Bij brieven aan de Tweede Kamer van 21 april 2016 heeft de Minister
van Sociale Zaken en Werkgelegenheid een aantal maatregelen aangekondigd
waarmee de regering knelpunten op de arbeidsmarkt wil oplossen.
De knelpunten waarvoor de regering een oplossing wil bieden betreffen
de Wet werk en zekerheid, de loondoorbetaling tijdens ziekte en het
minimumloon.
knelpunten met betrekking tot de Wet werk en zekerheid
In een brief van 18 april 2016 informeert de Stichting van
de Arbeid de Minister over de uitkomsten van overleg tussen de sociale partners
over knelpunten met betrekking tot de uitvoering van de Wet werk en zekerheid.
In deze brief is het volgende vermeld:
procedure UWV
De behandelduur van ontslagaanvraag bij het UWV is
aanzienlijk korter geworden, maar het opstellen van een ontslagaanvraag is
moeilijker geworden. De procedure moet transparanter, zorgvuldiger en
eenvoudiger worden zonder dat het belang van de werknemer bij rechtsbescherming
uit het oog wordt verloren.
seizoensarbeid
De sociale partners stellen voor dat voor specifieke
functies bij CAO de tussenpoos bij de ketenregeling kan worden teruggebracht
van "meer dan zes maanden” naar "meer dan drie maanden”, indien klimatologische
en natuurlijke omstandigheden tot gevolg hebben dat die functies gedurende ten hoogste
negen maanden per jaar en dus uitsluitend op basis van een tijdelijke
arbeidsovereenkomst kunnen worden vervuld.
transitievergoeding na
twee jaar ziekte
De sociale partners stellen voor dat het UWV de
transitievergoeding vergoedt die werkgevers bij ontslag na twee jaar ziek te
dienen te betalen. Deze vergoeding zal worden betaald uit het Algemeen
werkloosheidsfonds, waarvoor de werkgevers de premie betalen. Deze premie zal
daardoor stijgen.
transitievergoeding
bij bedrijfsbeëindiging
Omdat de transitievergoeding bij gedwongen
bedrijfsbeëindiging, bijvoorbeeld wegens ziekte of pensionering, er in
situaties waarin er geen sprake is van een bedrijfsovername toe kan leiden dat
de werkgever het zich eigenlijk niet kan veroorloven om te stoppen met zijn
bedrijf, omdat de verschuldigde transitievergoeding ten laste komt van de in de
onderneming opgebouwde pensioenvoorziening, willen de sociale partners nagaan
onder welke specifieke condities aan deze werkgevers compensatie kan worden
geboden voor de te betalen transitievergoeding. Daarbij wordt gedacht aan een
oplossing naar analogie van de transitievergoeding na twee jaar ziekte.
overbruggingsregeling
kleine werkgevers
De sociale partners vinden de voorwaarden waaronder kleine
werkgevers bij ontslag wegens bedrijfseconomische omstandigheden in geval van
een slechte financieel-economische positie een lagere transitievergoeding
betalen, te streng, omdat bedrijven daarvoor pas in aanmerking komen als ze
feitelijk al "technisch failliet” zijn. In overleg met het UWV en accountants
moet worden onderzocht of de criteria in overeenstemming zijn met de intentie en
het doel van de regeling.
transitievergoeding
bij overgang van een concessie
Binnen de Stichting van de Arbeid zal nog nader worden
gesproken over de vraag of de verplichting tot betaling van een
transitievergoeding in sommige situaties bij de overgang van een concessie
leidt tot onbedoelde neveneffecten. Zo ja, dan zullen voorstellen worden gedaan
om die knelpunten weg te nemen.
transitiefondsen
De centrale werkgevers-en werknemersorganisaties zullen
bevorderen dat decentraal transitiefondsen worden opgericht. Deze
transitiefondsen kunnen ook worden gebruikt om collectief te sparen om
individuele transitievergoedingen uit te keren. Het moet mogelijk worden om bij
CAO collectieve afspraken te maken over de betaling van een voorziening
gelijkwaardig aan die van de transitievergoeding, zonder dat daarbij (zoals nu)
de eis geldt dat de gekapitaliseerde waarde van die gelijkwaardige gelijk moet
zijn aan de individuele transitievergoeding.
fiscale voorziening
De sociale partners willen mogelijk maken dat er een fiscaal
vrijgestelde voorziening getroffen kan worden voor de betaling van
transitievergoedingen. Daarover zal overleg worden gepleegd met de regering.
procedures bij de
kantonrechter
De door werkgevers uitgesproken zorg over de eerste
ervaringen met procedures bij de kantonrechter, wordt meegenomen bij de
toekomstige evaluatie van de Wet werk en zekerheid.
