Gedifferentieerde premie werkhervattingskas 2019 (Ziektewet en WGA)
Jaar en kwartaal
2018, 3e kwartaal
Nummer
9
Bronnen:
Besluit gedifferentieerde premie Werkhervattingskas 2019, besluit van het UWV van 21 augustus 2018, Staatscourant 3 september 2018, nummer 48450
Nota Gedifferentieerde premies WGA en ZW 2019
Persbericht UWV 3 september 2018 "Gunstige economische ontwikkeling zorgt voor stabiele werkgeverspremies WGA en ZW”
Het UWV heeft de parameters vastgesteld aan de
hand waarvan de gedifferentieerde premie voor de Werkhervattingskas voor 2019
wordt berekend. Sinds de inwerkingtreding van de Wet verbetering hybride markt
WGA, Staatsblad 2016, 221, per 1 januari 2017 bestaat de gedifferentieerde
premie Werkhervattingskas uit de volgende twee premiecomponenten (artikel 2.6
lid 1 Besluit Wfsv):
de premiecomponent WGA-lasten (WGA);
de premiecomponent ZW-lasten (Ziektewet).
Tot 1 januari 2017 bestonden verschillende
premiecomponenten voor de WGA-vast en WGA-flex, waarbij het onderscheid was of
voorafgaand aan de toekenning van de WGA-uitkering geen Ziektewetuitkering was
toegekend (WGA-vast) of wel (WGA-flex).
De werkgever behoeft geen premie te betalen
voor de premiecomponenten betreffende uitkeringen waarvoor de werkgever
eigenrisicodrager is. Sinds 1 januari 2017 ontstaat bestaat de mogelijkheid om
ook eigenrisicodrager te worden voor het WGA-flex risico maar uitsluitend samen
met het WGA-vast risico.
Grens kleine, middelgrote en grote werkgevers
De wijze waarop de premiedifferentiatie wordt
vastgesteld is verschillend voor kleine werkgevers, middelgrote werkgevers en
grote werkgevers. De grens tussen kleine en middelgrote werkgevers en de grens
tussen middelgrote en grote werkgevers wordt bepaald aan de hand van de
premieplichtige loonsom. Voor het jaar 2019 is daarbij de premieplichtige
loonsom van 2017 bepalend.
Het gemiddelde premieplichtige loon is voor
2019 vastgesteld op € 33.100. Dat betekent voor de grenzen tussen kleine, grote
en middelgrote werkgevers het volgende:
2019
klein:
middelgroot:
groot:
premieplichtige
loonsom 2017:
≤ € 331.000
> € 331.000 maar
≤ € 3.310.000
> € 3.310.000
premie:
vaste sectorpremie
gewogen gemiddelde
van individuele premiedifferentiatie en vaste sectorpremie
individuele
premiedifferentiatie
In het verleden waren de loonsomgrenzen
ingesteld als volgt:
jaar:
grote / kleine werkgever
2009
€ 705.000
2010
€ 730.000
2011
€ 747.500
2012
€ 755.000
2013
€ 757.500
jaar:
middelgrote / kleine werkgever
grote / middelgrote werkgever
2014
€ 307.000
€ 3.070.000
2015
€ 314.000
€ 3.140.000
2016
€ 319.000
€ 3.190.000
2017
€ 322.000
€ 3.220.000
2018
€ 328.000
€ 3.280.000
2019
€ 331.000
€ 3.310.000
Het deel van de premie van de middelgrote
werkgever dat per sector wordt bepaald en het deel dat op basis van de
uitkeringen van de (ex-) werknemers wordt bepaald, wordt vastgesteld op grond
van de volgende formule:
Een werkgever met een premieplichtige loonsom
in 2017 van € 1.000.000:
€ 1.000.000 - € 331.000 = € 669.000 (is deel
van de loonsom boven de ondergrens)
€ 669.000 / € 2.979.000 = (afgerond)
0,23
Het sectoraal bepaalde deel van de premie is 1
- 0,23 = 0,77%.
Het individueel bepaalde deel van de premie is
0,23 %.
Een werkgever met een premieplichtige loonsom
in 2017 van € 2.000.000:
€ 2.000.000 - € 331.000 = € 1.669.000 (is
deel van de loonsom boven de ondergrens)
€ 1.669.000 / € 2.979.000 = (afgerond)
0,56
Het sectoraal bepaalde deel van de premie is 1
- 0,56 = 0,44%.
