In
een arrest van 22 juni 2018 heeft de Hoge Raad zich uitgesproken over de vraag
wanneer het volgen van een bepaalde gedragslijn door een werkgever leidt tot
het kunnen aannemen van een arbeidsvoorwaarde die dan de bestaande
arbeidsovereenkomst aanvult en waarop de werknemer dus ook aanspraak kan maken,
zodat de werkgever gehouden is de betreffende gedragslijn in de toekomst te
blijven volgen.
Het
arrest van de Hoge Raad werd gewezen naar aanleiding van een geschil tussen
Pontmeyer, een groothandel in hout en bouwmaterialen, bestaande uit
meerdere ondernemingen, en het FNV. Pontmeyer was daarbij gebonden aan de CAO
voor de houthandel, welke CAO onder meer door de vakbond FNV was afgesloten. In
2012 had Pontmeyer aan de centrale ondernemingsraad voorgesteld om werknemers
met een loon boven de hoogste CAO-schaal niet automatisch meer de tot dan toe
gebruikelijke loonsverhoging in de vorm van indexering van het loon toe te
kennen, maar om de salarisverhoging voor werknemers met een loon boven dat van
de CAO afhankelijk te stellen van de beoordeling van de werknemers. De centrale
ondernemingsraad had daarmee ingestemd. Door deze afspraak te maken met de
centrale ondernemingsraad had de werkgever de vakbonden gepasseerd. Dat was
tegen het zere been van FNV, die bij de kantonrechter vordert dat Pontmeyer de
eenzijdige wijziging van de arbeidsvoorwaarden van de betreffende werknemers
ongedaan maakt. De kantonrechter verklaart het FNV niet-ontvankelijk in zijn
vorderingen, maar het gerechtshof vernietigt dat vonnis, verklaart het FNV wel
ontvankelijk en wijst vervolgens de vorderingen af. Als het FNV cassatieberoep
instelt, constateert de Hoge Raad een vormfout in het arrest van het
gerechtshof. Dat arrest wordt daarom vernietigd en de zaak wordt voor verdere
behandeling teruggewezen naar een ander gerechtshof.
In een overweging ten overvloede
zegt de Hoge Raad toch echter ook nog iets over het inhoudelijke geschil dat de
partijen verdeeld houdt. Het gaat dan om een overweging in het arrest van het
gerechtshof waarin wordt gesteld dat het ongevraagd jaarlijks of periodiek
toekennen van salarisverhogingen op een bepaald moment verwachtingen zal
scheppen bij werknemers, maar dat alleen die verwachtingen niet voldoende zijn
voor het aannemen van een recht op toekenning van salarisverhoging. Daarvoor
zijn volgens het gerechtshof nadere omstandigheden nodig, die door het FNV niet
zijn gesteld en waarvan ook niet is gebleken. Over die door het FNV bestreden
overweging van het gerechtshof zegt de Hoge Raad dat de vraag wanneer een
gedurende een bepaalde tijd gevolgde gedragslijn van een werkgever met zich
meebrengt dat sprake is van een arbeidsvoorwaarde die tot de
arbeidsovereenkomst gaat behoren, niet in algemene zin kan worden beantwoord.
Beslissend is volgens de Hoge Raad welke zin partijen aan elkaars gedragingen
en verklaringen hebben toegekend en welke zin zij daaraan in de gegeven
omstandigheden redelijkerwijs mochten toekennen. De Hoge Raad noemt daarbij zes
gezichtspunten die van betekenis zijn, te weten:
1.
om wat voor gedragslijn het gaat;
2.
wat de aard van de arbeidsovereenkomst is
en welke positie de werkgever en de werknemer ten opzichte van elkaar innemen;
3.
wat de duur is van de periode waarin de
werkgever de gedragslijn heeft gevolgd;
4.
wat de werkgever en de werknemer in verband met
de gedragslijn van de werkgever ten opzichte van elkaar hebben verklaard of
juist niet hebben verklaard;
5.
wat de aard is van de voordelen of nadelendie voor de werkgever en de werknemer uit de gedragslijn voortvloeien; en
6.
wat de aard en de omvang is van de kring van
de werknemers ten opzichte van wie de gedragslijn is gevolgd.
Op grond van deze overweging van de
Hoge Raad en de daarin genoemde gezichtspunten moet een ander gerechtshof nu
bepalen of de door Pontmeyer toegekende periodieke salarisverhogingen al dan
niet een arbeidsvoorwaarde waren.
Het arrest van de Hoge Raad is van
belang voor de vraag of een werkgever eenzijdig arbeidsvoorwaarden kan wijzigen.
Dan dient allereerst te worden
nagegaan of de werkgever zich de bevoegdheid tot wijziging van de
arbeidsvoorwaarden contractueel heeft voorbehouden. Is dat het geval, dan kan
de werkgever op dat eenzijdig wijzigingsbeding echter uitsluitend een
beroep doen als hij daarbij een zodanig zwaarwichtig belang heeft dat het
belang van de werknemer dat door de wijziging zou worden geschaad, daarvoor
moet wijken (artikel 7:613 B.W.).