In een brief van 21 april 2016 aan de Tweede Kamer geeft de Minister
aan drie aanpassingen van de Wet werk en zekerheid te zullen doen:
1.
met betrekking tot seizoenarbeid;
2.
met betrekking tot het verschuldigd zijn van een
transitievergoeding bij ontslag om bedrijfseconomische redenen als een
CAO-regeling van toepassing is;
N.B.: Onduidelijk is waarop
de Minister hiermee doelt.
3.
met betrekking tot de compensatie van werkgevers
die een transitie verschuldigd zijn bij ontslag wegens langdurige
arbeidsongeschiktheid
Uit een persbericht van het Ministerie blijkt dat de
oplossing die de sociale partners bedacht hebben voor het probleem met
betrekking tot seizoenarbeid (het mogelijk maken dat bij CAO een uitzondering
wordt gemaakt op de Wet werk en zekerheid, waardoor het mogelijk wordt de
vereiste tussenpoos terug te brengen van "meer dan zes maanden” naar "meer dan
drie maanden”) wordt overgenomen.
Uit het persbericht blijkt eveneens dat de oplossing van de
sociale partners met betrekking tot de transitievergoeding bij langdurige
arbeidsongeschiktheid (compensatie vanuit het Algemeen werkloosheidsfonds,
waartegenover een verhoging van de premie zal staan) wordt overgenomen.
Niet duidelijk is echter waarop de regering doelt met
maatregelen "met betrekking tot het verschuldigd zijn van een
transitievergoeding bij ontslag om bedrijfseconomische redenen als een
CAO-regeling van toepassing is”.
knelpunten met betrekking tot de loondoorbetaling tijdens
ziekte
Aan de SER is gevraagd om een advies uit te brengen voor een
sluitend stelsel voor loondoorbetaling bij ziekte voor zowel ZZP-ers als
werknemers. In een tweede brief aan de Tweede Kamer van 21 april 2016 geeft de
Minister aan dat hij, in afwachting van dat SER-advies, een aantal knelpunten
rondom de loondoorbetalingsverplichting wil verminderen. De Minister stelt de
volgende maatregelen voor:
tweede spoortraject
Het UWV zal geen loonsanctie meer
opleggen wegens het niet, dan wel te vroeg of te laat inzetten van een tweede
spoortraject. Het inzetten van tweede spoortrajecten uitsluitend om een
loonsanctie te voorkomen, is daardoor niet meer nodig. Het wel of niet inzetten
van een tweede spoortraject wordt daarmee een keuze van werkgever en werknemer
op basis van het advies van de bedrijfsarts, vast te leggen in het plan van
aanpak.
aanvraag vervroegde
IVA
De werkgever krijgt de mogelijkheid om (onder voorwaarden; niet
aangegeven is welke voorwaarden) een aanvraag in te dienen voor de vervroegde
toekenning van een IVA-uitkering.
Rond de zomer zal de Minister de Tweede Kamer informeren
over de contouren van het wetsvoorstel waarin deze maatregelen zullen worden
opgenomen.
premiestelling
verzekeraars
De Minister zal in gesprek gaan met verzekeraars over de
premiestelling van verzuimverzekeringen, die het risico van loondoorbetaling
tijdens ziekte verzekeren. Doelstelling van dit overleg is om verzekeraars te
bewegen tot een premiestelling die gebaseerd is op een inschatting van het
toekomstige risico (uitgaande van factoren als de samenstelling van het personeelsbestand
en de sector) en niet uitgaande van het schadeverloop in het verleden. Volgens
de Minister kan daardoor een meer stabiele premie worden bereikt. Als
verzekeraars toch rekening houden met het schadeverloop in het verleden, zouden
zij transparant moeten zijn over de wijze van premiestelling, zodat werkgevers
niet worden geconfronteerd met onverwachte premieschokken.
bovenwettelijke
aanvulling loondoorbetaling tijdens ziekte
Met de sociale partners wil de Minister in gesprek gaan om
de bovenwettelijke aanvullingen van de loondoorbetaling tijdens ziekte te
beperken tot afspraken die al in het Najaarsakkoord van 2004 met de sociale
partners zijn gemaakt. Daarin was afgesproken dat over de eerste twee
ziektejaren in beginsel niet meer dan 170% van het loon tijdens ziekte zou
worden doorbetaald. Alleen bij voldoende re-integratie-inspanningen zou meer
kunnen worden betaald.