Het individueel bepaalde deel van de premie is
0,56%.
Kleine werkgever
Een kleine werkgever is een werkgever waarvan
het premieplichtige loon twee kalenderjaren eerder (voor de premie over het
jaar 2019 dus in 2017) kleiner dan of gelijk is aan tien maal het gemiddelde
premieplichtige loon per werknemer (≤ € 331.000).
Voor kleine werkgevers geldt een vaste premie
die per sector wordt vastgesteld. De vastgestelde sectorpremies luiden als
volgt:
Sector
WGA
Ziektewet
2018
2019
verschil
2018
2019
verschil
1
Agrarisch bedrijf
0,67
0,59
-0,08
0,28
0,27
-0,01
2
Tabakverwerkende
industrie
0,91
0,93
0,02
0,22
0,20
-0,02
3
Bouwbedrijf
0,99
0,86
-0,13
0,25
0,24
-0,01
4
Baggerbedrijf
0,37
0,52
0,15
0,08
0,09
0,01
5
Houten
emballage-industrie, houtwaren- en borstelindustrie
0,87
0,79
-0,08
0,25
0,27
0,02
6
Timmerindustrie
0,81
0,65
-0,16
0,30
0,18
-0,12
7
Meubel- en
orgelbouwindustrie
0,88
0,74
-0,14
0,27
0,28
0,01
8
Groothandel in
hout, zagerijen, schaverijen en houtbereidingsindustrie
1,13
0,79
-0,34
0,41
0,24
-0,17
9
Grafische industrie
0,71
0,61
-0,10
0,29
0,26
-0,03
10
Metaalindustrie
0,49
0,49
0,00
0,28
0,28
0,00
11
Elektrotechnische
industrie
0,27
0,29
0,02
0,58
0,72
0,14
12
Metaal-en technische
bedrijfstakken
0,78
0,73
-0,05
0,36
0,34
-0,02
13
Bakkerijen
1,31
1,20
-0,11
0,45
0,39
-0,06
14
Suikerverwerkende
industrie
1,26
1,15
-0,11
0,36
0,37
0,01
15
Slagersbedrijven
1,51
1,32
-0,19
0,36
0,34
-0,02
16
Slagers overig
0,93
0,86
-0,07
0,48
0,54
0,06
17
Detailhandel en
ambachten
0,86
0,82
-0,04
0,48
0,44
-0,04
18
Reiniging
2,05
2,12
0,07
0,85
0,71
-0,14
19
Grootwinkelbedrijf
0,99
0,83
-0,16
0,41
0,39
-0,02
20
Havenbedrijven
0,60
0,59
-0,01
1,02
0,99
-0,03
21
Havenclassificeerders
0,84
0,88
0,04
0,59
0,55
-0,04
22
Binnenscheepvaart
0,69
0,64
-0,05
0,32
0,39
0,07
23
Visserij
0,65
0,61
-0,04
0,38
0,69
0,31
24
Koopvaardij
0,34
0,41
0,07
0,63
0,46
-0,17
25
Vervoer KLM
1,55
1,53
-0,02
0,63
0,68
0,05
26
Vervoer NS
0,87
0,84
-0,03
0,63
0,68
0,05
27
Vervoer posterijen
0,61
0,81
0,20
0,34
0,84
0,50
28
Taxivervoer
2,35
2,15
-0,20
1,59
1,09
-0,50
29
Openbaar Vervoer
0,73
0,86
0,13
1,18
1,25
0,07
30
Besloten busvervoer
1,19
0,99
-0,20
0,70
0,70
0,00
31
Overig
personenvervoer te land en in de lucht
0,47
0,48
0,01
0,81
0,77
-0,04
32
Overig
goederenvervoer te land en in de lucht
0,82
0,76
-0,06
0,57
0,63
0,06
33
Horeca algemeen
0,73
0,67
-0,06
0,57
0,56
-0,01
34
Horeca catering
0,98
1,22
0,24
0,65
0,62
-0,03
35
Gezondheid, geestelijke
en maatschappelijke belangen
0,77
0,80
0,03
0,33
0,33
0,00
38
Banken
0,34
0,39
0,05
0,13
0,16
0,03
39
Verzekeringswezen
0,50
0,48
-0,02
0,11
0,11
0,00
40
Uitgeverij
0,66
0,77
0,11
0,23
0,28
0,05
41
Groothandel I
0,56
0,54
-0,02
0,26
0,27
0,01
42
Groothandel II
0,63
0,61
-0,02
0,28
0,27
-0,01
43
Zakelijke
Dienstverlening I
0,53
0,50
-0,03
0,12
0,14
0,02
44
Zakelijke
Dienstverlening II
0,36
0,34
-0,02
0,29
0,28
-0,01
45
Zakelijke
