Transitievergoeding bij langdurige arbeidsongeschiktheid (slapende dienstverbanden)
Jaar en kwartaal
2018, 2e kwartaal
Nummer
6
Bronnen:
Nota naar aanleiding van het verslag inzake Voorstel
van wet houdende maatregelen met betrekking tot de transitievergoeding bij
ontslag wegens bedrijfseconomische omstandigheden of langdurige
arbeidsongeschiktheid, Tweede Kamer 2018-2019, 34699, nummer 6
Bij de Tweede Kamer is een wetsvoorstel in behandeling, dat
regelt dat het UWV aan werkgevers de transitievergoeding vergoedt, die moet
worden betaald aan werknemers die wegens langdurige arbeidsongeschiktheid
worden ontslagen. Inmiddels is de Nota naar aanleiding van het verslag
gepubliceerd. De regering reageert daarin op vragen van de Tweede Kamer. Ook is
een concept gepubliceerd voor een regeling die de afhandeling van aanvragen
voor een vergoeding regelt.
De wetswijziging zou aanvankelijk op 1 januari 2019 in
werking treden. Inmiddels is de datum van inwerkingtreding uitgesteld tot 1
januari 2020 en is bepaald dat de eerste aanvragen op zijn vroegst met
ingang van 1 april 2020 kunnen worden ingediend. Dit teneinde de
uitvoerbaarheid voor het UWV te waarborgen. De regeling krijgt echter nog
steeds terugwerkende kracht tot 1 juli 2015 (Artikel VI, Overgangsbepaling),
zodat ook gevallen in het verleden waarin de transitievergoeding is betaald
onder de werking van de regeling vallen.
Ondanks de latere inwerkingtreding wil de regering het
wetsvoorstel zo snel mogelijk bekend maken en invoeren in de hoop dat dan een
einde komt aan de praktijk van de slapende dienstverbanden. Ook kan het UWV dan
zo snel mogelijk beginnen met de voorbereiding van de invoering van de
compensatieregeling.
Het wetsvoorstel regelt dat in boek 7 van het Burgerlijk
Wetboek een nieuw artikel 7:673e B.W. wordt ingevoerd. Dat artikel regelt dat op
verzoek van de werkgever een vergoeding wordt verstrekt (artikel 7:673e lid 1
B.W.). Voorwaarde is dat de duur van het opzegverbod (als bedoeld in artikel
7:670 lid 1 en lid 11 B.W.) is verstreken of dat de arbeidsovereenkomst is
geëindigd op een moment waarop de werknemer door ziekte niet in staat was om
zijn eigen werk te verrichten. In het wetsvoorstel Wet arbeidsmarkt in balans
zal echter worden geregeld dat geen recht op compensatie bestaat als de
werknemer niet tenminste twee jaar ziek is geweest. Daarmee wil de regering
voorkomen dat recht op de compensatie bestaat als slechts sprake is van
cumulatie van geringe kosten van loondoorbetaling met de transitievergoeding.
Het gevolg daarvan is dat in verreweg de meeste gevallen geen recht op
compensatie zal bestaan voor de werknemers met een contract voor bepaalde tijd
aan wie wegens ziekte geen nieuw contract wordt aangeboden.
In het wetsvoorstel Wet arbeidsmarkt in balans zal ook
overgangsrecht worden geregeld voor de compensatie in verband met in dat
wetsvoorstel op te nemen wijziging van de regels ter zake van het recht op en
de hoogte van de transitievergoeding.
Voor de compensatie is vereist dat een transitievergoeding
verschuldigd was of verschuldigd zou zijn als de met wederzijds goedvinden
geëindigde arbeidsovereenkomst zou zijn beëindigd door opzegging of ontbinding.
De vergoeding wordt daardoor betaald, ongeacht de wijze waarop de
arbeidsovereenkomst is geëindigd. Ook bij een beëindiging met wederzijds
goedvinden kan de vergoeding plaatsvinden, ondanks dat dan de
transitievergoeding formeel niet verschuldigd is. Het moet dan wel gaan om een
beëindiging wegens langdurige arbeidsongeschiktheid. De werkgever moet dat
aannemelijk maken. Zo nodig kan de bedrijfsarts daartoe gevraagd worden om een
verklaring af te leggen. Van belang zal echter met name zijn of het UWV per het
einde van de wachttijd een WIA-keuring heeft uitgevoerd en daarbij heeft
vastgesteld dat de werknemer ongeschikt was voor zijn eigen werk.
