad dient advies uit te
brengen over elk voorgenomen besluit van de werkgever tot beëindiging van de
werkzaamheden van de onderneming of een belangrijk onderdeel daarvan (artikel
25 lid 1 onder c Wet op de ondernemingsraden) en van elk voorgenomen besluit
dat een belangrijke inkrimping, uitbreiding of andere wijziging van de werkzaamheden
van de onderneming betreft (artikel 25 lid 1 onder d van de Wet op de
ondernemingsraden). In de Uitvoeringsregels was al opgenomen dat een aanvraag
door het UWV als prematuur buiten behandeling wordt gelaten als niet
tenminste een uiterste datum is afgesproken waarop de ondernemingsraad advies
zal uitbrengen of als niet tenminste één maal in een overlegvergadering overleg
is gepleegd over het voorgenomen besluit.
Nieuw
is dat dit ook geldt voor werkgevers waar 10 tot 50 personen werkzaam zijn. Op grond
van artikel 35b Wet op de ondernemingsraden zijn deze werkgevers verplicht om
ofwel een personeelsvertegenwoordiging in te stellen (artikel 35c Wet op
de ondernemingsraden) ofwel om de gelegenheid te bieden om tenminste tweemaal
per kalenderjaar (of vaker als tenminste een kwart van de werknemers een
gemotiveerd verzoek daartoe indient) gezamenlijk met de werkgever bijeen te
komen (personeelsvergadering). Als sprake is van een voorgenomen besluit
dat kan leiden tot het verlies van de arbeidsplaatsen van tenminste 25% van de
werknemers, moet de werkgever het advies van de personeelsvertegenwoordiging of
personeelsvergadering vragen. De Uitvoeringsregels bepalen dat een aanvraag op
dezelfde wijze als prematuur buiten behandeling wordt gelaten als de
personeelsvergadering of personeelsvertegenwoordiging niet is geraadpleegd.
Het
moeten raadplegen van de ondernemingsraad, personeelsvertegenwoordiging of
personeelsvergadering is een relevant punt vanwege het opzegverbod tijdens
ziekte. Dat geldt als de ziekte een aanvang heeft genomen voordat het UWV
het verzoek om toestemming voor opzegging van de arbeidsovereenkomst heeft
ontvangen (artikel 7:670 lid 1 B.W.). Anders dan bij ontslag op één van de
andere redelijke gronden voor opzegging van de arbeidsovereenkomst is in het
geval van ontslag om bedrijfseconomische redenen de kantonrechter niet bevoegd
om de arbeidsovereenkomst op verzoek van de werkgever te ontbinden (artikel
7:671b lid 6 B.W.). Bij de andere redelijke gronden voor opzegging van de
arbeidsovereenkomst kan de kantonrechter dat doen als het verzoek geen verband
houdt met de omstandigheden waarop het opzegverbod betrekking heeft of als de
arbeidsovereenkomst in het belang van de werknemer behoort te eindigen. Het
feit dat dit bij ontslag om bedrijfseconomische redenen niet mogelijk is,
brengt het risico met zich mee dat de werknemer die als gevolg van
raadpleging van de ondernemingsraad, personeelsvertegenwoordiging of
personeelsvergadering kennis neemt van het ontslagvoornemen van de werkgever,
zich ziek meldt teneinde de opzegging van de arbeidsovereenkomst onmogelijk te
maken.
paragraaf 1.7:
informatieverstrekking bij toepasselijkheid van verschillende rechtsstelsels
De
Uitvoeringsregels geven een nadere toelichting ten aanzien van de vraag welke
informatie de werkgever moet verstrekken als de onderneming in meerdere
landen werkzaam is of als op de arbeidsovereenkomsten met het personeel hetrecht van meerdere landen van toepassing is. Toegelicht moet worden hoe
de verdeling per land/per rechtsstelsel tot stand gekomen is. Ook moet de
werkgever aannemelijk maken dat het vervallen van de arbeidsplaatsen van de
werknemer waarop het Nederlandse recht van toepassing is het belang is van een
doelmatige bedrijfsvoering.
