Stand van zaken wetsvoorstel Wet arbeidsmarkt in balans
Jaar en kwartaal
2019, 1e kwartaal
Nummer
1
Bronnen:
Gewijzigd voorstel van wet van 5 februari 2019 tot Wijziging
van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, de Wet allocatie arbeidskrachten door
intermediairs, de Wet financiering sociale verzekeringen en enige andere wetten
om de balans tussen vaste en flexibele arbeidsovereenkomsten te verbeteren (Wet
arbeidsmarkt in balans), Eerste Kamer 2018-2019, 35074, nummer A
Brief van Minister van Sociale Zaken en
Werkgelegenheid aan de Tweede Kamer van 8 februari 2019 (Aanbieden lagere
regelgeving Wet arbeidsmarkt in balans), Tweede Kamer 2018-2019, 35074, nummer
63
Ontwerpbesluit houdende regels met betrekking tot
de compensatie van de transitievergoeding bij beëindiging van de werkzaamheden
van de onderneming vanwege pensionering of ziekte of gebreken van de werkgever
(Besluit compensatie transitievergoeding bij beëindiging van de werkzaamheden
van de onderneming)2018-2019, 35074, nummer 63 (bijlage)
Ontwerpbesluit houdende nadere regels over
oproepovereenkomsten2018-2019, 35074, nummer 63 (bijlage)
Ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit
loonbegrip vergoeding aanzegtermijn en transitievergoeding in verband met de
invoering van het recht op transitievergoeding vanaf de eerste dag van de
arbeidsovereenkomst2018-2019, 35074, nummer 63 (bijlage)
Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit
voorwaarden in mindering brengen kosten op transitievergoeding teneinde het
mogelijk te maken inzetbaarheidskosten op de transitievergoeding in mindering
te brengen indien verworven kennis en vaardigheden zijn aangewend om een andere
functie bij de werkgever uit te oefenen2018-2019, 35074, nummer 63 (bijlage)
Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit Wfsv
in verband met aanpassing van de premiedifferentiatie voor de WW en afschaffing
van de sectorfondsen2018-2019, 35074, nummer 63 (bijlage)
Ontwerpregeling tot wijziging van de Regeling Wfsv
in verband met aanpassing van de premiedifferentiatie voor
werknemersverzekeringen2018-2019, 35074, nummer 63 (bijlage)
Brief van Minister van Sociale Zaken en
Werkgelegenheid aan de Tweede Kamer van 15 februari 2019 (Ontwerpbesluit
adequaat pensioen payroll), Tweede Kamer 2018-2019, 35074, nummer 64
Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit
allocatie arbeidskrachten door intermediairs in verband met het vastleggen van
een nadere invulling van een adequate pensioenregeling als bedoeld in artikel
8a, vierde lid, van de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs + nota
van toelichting, Tweede Kamer 2018-2019, 35074, nummer 64 (bijlage)
Op 5 februari 2019 heeft de Tweede Kamer ingestemd met het
voorstel voor de Wet arbeidsmarkt in balans. Behalve de regeringspartijen
hebben de leden van de SGP en het Forum voor Democratie voor het wetsvoorstel
gestemd.
Het wetsvoorstel dat uiteindelijk door de Tweede Kamer is
aangenomen, wijkt op een aantal onderdelen af van het wetsvoorstel zoals dat oorspronkelijk
bij de Tweede Kamer was ingediend (zie daarvoor de stukken van het vaktechnisch
overleg van december 2018).
Hieronder worden alleen de wijzigingen besproken die inhoudelijk
van belang zijn.
Schematisch
gezien worden in de Wet arbeidsmarkt in balans maatregelen getroffen op de
onderstaande gebieden. Wijzigingen van inhoudelijke aard worden aangebracht in
de onderdelen die cursief zijn weergegeven.