Naar aanleiding van dat Najaarsakkoord was destijds een
wetsvoorstel bij de Raad van State ingediend, op grond waarvan het gedurende de
eerste twee jaar betalen van meer loon tijdens ziekte dan in totaal 170% zou
worden bestraft, zodanig dat de werknemer dan nog slechts recht zou hebben op
een WIA-uitkering op basis van het minimumloon en dat de werkgever een
verlenging van de loondoorbetalingverplichting zou krijgen voor de periode
waarin te veel loon tijdens ziekte zou zijn betaald. Dit wetsvoorstel is echter
destijds na overleg met de sociale partners niet meer bij de Tweede Kamer
ingediend.
knelpunten met betrekking tot het minimumloon
Eerder had de Minister al een ingrijpende wijziging
aangekondigd van de Wet op de minimumloon en minimumvakantiebijslag (WML),
omdat deze wet onvoldoende is ingericht op de bestuursrechtelijke handhaving
van de naleving. Deze bestuursrechtelijke handhaving werd in 2007 ingevoerd met
het oog op de invoering van het vrije verkeer van werknemers uit Midden- en
Oost-Europese landen. Het ontbreken van eenduidige normen ten aanzien van (in
het bijzonder) de normale arbeidsduur en stukloon, bieden ruimte voor
onderbetaling en schijnconstructies. In een derde brief aan de Tweede Kamer van
21 april 2016 gaat de Minister in op wijzigingen die hij in de WML wil
aanbrengen, vooruitlopend op een totale herziening van de WML.
wettelijk
minimumuurloon
Het wettelijk minimumloon wordt in de WML berekend op basis
van een dag, een week of een maand. De hoogte van het minimumloon per uur is
afhankelijk van de normale arbeidsduur. Het minimumloon per dag, week of maand
wordt namelijk op grond van artikel 12 lid 1 WML naar evenredigheid verminderd
als een werknemer minder werkt dan de normale arbeidsduur.
De regering onderzoekt de mogelijkheid van invoering van een
wettelijk minimumuurloon, omdat de handhaving daarvan makkelijker is en omdat
het eerlijker en transparanter is. Het totale loon gedeeld door het aantal
gewerkte uren zou dan in alle gevallen minimaal het wettelijk minimum uurloon
moeten bedragen. Onderbetaling bij meerwerk zou dan makkelijker aan te pakken
zijn.
Het wettelijk minimumloonuurloon zou gebaseerd moeten worden
op de gemiddelde normale arbeidsduur van werknemers die werkzaam zijn op het
niveau van het wettelijk minimumloon (37,4 uur).
Door de introductie van een wettelijk minimumuurloon zouden
werknemers met een relatief hoge normale arbeidsduur (bijvoorbeeld 40 uur per
week) er op vooruit gaan en werknemers met een relatief lage normale
arbeidsduur (bijvoorbeeld 36 uur per week) er op achteruit gaan. De regering
wil niet dat uitkeringen die zijn gerelateerd aan het wettelijk minimumloon stijgen
als gevolg van de invoering van een minimumuurloon. De regering heeft daarom
meer tijd nodig om de gevolgen van de invoering van een wettelijk
minimumuurloon in kaart te brengen, te bespreken met de sociale partners en tot
een evenwichtige regeling te komen.
meerwerk
Vooruitlopend op de invoering van een minimum uurloon wil de
regering echter een wetsvoorstel indienen waarmee in de WML een expliciete
juridische grondslag voor de betaling van minimumloon over meerwerk wordt
opgenomen. Tot het moment van de invoering van een wettelijk minimum uurloon
kan de handhaving van de WML door de Inspectie SZW worden bevorderd doordat de
normale arbeidsduur in CAO’s wordt vastgelegd. De Stichting van de Arbeid heeft
de decentrale CAO-partijen opgeroepen om daaraan mee te werken.
stukloon
Ongeveer 155.000 werknemers in Nederland werken op basis van
stukloon, met name in de agrarische sector, de schoonmaaksector en in de
pakket- en postbezorging. Het recht op minimumloon geldt dan niet op basis van
de normale arbeidsduur maar op basis van "de tijd die redelijkerwijs met de
uitvoering van de verrichte arbeid is gemoeid” (artikel 12 lid 4 WML). De
werkgever dient daartoe een norm vast te stellen, bij gebreke waarvan de
Inspectie SZW dat doet. Aan de hand van die norm wordt dan bepaald of de
werknemer is uitbetaald op minimumloonniveau.
Deze regeling bemoeilijkt de handhaving van de WML, omdat
het moeilijk is aan te tonen dat (en zo ja hoeveel) op individueel niveau
onderbetaald wordt. De regering wil de WML zodanig wijzigen, dat betaling van
het wettelijk minimumloon alleen nog per tijdseenheid mogelijk is. Betaling op
basis van stukloon is dan nog steeds mogelijk, maar de werknemer dient dan wel
tenminste het wettelijk minimumloon per tijdseenheid te ontvangen.
wettelijk minimumjeugdloon
De regering wil de leeftijd waarop het wettelijk minimumloon
ingaat stapsgewijs verlagen, eerst naar 22 jaar en daarna (als aanzienlijke
negatieve effecten op de werkgelegenheid van jongeren uitblijven) naar 21 jaar.