Dienstverlening III
0,56
0,56
0,00
0,56
0,50
-0,06
46
Zuivelindustrie
0,57
0,51
-0,06
0,67
0,66
-0,01
47
Textielindustrie
0,59
0,64
0,05
0,18
0,05
-0,13
48
Steen-, cement-,
glas- en keramische industrie
1,21
1,08
-0,13
0,35
0,34
-0,01
49
Chemische industrie
0,85
0,85
0,00
0,18
0,24
0,06
50
Voedingsindustrie
0,71
0,70
-0,01
0,36
0,45
0,09
51
Algemene industrie
0,62
0,57
-0,05
0,62
0,92
0,30
52
Uitzendbedrijven
1,15
1,15
0,00
4,59
4,85
0,26
53
Bewakingsondernemingen
1,15
1,26
0,11
1,05
0,96
-0,09
54
Culturele
instellingen
0,63
0,62
-0,01
0,32
0,35
0,03
55
Overige takken van
bedrijf en beroep
1,00
0,94
-0,06
0,36
0,43
0,07
56
Schildersbedrijf
2,08
1,82
-0,26
0,47
0,22
-0,25
57
Stukadoorsbedrijf
2,74
1,79
-0,95
0,36
0,34
-0,02
58
Dakdekkersbedrijf
1,77
1,81
0,04
0,38
0,52
0,14
59
Mortelbedrijf
1,22
0,98
-0,24
0,02
0,06
0,04
60
Steenhouwersbedrijf
2,26
1,79
-0,47
0,56
0,34
-0,22
61
Overheid, onderwijs
en wetenschappen
0,92
0,94
0,02
0,10
0,10
0,00
62
Overheid, rijk,
politie en rechterlijke macht
0,81
1,02
0,21
0,01
0,01
0,00
63
Overheid, defensie
0,00
0,00
0,00
0,03
0,04
0,01
64
Overheid,
provincies, gemeenten en waterschappen
0,81
0,82
0,01
0,05
0,04
-0,01
65
Overheid, openbare
nutsbedrijven
0,29
0,30
0,01
0,10
0,04
-0,06
66
Overheid, overige
instellingen
1,08
1,60
0,52
0,22
0,15
-0,07
67
Werk en
(re)Integratie
3,29
3,31
0,02
1,19
1,30
0,11
68
Railbouw
1,13
0,83
-0,30
0,12
0,14
0,02
69
Telecommunicatie
0,69
0,75
0,06
0,30
0,30
0,00
In het algemeen kan worden vastgesteld dat de
sectorpercentages van de WGA ten opzichte van 2018 licht zijn gedaald en dat de
sectorpercentages van de ZW ten opzichte van 2018 heel licht zijn gestegen.
Middelgrote werkgever
Een middelgrote werkgever is een werkgever
waarvan het premieplichtige loon twee kalenderjaren eerder (voor de premie over
het jaar 2019 dus in 2019) groter is dan tien maal het gemiddelde
premieplichtige loon per werknemer maar kleiner dan of gelijk aan honderd maal
het gemiddelde premieplichtige loon per werknemer (> € 331.000 en ≤ €
3.310.000).
Voor middelgrote werkgevers geldt dat de
premie gedeeltelijk wordt beïnvloed door de Ziektewet- en WGA-uitkeringen van
(ex-) werknemers en dat de premie voor het overige deel per sector wordt vastgesteld
op basis van een gewogen gemiddelde. Hoe groot het deel van de premie is dat
wordt beïnvloed door de Ziektewet- of WGA-uitkering van ex-werknemers hangt af
van de hoogte van de premieplichtige loonsom van de werkgever. Hoe dichter die
bij de bovengrens met de grote werkgever ligt, hoe groter het deel van de
premie is dat beïnvloed wordt door de Ziektewet- of WGA-uitkering van de
ex-werknemer.
Grote werkgever
Een grote werkgevers is een werkgever waarvan
het premieplichtige loon twee kalenderjaren eerder (voor de premie over het
jaar 2019 dus in 2017) groter is dan honderd maal het gemiddelde
premieplichtige loon per werknemer (> € 3.310.000).