paragraaf 2.1: omschrijving oproepkracht
In
artikel 7:671a lid 5 B.W. is een nieuwe definitie opgenomen van het begrip
oproepkracht, te weten: de werknemer met een arbeidsovereenkomst waarin de
omvang van de arbeid niet is vastgelegd. Deze definitie is in de
Uitvoeringsregeling verwerkt.
paragraaf 2.8: bevoegdheid UWV in
internationale situaties
Een
nieuwe paragraaf is ingevoegd over de ontslagvolgorde en afspiegeling in
internationale situaties. Daarin is toegelicht in welke situatie het UWV
bevoegd is om het verzoek om toestemming voor opzegging van de
arbeidsovereenkomst te behandelen en hoe de ontslagvolgorde en de afspiegelingmoet worden bepaald als op een arbeidsverhouding Nederlands ontslagrecht van
toepassing is, of niet. Het UWV is bevoegd als op de arbeidsovereenkomst het
Nederlandse recht van toepassing is. In de Uitvoeringsregels is een stappenplan
opgenomen voor de toepassing van het afspiegelingsbeginsel. Tevens zijn
rekenvoorbeelden opgenomen.
paragraaf 2.12: uitwisselbare
functies
In
de Uitvoeringsregels is het arrest van de hoge Raad van 14 juli 2017,
ECLI:NL:HR:2017:1349 (tante Louise) verwerkt. In dit arrest heeft de Hoge Raad
aangegeven dat voor de vraag wanneer sprake is van uitwisselbare functies in
eerste instantie moet worden uitgegaan van de functiebeschrijving en van
hetgeen de werkgever op grond daarvan van de werknemer kan verlangen, en niet
van de feitelijke vervulling van de functie.
paragraaf 2.16: duur van
dienstverband bij opvolgende werkgevers
Bij
het bepalen van de ontslagvolgorde van werknemers op grond van het
afspiegelingsbeginsel, speelt de duur van het dienstverband een rol.
Artikel 15 Ontslagregeling kent daarvoor een eigen regeling over de
samentelling van arbeidsovereenkomsten bij opvolgend werkgeverschap.
Daarbij gaat het erom of de kern van de functie gelijk gebleven is. Of
tussen beide werkgevers "zodanige banden” hebben bestaan dat de tweede
werkgever geacht moet worden de opvolger van de eerste werkgever te zijn, is
niet van belang. Het maakt daarbij niet uit of de wisseling van werkgever heeft
plaatsgevonden vóór dan wel op of na 1 juli 2015. Deze regeling is in de
Uitvoeringsregels nader toegelicht.
paragraaf 3.4.1:
herplaatsingsverplichting
De
werkgever moet aannemelijk maken dat het niet mogelijk is de werknemer te
herplaatsen, ook niet binnen andere ondernemingen die tot dezelfde groep
behoren. De toelichting daarop is in de Uitvoeringsregels uitgebreid, door te
benadrukken dat de werkgever een actieve rol heeft om de herplaatsingsmogelijkheden
te onderzoeken. Het UWV verlangt dat een herplaatsingsgesprek met de
werknemer heeft plaatsgevonden, waarbij is afgestemd wat passende functies zijn
en voor welke functies de werknemer zich beschikbaar stelt als het gaat om de maximale
reisafstand/reistijd tussen woning en werk, minimum salaris en de
bereidheid om bij een andere vestiging of onderneming van de groep te
gaan werken. De ontslagaanvraag moet daarover duidelijkheid geven. Een
overzicht moet worden verstrekt van alle vacatures en van alle
arbeidsplaatsen/functies van groepen flexibele arbeidskrachten die zo nodig
plaats moeten maken voor een werknemer die met ontslag bedreigd is. In beginsel
moeten deze gegevens worden verstrekt van de hele groep van ondernemingen,
waarvan de onderneming van de werkgever deel uitmaakt. Ook gegevens van
buitenlandse ondernemingen moeten daarbij worden verstrekt. Als de werknemer
zijn beschikbaarheid voor andere passende functies heeft afgebakend,
bijvoorbeeld op basis van de maximale reisafstand/reistijd tussen woning en
werk, dan mag de werkgever het overzicht beperken tot de vacatures en
functies waarvoor de werknemer zich beschikbaar heeft gesteld.