Het minimumjeugdloon van jongeren van 18, 19 en 20 jaar zal daarbij ook worden
aangepast, als volgt:
Als gevolg hiervan zal ook de Wajonguitkering voor jongeren
onder de 23 worden aangepast.
personenkring
Bij de Eerste Kamer is nog een wetsvoorstel aanhangig dat
regelt dat personen die werken op basis van een overeenkomst van opdracht onder
de werking van de WML worden gebracht, indien zij niet werkzaam zijn in de
uitoefening van een beroep of bedrijf. Op grond van het wetsvoorstel kan de
reikwijdte van de WML bovendien bij Algemene maatregel van bestuur verder
worden uitgebreid. De behandeling van dit wetsvoorstel was stilgelegd in
afwachting van een volledige herziening van de WML. De Minister zal de Eerste
Kamer verzoeken om dit wetsvoorstel toch verder te behandelen. Doelstelling is
om de mogelijkheden tot ontwijking van de WML te beperken.
uitzonderingen op het
verbod tot inhouding op het minimumloon
De Minister kondigt aan dat hij bij Algemene maatregel van
bestuur een uitzondering op het verbod om inhoudingen op het minimumloon te
doen wil toestaan voor huisvestingskosten en voor de kosten van de
zorgverzekering. Aan het kunnen inhouden van deze kosten op het minimumloon
zullen wel voorwaarden worden verbonden, waarbij moet worden gedacht aan het
hanteren van een maximumbedrag of aan een percentage van het wettelijk
minimumloon. Met betrekking tot de huisvesting denkt de Minister verder aan
kwaliteitseisen, waardoor alleen kosten voor woningen van woningbouwcorporaties
of van gecertificeerde private verhuurders voor inhouding op het wettelijk
minimumloon in aanmerking komen. Voor arbeidsbeperkte werknemers in de sociale
werkvoorziening zal een verdergaande uitzondering mogelijk worden gemaakt, door
ook inhouding van de kosten voor nutsvoorzieningen en gemeentelijke en
waterschapsbelastingen toe te staan en door geen maximum bedrag of maximum percentage
te hanteren. Deze verdergaande uitzondering wordt gemaakt ter bescherming van
deze kwetsbare werknemers, om te voorkomen dat zij schulden krijgen.
De inwerkingtreding van het verbod op inhoudingen, dat was
uitgesteld tot 1 juli 2016, is inmiddels verder uitgesteld naar 1 januari 2017.
Realiseer grote besparingen en laat ons uw premiebesluit 2025 controleren!
Op 27 november 2024 stuurde de belastingdienst aan werkgevers de beschikking gedifferentieerde premie Werkhervattingskas 2025. In dit besluit is vermeld hoe hoog de premie is die de werkgever in 2025 aan de belastingdienst moet betalen. Voor (middel)grote werkgevers wordt de hoogte van die premie beïnvloed door de bedragen die in 2023 als Ziektewet- respectievelijk WGA-uitkering zijn uitbetaald aan (ex-) werknemers. Uit de controles van premiebesluiten en daaraan ten grondslag liggende uitkeringsbesluiten die wij in het verleden uitvoerden blijkt dat de kans dat de premie te hoog is vastgesteld maar liefst 74% bedraagt!
U heeft nog:00days,
00hours, 00minutes en
00seconds
Realiseer grote besparingen en laat ons uw premiebesluit 2025 controleren!
Op 25 november 2024 stuurde de belastingdienst aan werkgevers de beschikking gedifferentieerde premie Werkhervattingskas 2025. In dit besluit is vermeld hoe hoog de premie is die de werkgever in 2025 aan de belastingdienst moet betalen. Uit de controles van premiebesluiten en daaraan ten grondslag liggende uitkeringsbesluiten die wij in het verleden uitvoerden blijkt dat de kans dat de premie te hoog is vastgesteld maar liefst 74% bedraagt! En deze werkgevers verdienden iedere geïnvesteerde euro gemiddeld 22 maal terug.
Is uw werknemer bijna twee jaar arbeidsongeschikt? Dan komen veel vragen op u af. Wilt u zeker weten dat u de juiste beslissingen neemt? Neem dan tijdig contact met ons op voor een WIA-Poort Scan!
Wilt u daarbij ook concrete adviezen ontvangen waarmee u eventueel zelf gewenste acties kunt nemen? Upgrade dan uw arbeidsrecht abonnement naar een plus- of top abonnement!