Maatregelen rond flexibele arbeid
- Ketenbepaling:
o Verruiming
maximumtermijn
o Terugkerend
tijdelijk werk ("tussenpoos”)
o Invalkrachten
primair onderwijs
- Oproepovereenkomsten:
o Definitie
oproepovereenkomst
o Minimumtermijn voor oproep en intrekken van
oproep
o Aanbod doen voor vaste arbeidsomvang
o Verkorting
van opzegtermijn werknemer
- Payroll:
o Gelijke
arbeidsvoorwaarden
o Bijzondere
bepalingen uitzendovereenkomst niet van toepassing
o Pensioenregeling
o Geen
uitzending binnen concernverband
Aanpassingen ontslagrecht
- Cumulatiegrond
- Proeftijd
- Transitievergoeding
o Eerder
recht op transitievergoeding
o Hoogte
transitievergoeding omlaag
o Ruimere
mogelijkheid om scholingskosten in mindering te brengen op de
transitievergoeding
o Eerder
lagere transitievergoeding voor kleine werkgevers bij ontslag wegens slechte
financiële situatie
o Compensatie van transitievergoeding bij bedrijfsbeëindiging
wegens pensionering of ziekte
Premiedifferentiatie WW naar aard van contract
- Premiedifferentiatie
WW naar aard van contract
- Doorwerking naar premies ZW en WGA
- Doorwerking
naar uitzendsector
De inhoudelijke wijzigingen betreffen het volgende:
Oproepovereenkomsten
Voor oproepovereenkomsten wordt in het wetsvoorstel een minimumtermijn
bepaald voor het oproepen en voor het intrekken van een oproep:
- werknemers met een oproepovereenkomst zijn niet
gehouden om gehoor te geven aan een oproep als deze niet tenminste vier dagen
voor aanvang van de werkzaamheden plaatsvindt (artikel 7:628a lid 2 BW);
- werknemers met een oproepovereenkomst hebben recht
op loon als een oproep door de werkgever binnen vier dagen voor aanvang van de
werkzaamheden wordt ingetrokken (artikel 7:628a lid 3 BW).
Ook zijn werkgevers bij een oproep verplicht om na twaalf
maanden een aanbod te doen voor een vaste arbeidsomvang:
- steeds wanneer een oproepovereenkomst twaalf
maanden heeft geduurd, is de werkgever verplicht om een aanbod te doen voor een
arbeidsomvang die tenminste gelijk is aan het gemiddelde omvang van de arbeid
in de voorafgaande twaalf maanden (artikel 7:628a lid 5 BW).
In een
amendement van 5 februari 2019 (Tweede Kamer 2018-2019, 35074, nummer 61) is geregeld
dat bij CAO kan worden bepaald dat deze bepalingen niet gelden bij seizoensarbeid.
Het moet dan gaan om functies die als gevolg van klimatologische of natuurlijke
omstandigheden gedurende een periode van ten hoogste negen maanden per jaar
kunnen worden uitgeoefend en die niet aansluitend door dezelfde werknemer
gedurende een periode van meer dan negen maanden per jaar kunnen worden
uitgeoefend.
Gelijke arbeidsvoorwaarden bij payroll
In artikel 8a van de Wet allocatie arbeidskrachten door
intermediairs (Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs) wordt voor de
payrollwerknemer een recht opgenomen op dezelfde arbeidsvoorwaarden als die
welke gelden voor werknemers in gelijke of gelijkwaardige functies (artikel 8a
lid 1 Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs) of als die er in het
betreffende bedrijf niet zijn voor werknemers in gelijke of gelijkwaardige
functies in dezelfde branche (artikel 8a lid 2 Wet allocatie arbeidskrachten
door intermediairs).
In de
derde nota van wijziging van 31 januari 2019 (Tweede Kamer 2018-2019, 35074,
nummer 37) wordt nu in artikel 8a leden 9-11 van de Wet allocatie
arbeidskrachten door intermediairs geregeld dat bij algemene maatregel van
bestuur van deze bepaling kan worden afgeweken ten aanzien van mensen met
een arbeidsbeperking. Daardoor moet het mogelijk worden om specifieke
maatregelen te treffen als blijkt dat mensen met een arbeidsbeperking
moeilijker aan het werk komen doordat voor hen het recht op gelijke
arbeidsvoorwaarden gaat gelden. Bij algemene maatregel van bestuur kan dan een
ander arbeidsvoorwaardelijk regime van toepassing worden verklaard.
Het gaat hierbij om arbeidskrachten die:
- werkzaam zijn in een dienstbetrekking als
bedoeld in artikel 2 lid 1 van de Wet sociale werkvoorziening;
- behoren tot een categorie van arbeidskrachten
die bij algemene maatregel van bestuur is aangewezen; als arbeidsbeperkte in de
zin van de quotumheffing (artikel 38b Wet financiering sociale verzekeringen)
- behoren
tot de doelgroep beschut werk als bedoeld in artikel 10b lid 1 van de
Participatiewet.
In verband met het recht op gelijke
arbeidsvoorwaarden is de payrollwerkgever ook verplicht een adequate
pensioenregeling te treffen indien werknemers in gelijke of gelijkwaardige
functies in hetzelfde bedrijf of (als die er niet zijn) in dezelfde branche
recht hebben op een pensioenregeling (artikel 8a lid 4 Wet allocatie
arbeidskrachten door intermediairs) waarbij in een algemene maatregel van
bestuur kan worden bepaald wat een adequate pensioenregeling is (artikel 8a lid
5 Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs).
