Voor de heffing van de gedifferentieerde premie
Werkhervattingskas wordt onderscheid gemaakt tussen kleine, middelgrote en
grote werkgevers. Kleine werkgevers betalen een sectoraal vastgestelde premie
(artikel 2.6 lid 3 Besluit Wfsv), grote werkgevers een premie die wordt
vastgesteld op basis van de Ziektewet- respectievelijk WGA-uitkeringen die twee
jaar eerder zijn uitbetaald aan (ex-) werknemers (artikel 2.6 lid 4 Besluit
Wfsv) en voor middelgrote werkgever wordt de premie vastgesteld op basis van
een gewogen gemiddelde van de sectorale en individuele premies (artikel 2.6 lid
5 Besluit Wfsv).
De vraag wie daarbij een kleine, middelgrote of grote
werkgever is gebeurt op basis van de hoogte van de premieplichtige loonsom in
het tweede kalenderjaar dat voorafgaat aan het kalenderjaar waarvoor de premie
moet worden vastgesteld (artikel 2.5 lid 1 onder b., c. en d. Besluit Wfsv).
In een geval van een startende werkgever (een uitzendbureau)
die bij aanmelding als werkgever een premieplichtige loonsom opgaf van € 4.000.000
was de belastingdienst van mening dat deze werkgever vanwege het ontbreken van
een premieplichtige loonsom in het tweede kalenderjaar dat vooraf gaat aan het
kalenderjaar waarin de premie voor het eerst moest worden vastgesteld, moest
worden aangemerkt als een kleine werkgever. De bijbehorende sectorale premie
bedroeg 5,4%. Het uitzendbedrijf meende echter in aanmerking te kunnen komen
voor een indeling als grote werkgever, in welk geval het rekenpercentage
(1,03%) als gedifferentieerde premie zou moeten worden betaald. Daarbij beriep
het uitzendbedrijf zich op de bepaling van artikel 2.17 Besluit Wfsv (titel:
"premiepercentage startende werkgever”). Volgens dit artikel wordt voor een
werkgever die, zonder dat sprake is van een overgang van onderneming, de
hoedanigheid van werkgever heeft gekregen in het eerste of tweede kalenderjaar
voorafgaande aan het kalenderjaar waarvoor de premie wordt vastgesteld, het
percentage van de gedifferentieerde premie vastgesteld op het rekenpercentage.
Nadat het
gerechtshof het uitzendbedrijf in het gelijk had gesteld, stelde de
Staatssecretaris van Financiën cassatieberoep in bij de Hoge Raad. Ook die
stelt de werkgever in het gelijk. Uit de toelichting op het toenmalige Besluit
premiedifferentiatie WAO uit 1997 leidt de Hoge Raad af dat het de bedoeling
van de besluitgever was om ook in het eerste jaar onderscheid te maken tussen
(toen) kleine en grote werkgevers. Bij de invoering van het Besluit Wfsv is
niet gebleken dat de besluitgever een wijziging beoogd heeft. De destijds
bestaande mogelijkheid om een andere indeling te vragen als de actuele
premieplichtige loonsom tot een andere indeling zou leiden dan de
premieplichtige loonsom over het tweede kalenderjaar voorafgaande aan het
kalenderjaar waarvoor de premie moet worden vastgesteld (artikel 2.6 lid 2 Besluit Wfsv) is in 2014
afgeschaft zonder dat daarbij de tekst van artikel 2.17 Besluit Wfsv is
gewijzigd. De Hoge Raad leidt daaruit af dat artikel 2.17 Besluit Wfsv (net als
voorheen artikel 8 van het Besluit premiedifferentiatie WAO) een speciale
regeling bevat voor de indeling van startende werkgevers die afwijkt van
hetgeen is bepaald in artikel 2.5 lid 1 Besluit Wfsv.
Is uw werknemer bijna twee jaar arbeidsongeschikt? Dan komen veel vragen op u af. Wilt u zeker weten dat u de juiste beslissingen neemt? Neem dan tijdig contact met ons op voor een WIA-Poort Scan!
Wilt u daarbij ook concrete adviezen ontvangen waarmee u eventueel zelf gewenste acties kunt nemen? Upgrade dan uw arbeidsrecht abonnement naar een plus- of top abonnement!