paragraaf 3.4.6: begeleidings- of
bezwarencommissie
Nader
toegelicht is dat het UWV in beginsel gebonden is het advies van een eventueel
bij een Sociaal Plan ingestelde begeleidings- of bezwarencommissie te
volgen als dat advies voor de werkgever bindend is. Alleen als de
commissie in redelijkheid niet tot haar oordeel heeft kunnen komen of als het
advies onvoldoende is gemotiveerd dan wel als de rechten van andere werknemers
worden geschonden, kan het UWV in dat geval van het bindende advies van de
begeleidings- of bezwarencommissie
afwijken.
paragraaf 3.6: aanvang en einde
herplaatsingsverplichting
In
de Uitvoeringsregels is verduidelijkt dat de herplaatsingsverplichting van de
werkgever begint op het moment dat bekend is dat de arbeidsplaats van de
werknemer zal vervallen. Op het moment waarop het UWV op de aanvraag
beslist, wordt beoordeeld of herplaatsing mogelijk is op basis van alle
herplaatsingsmogelijkheden tot die datum en van alle nog te verwachten
herplaatsingsmogelijkheden binnen de redelijke termijn als bedoeld is in
artikel 10 Ontslagregeling, te rekenen vanaf die datum.
In
de zogenaamde "Overbruggingsregeling transitievergoeding” is bepaald wanneer
kleine werkgevers in geval van slechte financiële omstandigheden voor het
bepalen van de hoogte van de te betalen transitievergoeding mogen uitgaan van
uitsluitend de dienstjaren van de werknemer vanaf 1 mei 2013.
Het
moet dan gaan om een slechte financiële situatie van de onderneming. Bepaald is
dat daarbij "onderneming” moet worden verstaan: de (formele) werkgeverwaarmee de werknemer een arbeidsovereenkomst heeft.
Verder
is verduidelijkt van welke financiële stukken moet worden uitgegaan als daarin
verouderde of onjuiste feiten zijn opgenomen. Een aangepaste jaarrekeningwegens nieuwe feiten of onjuistheden in de eerder vastgestelde jaarrekening,
worden buiten beschouwing gelaten. Correcties van onjuistheden moeten
plaatsvinden in de volgende jaarrekening.
Ook
is nader toegelicht wanneer het forfaitaire bedrag aan ondernemingsbeloning van
artikel 12a onderdeel c van de Wet op de loonbelasting 1964 ("gebruikelijk
loon”-regeling van de directeur-grootaandeelhouder) van het nettoresultaat mag
worden afgetrokken alvorens wordt bepaald of de werkgever aan de voorwaarden
voor de "overbruggingsregeling transitievergoeding” voldoet. Een winstuitkering
of privé-onttrekking door de ondernemer staat daaraan niet in de weg.
hoofdstuk 7: Wet melding collectief
ontslag
Als
gevolg van de wijzigingen die de Wet melding collectief ontslag heeft ondergaan
als gevolg van de invoering van de Wet werk en zekerheid, de toelichting hierop
in de Uitvoeringsregeling herzien en in een afzonderlijk hoofdstuk
ondergebracht.
paragraaf 1.3 / paragraaf 7.2.2: te
late aanvraag WIA-uitkering
Indien
de werknemer de aanvraag voor een WIA-uitkering te laat heeft ingediend, leidt
dit tot een verlenging van de loondoorbetalingverplichting van de werkgever en
een verlenging van het opzegverbod tijdens ziekte (artikel 7:670 lid 11 onder a
B.W.). De toelichting daarop is verplaatst van paragraaf 1.3 naar paragraaf
7.2.2.