In een motie van het lid P.R.A. van
Weyenberg (Tweede Kamer 2018-2019, 35074, nummer 44) heeft de Tweede Kamer zich
er over uitgesproken dat er bij de uitwerking van die algemene maatregel van
bestuur voor moet worden gezorgd dat een payrollwerkgever bij de adequate
pensioenregeling verplicht is om:
- ten minste de gemiddelde werkgeverspremie in
Nederland af te dragen;
- zorg te dragen voor een ouderdoms- en
nabestaandenpensioen;
- geen
wachttijd te hanteren.
Aan deze motie heeft de regering
gehoor gegeven door een ontwerp te maken voor een besluit tot wijziging van het
Besluit arbeidskrachten door intermediairs. Dit ontwerpbesluit is bij brief van
de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 5 februari 2019 aan de
Tweede Kamer toegezonden. Het ontwerpbesluit staat tot 15 maart 2019 nog open
voor internetconsultatie. Het (ontwerp) besluit regelt in artikel 1:1a van het
Besluit allocatie arbeidskrachten door intermediairs bepaald wordt dat ook van
een adequate pensioenregeling als bedoeld in artikel 8a lid 4 Wet
allocatie arbeidskrachten door intermediairs sprake is als:
- die voorziet in een ouderdomspensioen en
nabestaandenpensioen als bedoeld in artikel 1 van de Pensioenwet;
- die geen wachttijd of drempelperiodebevat als bedoeld in artikel 14 lid 2 van de Pensioenwet;
- de totalewerkgeverspremie als bedoeld in artikel 1 van de Pensioenwet tenminste
13,6% bedraagt van de som van pensioengrondslag van de payrollwerknemers die op
grond van artikel 8a lid 4 Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs
recht hebben op een pensioenregeling. Het percentage van 13,6% (berekend over
het jaar 2017) komt daarbij overeen met de gemiddelde werkgeverspremiedie wordt afgedragen voor Nederlandse basispensioenregelingen en wordt
jaarlijks aangepast.
Bij het vaststellen van de
pensioengrondslag wordt uitgegaan van het maximale pensioengevend loon in de
zin van de loonbelasting verminderd met 100/75 maal het bedrag van de
AOW-uitkering als bedoeld in artikel 18a lid 7 van de Wet op de loonbelasting
1964 (AOW-franchise).
Als door de betaling van een
werkgeverspremie van 13,6% een bovenmatig pensioen zou ontstaan, moet het
bovenmatige deel als loon aan de payrollwerknemers worden uitbetaald (artikel
1:1a lid 5 Besluit allocatie arbeidskrachten door intermediairs).
Het
aanmerken van de gemiddelde werkgeverspremie als een adequaat pensioen voor
payrollwerknemers betekent per definitie dat werkgevers door inschakeling van
een payrollbedrijf nog steeds financieel voordeel kunnen behalen, namelijk als
de payrollwerknemer wordt ingeleend door een onderneming voor wie een hogere
werkgeverspremie zou gelden als de werknemer bij die werknemer in dienst zou
zijn. In zijn brief aan de Tweede Kamer van 5 februari 2019 geeft de Minister
in dit verband een overzicht van de werkgeverspremies in 2017 en 2018 en van de
AOW-franchise van 2018 van de sectoren waarin het meest gebruik gemaakt wordt
van payrolling:
(THIJS INVOEREN MODEL)
Complicerende factoren bij het
treffen van eventuele alternatieve regelingen zijn echter:
- de verhoging van de administratieve lasten die
ontstaan als een payrollwerkgever zich moet aansluiten bij verschillende
basispensioenregelingen;
- het feit dat aansluiting bij een
ondernemingspensioenfonds niet altijd mogelijk is in verband met de eisen die
artikel 122 Pensioenwet daaraan stelt;
- het feit dat niet alle payrollwerkgevers (niet
bijvoorbeeld die welke voor minder dan 50% uitzenden) verplicht zijn
aangesloten bij de Stichting Pensioenfonds voor de Personeelsdiensten;
- het feit dat de premie bij deelname aan de
Stichting Pensioenfonds voor de Personeelsdiensten lager is dan de gemiddelde
werkgeverspremie. N.B.: Voor deelname aan de
pensioenregeling van de Stichting Pensioenfonds voor de Personeelsdiensten
geldt een wachttijd van 26 weken. De eerste 52 weken geldt vervolgens de
basisregeling (werkgeverspremie: 2,6% van het bruto loon zonder franchise). Na
die eerste 52 weken geldt de Plusregeling (werkgeverspremie: 8% met een
franchise van € 6,64 per uur);
- het
belang van sociale partners bij onderhandelingsvrijheid ter zake van
pensioenregelingen.