Voor grote werkgevers geldt dat de premie
volledig wordt bepaald aan de hand van de Ziektewet- en WGA-uitkeringen van
(ex-) werknemers.
Premiecomponent WGA-lasten
De premies en parameters zijn als volgt
vastgesteld:
rekenpercentage
Het rekenpercentage is het gemiddelde
percentage dat over het premieplichtige loon van de publiek verzekerde werkgevers
in een bepaald kalenderjaar moet worden geheven om de WGA-uitkeringen van de
(ex-) werknemers van deze werkgevers in dat kalenderjaar te betalen, verhoogd
met een opslag die onder meer dient:
ter dekking van het effect van de
maximumpremie;
ter dekking van gederfde premie als gevolg van
werkgevers die geen premie meer betalen omdat zij geen werkgever meer zijn of
failliet zijn;
ter instandhouding van vermogen van de
Werkhervattingskas.
De premiedifferentiatie vindt plaats door op
het rekenpercentage een toeslag of korting toe te passen afhankelijk van het
verschil tussen het individuele werkgeversrisicopercentage en het gemiddelde
werkgeversrisicopercentage. Hoe hoger het rekenpercentage is, hoe hoger de
gedifferentieerde premie die een werkgever moet betalen.
jaar:
WGA-vast
WGA-flex
totaal
2009
0,47%
0,47%
2010
0,59%
0,59%
2011
0,62%
0,62%
2012
0,55%
0,55%
2013
0,54%
0,54%
2014
0,51%
0,18%
0,69%
2015
0,50%
0,25%
0,75%
2016
0,48%
0,25%
0,73%
2017
0,76%
2018
0,77%
2019
0,77%
Het rekenpercentage is gelijk gebleven.
Dat het rekenpercentage gelijk blijft is
opmerkelijk, omdat een stijging voor de hand zou hebben gelegen, gelet op het
feit dat uit de premie de afgelopen jaren nog niet de maximale tien jaar van
alle WGA-uitkering werd betaald. Voor wat betreft de WGA-uitkeringen van
werknemers met een vast dienstverband is er volledige instroom: vanaf 2006
(vanwege de invoering van de WIA per 29 december 2005). Voor wat betreft de
WGA-uitkeringen van werknemers met een flexibel dienstverband is er echter
slechts instroom vanaf 2012 (vanwege het overgangsrecht bij de invoering van de
Wet Bezava, artikel 2.1 onder g jo. artikel 2.1a Besluit Wfsv), waarbij dient
te worden bedacht dat in het jaar 2012 gemiddeld nog geen sprake was van instroom
gedurende een volledig jaar. Als gevolg van meer WGA-uitkeringen van werknemers
met een flexibel dienstverband zou de premie nog tot en met 2022 blijven
stijgen. Het feit dat het rekenpercentage desondanks daalt, wordt door het UWV
verklaard door de gestegen WGA-lasten worden gecompenseerd door een (als gevolg
van de economische groei) gestegen loonsom van publiek verzekerde werkgevers,
waardoor de gestegen WGA-lasten ook worden gedekt door een grotere
premieopbrengst.
gemiddelde werkgeversrisicopercentage
Het gemiddelde werkgeversrisicopercentage
vertegenwoordigt het risico op instroom in de WGA van de gemiddelde publiek
verzekerde werkgever in Nederland. Het individueel berekende percentage van de
publiek verzekerde werkgever wordt daartegen afgezet om te bepalen of de
werkgever een toeslag op het rekenpercentage moet betalen, dan wel of de
werkgever daarop een korting krijgt. Derhalve geldt: hoe hoger het gemiddelde
werkgeversrisicopercentage, hoe eerder sprake is van een korting en hoe later sprake
is van een toeslag. Een hoog gemiddeld werkgeversrisicopercentage is dus
voordelig.
jaar:
WGA-vast
WGA-flex
totaal
2009
0,71%
2010
0,36%
2011
0,28%
2012
0,22%
2013
0,23%
2014
0,27%
0,02%
0,29%
2015
0,28%
0,06%
0,34%
2016
0,27%
0,09%
0,36%
2017
0,35%
2018
0,41%
2019
0,41%
Het gemiddelde werkgeversrisicopercentage is
gelijk gebleven.