De door het UWV te verstrekken compensatie is niet hoger dan
(artikel 7:673e lid 2 B.W.):
- het bedrag van de verstrekte vergoeding;
- het bedrag van de transitievergoeding dat
verschuldigd zou zijn op de dag waarop het tijdvak eindigt waarin de werkgever
loon tijdens ziekte aan de werknemer is verschuldigd; N.B.: Indien de werkgever langer loon
tijdens ziekte is verschuldigd omdat het UWV een loonsanctie heeft opgelegd
wegens het plegen van te weinig re-integratie-inspanningen, telt deze periode
niet mee.
- het bedrag dat als loon tijdens ziekte aan de
werknemer is betaald (artikel 7:673e lid 2 B.W.) N.B.: De reden hiervan is dat de
Minister met name cumulatie van doorbetaald loon en transitievergoeding wil
voorkomen.
Op grond van het nieuwe artikel 7:673e lid 5 B.W. worden nadere
regels gesteld over deze aanvraagprocedure, bijvoorbeeld ten aanzien van de
termijn waarbinnen de aanvraag moet plaatsvinden en de wijze waarop de
werkgever moet aantonen dat recht bestaat op de vergoeding. De regering heeft inmiddels
het concept van deze regeling inmiddels gepubliceerd. In de Regeling
compensatie transitievergoeding wordt bepaald dat de aanvraag wordt afgewezen
als de transitievergoeding ten tijde van de aanvraag niet volledig is betaald
(artikel 2 onder a) of als meer dan zes maanden zijn verstreken na de betaling
van de transitievergoeding (artikel 2 onder b).
In afwijking daarvan geldt tot 1 januari 2022 echter dat een
vóór 1 oktober 2020 ingediende aanvraag in behandeling wordt genomen indien de
transitievergoeding is betaald vóór 1 april 2020. Voor de aanvragen van
transitievergoeding die is betaald vóór 1 april 2020 geldt een beslistermijn
die afwijkt van de algemene termijn zoals opgenomen in de Algemene wet
bestuursrecht (acht weken, eventueel te verlengen met een redelijke termijn),
namelijk een beslistermijn van zes maanden.
Dit betekent dat werkgevers aanvragen voor het verkrijgen
van compensatie voor transitievergoedingen die tussen 1 juli 2015 en 1 april
2020 zijn betaald tot 1 oktober 2020 kunnen indienen. Zij dienen de
transitievergoeding op dat moment dan daadwerkelijk te hebben betaald en dienen
rekening te houden met een beslistermijn van zes maanden. Het gevolg is dat zij
die transitievergoeding mogelijk een half jaar zouden moeten voorfinancieren.
In individuele gevallen zou dit tot financiële problemen bij de werkgever
aanleiding kunnen geven.
Werkgevers die problemen hebben met de mogelijke
voorfinanciering gedurende een half jaar kunnen de transitievergoeding beter na
1 april 2020 betalen en de aanvraag direct daarna indienen. De beslistermijn
van het UWV en daarmee de termijn waarop de transitievergoeding moet worden
voorgefinancierd is dan korter. Maar ook dan blijft het een vereiste dat de
transitievergoeding eerst volledig is betaald en zal deze dus voorgefinancierd
moeten worden.
Er komt een formulier waarmee de aanvraag elektronisch kan
worden ingediend. Bij de aanvraag moet in elk geval worden overgelegd:
- de arbeidsovereenkomst;
- tenzij de arbeidsovereenkomst van rechtswege is
geëindigd: de ontslagvergunning van het UWV, de beschikking van de
kantonrechter tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst of de
beëindigingsovereenkomst;
- als de arbeidsovereenkomst niet is opgezegd
wegens langdurige arbeidsongeschiktheid: een verklaring van de werkgever dat de
werknemer ziek was op het moment waarop de arbeidsovereenkomst eindigde, de
periode waarin de werknemer ziek was en de naam van de bedrijfsarts;N.B.: Voor oude gevallen
geldt dat uit een beslissing van het UWV over het recht op WIA-uitkering of
Ziektewetuitkering al kan blijken dat de werknemer bij het einde van de
arbeidsovereenkomst ziek was. Een verklaring van de werkgever is dan niet
nodig.
- loonstroken waaruit het tijdens ziekte
doorbetaalde loon blijkt;
- de gegevens aan de hand waarvan de
transitievergoeding is berekend;
- bewijs van betaling van de volledige
transitievergoeding.
Mocht achteraf blijken dat te veel betaald is, dan dient het
UWV het te veel betaalde terug te vorderen (artikel 7:673e lid 3 B.W.).
Ondanks dat de vergoeding wordt bekostigd uit de WW-premie,
is het bedrag van de vergoeding niet gemaximeerd op het maximum dagloon.