Voor payrollwerkgevers gelden nu de
volgende mogelijkheden ter zake van deelname aan een pensioenregeling:
- soms: verplichte aansluiting bij de
pensioenuitvoerder van de basispensioenregeling van de inlener;
- soms, indien voldaan is aan één van de
voorwaarden van artikel 121 van de Pensioenwet: vrijwillige aansluiting bij de
pensioenuitvoerder van de basispensioenregeling van de inlener;
- afsluiten van een adequate pensioenregeling door
de payrollwerkgever die voldoet aan de voorwaarden van artikel 1:1a van het
Besluit allocatie arbeidskrachten door intermediairs.
Proeftijd
In het wetsvoorstel was een verlenging van de maximale
proeftijd voorzien voor:
- arbeidsovereenkomsten voor onbepaalde tijd: maximaal
vijf maanden;
- arbeidsovereenkomsten
voor de duur van twee jaar of langer: maximaal drie maanden.
Bij amendement van 31 januari 2019
(Tweede Kamer 2018-2019, 35074, nummer 38) is geregeld dat deze verlenging van
de proeftijd niet doorgaat. Er was veel kritiek op deze verlenging van
de proeftijd, waarvan vooral misbruik werd gevreesd. Het amendement, waarin
onder meer gesteld werd dat een deugdelijke onderbouwing ontbrak, is met
algemene stemmen door de Tweede Kamer aangenomen.
De
regeling van de maximale proeftijd blijft nu zoals die was, dat wil zeggen:
Duur arbeidsovereenkomst: maximale duur proeftijd:
zes maanden of korter geen proeftijd
langer dan zes maanden maar korter dan twee jaar een maand
twee jaar of langer of onbepaald twee maanden
Compensatie van transitievergoeding bij
bedrijfsbeëindiging wegens pensionering of ziekte
In artikel 7:673e lid 1 onder b BW wordt geregeld dat het
UWV op verzoek van de kleine werkgever (dat wil zeggen: de werkgever die op 1
januari van het kalenderjaar waarin het UWV wordt gevraagd om toestemming voor
opzegging van de arbeidsovereenkomst dan wel waarin het verzoek tot ontbinding
van de arbeidsovereenkomst wordt gedaan minder dan 25 werknemers in dienst had)
een compensatie verstrekt voor de betaling van de transitievergoeding in geval
van het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd door de werkgever of in geval
van staking van de onderneming als gevolg van arbeidsongeschiktheid van de
werkgever.
In de nota
van wijziging van 11 januari 2019
(Tweede Kamer 2018-2019, 35074, nummer 10) wordt voorgesteld dat niet alleen
recht op de compensatie van de transitievergoeding bestaat bij staking van de
onderneming als gevolg van pensionering of ziekte, maar ook bij staking
van de onderneming als gevolg van overlijden. De compensatie komt dan
toe aan de erfgenamen of aan medewerkgevers.
Compensatie van transitievergoeding bij langdurige
arbeidsongeschiktheid
In artikel 7:673e lid 2 BW is ten aanzien van de compensatie
van de transitievergoeding bij ontslag wegens langdurige arbeidsongeschiktheid
geregeld dat deze is gemaximeerd op de transitievergoeding die verschuldigd is
aan het einde van de periode van loondoorbetaling tijdens ziekte als
bedoeld in artikel 7:629 BW. Dit tijdvak is echter niet voor alle werknemers
gelijk. Voor de meeste werknemers is het tijdvak 104 weken, maar voor sommige
werknemers geldt een afwijkend tijdvak, namelijk:
- zes weken voor werknemers die doorgaans op
minder dan vier dagen per week uitsluitend of nagenoeg uitsluitend diensten
verricht ten behoeve van het huishouden van de natuurlijke persoon tot wie hij
in dienstbetrekking staat (artikel 7:629 lid 2 onder a BW);
- dertien weken voor werknemers die de
AOW-gerechtigde leeftijd hebben bereikt (artikel 7:629 lid 2 onder a BW jo.
artikel VIIIA lid 1 Overgangsrecht Burgerlijk Wetboek).