Bevat de arbeidsovereenkomst geen
eenzijdig wijzigingsbeding, dan kan de werknemer op grond van de jurisprudentie
van de Hoge Raad:
o HR
26 juni 1998, JAR 1998/199 (Van der Lely/Taxi Hofman);
o HR
28 april 2000, JAR 2000/120 (Guitoneau/Midnet Taxi);
o HR
11 juli 2008, ECLI:NL:HR:2008:BD1847 (Stoof/Mammoet Transport)
soms toch worden gedwongen een
eenzijdige wijziging van de arbeidsvoorwaarden te accepteren. Goed
werknemerschap (artikel 7:611 B.W.) kan de werknemer daartoe verplichten. Om
daartoe te kunnen concluderen moet de werkgever allereerst in verband met
gewijzigde omstandigheden op het werk en met inachtneming van alle
omstandigheden van het geval als goed werkgever aanleiding hebben kunnen vinden
tot het doen van een voorstel tot wijziging van de arbeidsvoorwaarden. Is dat
het geval, dan is de werknemer dan in beginsel (!) verplicht positief te
reageren. Het voorstel van de werkgever moet dan echter wel redelijk zijn.
Tenslotte mogen er geen omstandigheden zijn waardoor aanvaarding van het
voorstel redelijkerwijs niet van de werknemer kan worden gevergd.
Aan de vraag of sprake is van een
eenzijdige wijziging van arbeidsvoorwaarden gaat echter vaak de vraag vooraf of
datgene wat gewijzigd moet worden wel een arbeidsvoorwaarde is, uitsluitend
omdat er sprake is van een jarenlang gebruik. Bijvoorbeeld:
- Is het een arbeidsvoorwaarde dat de werknemer in
een bepaald arbeidsrooster werkt, alleen omdat dat steeds zo geweest is?
- Is het een arbeidsvoorwaarde dat de werknemer
met Kerstmis een gratificatie ontvangt, alleen omdat dat jarenlang
gebeurd is?
- Is het een arbeidsvoorwaarde dat de werkgever de
premie van een bepaalde verzekering ten behoeve van de werknemer betaalt
(bijvoorbeeld een WGA-hiaatverzekering) als die verzekering op eigen initiatief
van de werkgever is gesloten en de werkgever daarvan altijd de premie heeft
betaald?
- Is het een arbeidsvoorwaarde dat de werknemer de
hem door de werkgever ter beschikking gestelde auto privé mag gebruiken,
alleen omdat dat altijd is toegestaan?
Rechters plegen veelal zonder veel
onderzoek of motivering vast te stellen dat in een dergelijk geval sprake is
van een arbeidsvoorwaarde uitsluitend op grond van de duur van het volgen van
een bepaalde gedragslijn, maar een richtinggevende uitspraak van de Hoge Raad
waaruit bleek of dat terecht is, ontbrak tot nu toe. Het arrest van de Hoge
Raad geeft meer duidelijkheid en toont aan dat het niet vanzelfsprekend is om
het ongevraagd toekennen van een bepaald voordeel als een arbeidsvoorwaarde te
beschouwen, uitsluitend omdat het voordeel geruime tijd is toegekend. Met de
stelling dat het aankomt op de verwachtingen die partijen over en weer ten
opzichte van elkaar mochten hebben, verwijst de Hoge Raad naar al oude
jurisprudentie over de uitleg van overeenkomsten in het algemeen HR 13 maart
1981, NJ 1981, 635 (Haviltex).
Het
arrest van de Hoge Raad is goed nieuws voor werkgevers. Het maakt het voor
werkgevers namelijk mogelijk om bepaalde voordelen aan werknemers toe te
kennen, zonder de angst te hoeven hebben dat zij verplicht zullen zijn die
voordelen blijvend te verstrekken. Werkgevers kunnen dat namelijk voorkomen
door steeds duidelijk te zijn over het feit dat sprake is van een ongevraagde
verstrekking waaraan voor de toekomst geen rechten kunnen worden ontleend. Op
deze wijze kunnen werknemers niet stellen dat bij hen verwachtingen zijn gewekt
die moeten worden gehonoreerd.
Realiseer grote besparingen en laat ons uw premiebesluit 2025 controleren!
Op 27 november 2024 stuurde de belastingdienst aan werkgevers de beschikking gedifferentieerde premie Werkhervattingskas 2025. In dit besluit is vermeld hoe hoog de premie is die de werkgever in 2025 aan de belastingdienst moet betalen. Voor (middel)grote werkgevers wordt de hoogte van die premie beïnvloed door de bedragen die in 2023 als Ziektewet- respectievelijk WGA-uitkering zijn uitbetaald aan (ex-) werknemers. Uit de controles van premiebesluiten en daaraan ten grondslag liggende uitkeringsbesluiten die wij in het verleden uitvoerden blijkt dat de kans dat de premie te hoog is vastgesteld maar liefst 74% bedraagt!
U heeft nog:00days,
00hours, 00minutes en
00seconds
Realiseer grote besparingen en laat ons uw premiebesluit 2025 controleren!
Op 25 november 2024 stuurde de belastingdienst aan werkgevers de beschikking gedifferentieerde premie Werkhervattingskas 2025. In dit besluit is vermeld hoe hoog de premie is die de werkgever in 2025 aan de belastingdienst moet betalen. Uit de controles van premiebesluiten en daaraan ten grondslag liggende uitkeringsbesluiten die wij in het verleden uitvoerden blijkt dat de kans dat de premie te hoog is vastgesteld maar liefst 74% bedraagt! En deze werkgevers verdienden iedere geïnvesteerde euro gemiddeld 22 maal terug.
Is uw werknemer bijna twee jaar arbeidsongeschikt? Dan komen veel vragen op u af. Wilt u zeker weten dat u de juiste beslissingen neemt? Neem dan tijdig contact met ons op voor een WIA-Poort Scan!
Wilt u daarbij ook concrete adviezen ontvangen waarmee u eventueel zelf gewenste acties kunt nemen? Upgrade dan uw arbeidsrecht abonnement naar een plus- of top abonnement!