paragraaf 2.3:
herplaatsingsverplichting
De
wijzigingen zijn gelijk aan de wijzigingen die op dit punt zijn aangebracht in
het Besluit uitvoeringsregels ontslag om bedrijfseconomische redenen 2015. Zie
boven.
paragraaf 2.5: aanvang en einde
herplaatsingsverplichting
De
wijzigingen zijn gelijk aan de wijzigingen die op dit punt zijn aangebracht in
het Besluit uitvoeringsregels ontslag om bedrijfseconomische redenen 2015. Zie
boven.
hoofdstuk 3: payrollwerknemer
In
een nieuw hoofdstuk 3 is een toelichting opgenomen op artikel 20
Ontslagregeling, waarin is geregeld dat de vraag of sprake is van een redelijke
grond voor opzegging van de arbeidsovereenkomst van de langdurig ongeschikte
werknemer die als "payrollwerknemer” moet worden beschouwd, moet worden bepaald
aan de hand van de omstandigheden bij de opdrachtgever.
hoofdstuk 5: samenloop met
bezwaarprocedure WIA
Indien de werknemer bezwaar heeft gemaakt tegen de
beslissing op de aanvraag om toekenning van een WIA-uitkering, kan het UWV
besluiten de behandeling van de ontslagaanvraag op te schorten. Verduidelijkt
is dat opschorting alleen aan de orde is als de beslissing op het
bezwaarschrift relevant kan zijn voor de vraag of herstel voor eigen werk, al
dan niet aangepaste vorm, of herplaatsing in een passende functie mogelijk is.
Bezwaar van de werknemer tegen de beslissing om aan de werkgever geen
loonsanctie op te leggen, is geen reden om de behandeling van de
ontslagaanvraag op te schorten.
Realiseer grote besparingen en laat ons uw premiebesluit 2025 controleren!
Op 27 november 2024 stuurde de belastingdienst aan werkgevers de beschikking gedifferentieerde premie Werkhervattingskas 2025. In dit besluit is vermeld hoe hoog de premie is die de werkgever in 2025 aan de belastingdienst moet betalen. Voor (middel)grote werkgevers wordt de hoogte van die premie beïnvloed door de bedragen die in 2023 als Ziektewet- respectievelijk WGA-uitkering zijn uitbetaald aan (ex-) werknemers. Uit de controles van premiebesluiten en daaraan ten grondslag liggende uitkeringsbesluiten die wij in het verleden uitvoerden blijkt dat de kans dat de premie te hoog is vastgesteld maar liefst 74% bedraagt!
U heeft nog:00days,
00hours, 00minutes en
00seconds
Vaktechnisch overleg arbeidsrecht en werknemersverzekeringen
Tijdens het vaktechnisch overleg (vier maal per jaar) bespreken wij vragen van deelnemers en de actualiteiten van de voorgaande drie maanden. De eerstvolgende bijeenkomsten vinden plaats op:
- maandag 2 december 2024: Koning Willem II-stadion, Tilburg
- dinsdag 3 december 2024: De Soesterduinen, Soest
- woensdag 4 december 2024: Van der Valk Hotel Zwolle
- maandag 9 december 2024: Flonk Hotel Groningen Zuid (of online)
- dinsdag 10 december 2024: Van der Valk Hotel Best
- woensdag 11 december 2024: Van der Valk Hotel Middelburg (of online)
- donderdag 12 december 2024: Van der Valk Hotel Akersloot (of online)
- donderdag 19 december 2024: Van der Valk Hotel Dordrecht
Online deelname is mogelijk bij de bijeenkomsten van maandag 9 december, woensdag 11 december 2024 en donderdag 12 december 2024.
Is uw werknemer bijna twee jaar arbeidsongeschikt? Dan komen veel vragen op u af. Wilt u zeker weten dat u de juiste beslissingen neemt? Neem dan tijdig contact met ons op voor een WIA-Poort Scan!
Wilt u daarbij ook concrete adviezen ontvangen waarmee u eventueel zelf gewenste acties kunt nemen? Upgrade dan uw arbeidsrecht abonnement naar een plus- of top abonnement!