Om dit
onderscheid weg te nemen is in de nota van wijziging van 11 januari 2019 (Tweede Kamer 2018-2019,
35074, nummer 10) geregeld dat nu bepaald wordt dat de compensatie van de
transitievergoeding bij ontslag wegens langdurige arbeidsongeschiktheid is
gemaximeerd op de transitievergoeding die verschuldigd is aan het einde van deduur van het opzegverbod tijdens ziekte als bedoeld in artikel 7:670 lid 1
onder a BW (twee jaar).
Premiedifferentiatie WW naar aard van contract
In artikel 27 van de Wet financiering sociale verzekeringen
wordt geregeld dat de premie voor het Algemeen Werkloosheidsfonds wordt
vastgesteld op een percentage van het loon dat verschillend is voor categorieën
van werknemers al naar gelang de aard van hun arbeidsovereenkomst, waarbij
onderscheid wordt gemaakt in een lage premie voor werknemers met een
schriftelijke arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd die geen
oproepovereenkomst is en een hoge premie voor overige werknemers.
In een amendement van 4 februari 2019 (Tweede Kamer
2018-2019, 35074, nummer 55) is geregeld dat de lage premie verschuldigd zal
worden voor studenten met bijbaantjes. Het moet dan gaan om werknemers
jonger dan 21 jaar van wie de gemiddelde arbeidsomvang per week niet meer dan
twaalf uur bedraagt.
Op grond van een motie van het Tweede Kamerlid A.D. Wiersma
van 31 januari 2019 (Tweede Kamer 2018-2019, 35074, nummer 47) zal de Minister
onderzoeken wat de mogelijkheden en effecten zijn van een aparte categorie bij
de premiedifferentiatie voor langjarige tijdelijke contracten.
Het wetsvoorstel, inclusief
de bovenstaande wijzigingen, is inmiddels ingediend bij de Eerste Kamer.
De Eerste Kamer houdt op 12 maart 2019 een bijeenkomst met deskundigen waar het
wetsvoorstel wordt besproken. Op 19 maart 2019 vindt het voorbereidend
onderzoek door de Commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid plaats. Op 27
mei 2019 vindt de verkiezing van de leden van de Eerste Kamer plaats. De
verwachting is dat de regering zal proberen het wetsvoorstel vóór die datum in
de Eerste Kamer ter stemming te brengen.
De
Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft bij brief van 8 februari
2019 ook nog de ontwerpen voor lagere regelgeving behorend bij de Wet
arbeidsmarkt in balans naar de Tweede Kamer gestuurd. Het gaat daarbij echter om
dezelfde ontwerpen als die welke eerder voor internetconsultatie waren gepubliceerd,
zonder dat eventuele wijzigingen als gevolg van die internetconsultatie al zijn
verwerkt.
Realiseer grote besparingen en laat ons uw premiebesluit 2025 controleren!
Op 27 november 2024 stuurde de belastingdienst aan werkgevers de beschikking gedifferentieerde premie Werkhervattingskas 2025. In dit besluit is vermeld hoe hoog de premie is die de werkgever in 2025 aan de belastingdienst moet betalen. Voor (middel)grote werkgevers wordt de hoogte van die premie beïnvloed door de bedragen die in 2023 als Ziektewet- respectievelijk WGA-uitkering zijn uitbetaald aan (ex-) werknemers. Uit de controles van premiebesluiten en daaraan ten grondslag liggende uitkeringsbesluiten die wij in het verleden uitvoerden blijkt dat de kans dat de premie te hoog is vastgesteld maar liefst 74% bedraagt!
U heeft nog:00days,
00hours, 00minutes en
00seconds
Realiseer grote besparingen en laat ons uw premiebesluit 2025 controleren!
Op 25 november 2024 stuurde de belastingdienst aan werkgevers de beschikking gedifferentieerde premie Werkhervattingskas 2025. In dit besluit is vermeld hoe hoog de premie is die de werkgever in 2025 aan de belastingdienst moet betalen. Uit de controles van premiebesluiten en daaraan ten grondslag liggende uitkeringsbesluiten die wij in het verleden uitvoerden blijkt dat de kans dat de premie te hoog is vastgesteld maar liefst 74% bedraagt! En deze werkgevers verdienden iedere geïnvesteerde euro gemiddeld 22 maal terug.
Is uw werknemer bijna twee jaar arbeidsongeschikt? Dan komen veel vragen op u af. Wilt u zeker weten dat u de juiste beslissingen neemt? Neem dan tijdig contact met ons op voor een WIA-Poort Scan!
Wilt u daarbij ook concrete adviezen ontvangen waarmee u eventueel zelf gewenste acties kunt nemen? Upgrade dan uw arbeidsrecht abonnement naar een plus- of top abonnement!