Als gevolg van het voorstel zal de Awf-premie in het eerste
jaar worden verhoogd met ongeveer 0,5%, en daarna structureel zal de Awf-premie
met 0,1% worden verhoogd.
Werkgevers die, teneinde te vermijden dat dan de
transitievergoeding zou worden verschuldigd, tot nu toe niet zijn overgegaan
tot opzegging van de arbeidsovereenkomst met een langdurig arbeidsongeschikte
werknemer, kunnen dat in de toekomst zonder bezwaar toch doen. Of werkgevers er
verstandig aan doen om dat nu al te doen, vooruitlopend tot op de
wetswijziging, is nog enigszins de vraag. Enerzijds wordt daarmee enig risico
gelopen omdat nog niet zeker is dat de wetswijziging er (op de thans
voorgestane wijze) komt. Anderzijds zal meer als transitievergoeding
verschuldigd zijn indien later wordt opgezegd, terwijl het meerdere volgens het
huidige wetsvoorstel niet door het UWV wordt vergoed.
In het wetsvoorstel wordt ook geregeld dat geen
transitievergoeding verschuldigd zou zijn bij een ontslag wegens het vervallen
van arbeidsplaatsen als gevolg van bedrijfsbeëindiging of wegens
bedrijfseconomische redenen indien een CAO-regeling van toepassing is die
voorziet in een voorziening die in de plaats komt van de transitievergoeding
(artikel 7:673 lid 1 B.W.). Deze regeling moet een oplossing vormen voor
gevallen waarin betaling van de transitievergoeding een voor werkgevers te
zware belasting zou zijn. De Memorie van Toelichting noemt met name het geval
dat de werkgever middelen die bestemd zijn voor zijn eigen pensioenvoorziening zou
moeten aanspreken om de transitievergoeding te kunnen betalen. De mogelijkheid
om bij CAO een van de transitievergoeding afwijkende voorziening (bijvoorbeeld:
scholingsfaciliteiten, outplacement of een bovenwettelijke WW-uitkering) te
treffen bestond al, maar daarbij werd de eis gesteld dat sprake zou zijn van
een voorziening die gelijkwaardig is aan de transitievergoeding. Deze eis komt
nu te vervallen.
De door
de regering gekozen oplossing vereist een CAO waarin partijen een van de
transitievergoeding afwijkende voorziening treffen. Zolang de CAO-partijen geen
dergelijke regeling treffen alsmede in het geval waarin geen CAO van toepassing
is, biedt de door de regering gekozen oplossing geen soelaas en zal nog steeds
de transitievergoeding moeten worden betaald.
Realiseer grote besparingen en laat ons uw premiebesluit 2025 controleren!
Op 27 november 2024 stuurde de belastingdienst aan werkgevers de beschikking gedifferentieerde premie Werkhervattingskas 2025. In dit besluit is vermeld hoe hoog de premie is die de werkgever in 2025 aan de belastingdienst moet betalen. Voor (middel)grote werkgevers wordt de hoogte van die premie beïnvloed door de bedragen die in 2023 als Ziektewet- respectievelijk WGA-uitkering zijn uitbetaald aan (ex-) werknemers. Uit de controles van premiebesluiten en daaraan ten grondslag liggende uitkeringsbesluiten die wij in het verleden uitvoerden blijkt dat de kans dat de premie te hoog is vastgesteld maar liefst 74% bedraagt!
U heeft nog:00days,
00hours, 00minutes en
00seconds
Realiseer grote besparingen en laat ons uw premiebesluit 2025 controleren!
Op 25 november 2024 stuurde de belastingdienst aan werkgevers de beschikking gedifferentieerde premie Werkhervattingskas 2025. In dit besluit is vermeld hoe hoog de premie is die de werkgever in 2025 aan de belastingdienst moet betalen. Uit de controles van premiebesluiten en daaraan ten grondslag liggende uitkeringsbesluiten die wij in het verleden uitvoerden blijkt dat de kans dat de premie te hoog is vastgesteld maar liefst 74% bedraagt! En deze werkgevers verdienden iedere geïnvesteerde euro gemiddeld 22 maal terug.
Is uw werknemer bijna twee jaar arbeidsongeschikt? Dan komen veel vragen op u af. Wilt u zeker weten dat u de juiste beslissingen neemt? Neem dan tijdig contact met ons op voor een WIA-Poort Scan!
Wilt u daarbij ook concrete adviezen ontvangen waarmee u eventueel zelf gewenste acties kunt nemen? Upgrade dan uw arbeidsrecht abonnement naar een plus- of top abonnement!