Overigens worden het gemiddelde
werkgeversrisicopercentage en het individuele werkgeversrisicopercentage sinds
1 januari 2014 niet meer op geheel dezelfde wijze bepaald. Het individuele
werkgeversrisicopercentage wordt bepaald door vergelijking van de aan de
werkgever toe te rekenen uitkeringen (over het kalenderjaar gelegen twee jaar
voor het kalenderjaar waarvan de premie moest worden vastgesteld, aangeduid als
het jaar t-2) met de gemiddelde premieplichtige loonsom over de jaren gelegen
twee tot en met zes jaar voor het kalenderjaar waarvan de premie moest worden
vastgesteld, aangeduid als de jaren t-2 tot en met t-6). Het gemiddelde werkgeversrisicopercentage
werd tot 1 januari 2014 op dezelfde wijze bepaald maar dan aan de hand van de
uitkeringen en loonsommen van alle publiek verzekerde werkgevers in Nederland.
Sinds 1 januari 2014 wordt bij de berekening van het gemiddelde werkgeversrisicopercentage
niet langer uitgegaan van de gemiddelde loonsom over de jaren t-2 tot en met
t-6, maar van de loonsom over het jaar t-2. In een formule:
individuele werkgeversrisicopercentage =
WGA-uitkeringen jaar t-2 : gemiddelde premieloonsom jaar t-6 tot en met jaar
t-2 x 100%
gemiddelde werkgeversrisicopercentage =
WGA-uitkeringen jaar t-2 : premieloonsom jaar t-2 x 100%
Dit is voor werkgevers ongunstig. Uitgaande
van een stijgende loonsom betekent dit namelijk dat bij het gemiddelde
werkgeversrisicopercentage de WGA-uitkeringen worden afgezet tegen een
verhoudingsgewijs hoge loonsom. Dat betekent dat het gemiddelde
werkgeversrisicopercentage verhoudingsgewijs laag uitvalt. Daardoor zal een
vergelijking met het individuele werkgeversrisicopercentage eerder leiden tot
de toekenning van een opslag op het rekenpercentage. De regering wil deze
onevenwichtigheid in de berekening van de gedifferentieerde premie herstellen.
correctiefactor
jaar:
WGA-vast
WGA-flex
totaal
2009
0,69
2010
1,47
2011
1,96
2012
1,90
2013
1,78
2014
1,44
2,00
2015
1,36
2,00
2016
1,34
2,00
2017
1,47
2018
1,42
2019
1,42
Ook de correctiefactor is gelijk gebleven ten
opzichte van 2018.
De correctiefactor geeft de factor aan waarmee
het verschil tussen het gemiddelde en het individuele
werkgeversrisicopercentage wordt vermenigvuldigd om de toeslag of de korting te
bepalen die op het rekenpercentage wordt gegeven. Een hoge correctiefactor is
derhalve gunstig voor werkgevers met een benedengemiddeld
werkgeversrisicopercentage omdat zij dan een hogere korting krijgen, maar is
ongunstig voor werkgevers met een benedengemiddeld werkgeversrisicopercentage
omdat zij dan een hogere toeslag krijgen.
minimumpremie
De minimumpremie bedraagt 25% van het
gemiddelde percentage (0,75%) dat ten grondslag ligt aan de berekening van het
rekenpercentage.
jaar:
WGA-vast
WGA-flex
totaal
klein
groot
2009
0,27%
0,00%
2010
0,59%
0,06%
2011
0,56%
0,07%
2012
0,48%
0,13%
2013
0,47%
0,13%
2014
0,04% (feitelijk: 0,14%*)
0,16%
2015
0,06% (feitelijk: 0,13%*)
0,18%
2016
0,06% (feitelijk: 0,07%*)
0,17%
2017
0,18%
2018
0,18%
2019
0,18%
* Feitelijk valt de berekening van de
premie bij het volledig ontbreken van toe te rekenen WGA-uitkeringen hoger uit
dan de wettelijk vastgestelde minimumpremie.
De minimumpremie is dus gelijk gebleven.
maximumpremie
De maximumpremie bedraagt vier maal het
gemiddelde percentage (0,75%) dat ten grondslag ligt aan de berekening van het
rekenpercentage.
jaar:
WGA-vast
WGA-flex
totaal
klein
groot
2009
1,47%
1,96%
2010
1,59%
2,12%
2011
1,65%
2,20%
2012
1,59%
2,12%
2013
1,56%
2,08%
2014
0,68%
2,64%
2015
0,96%
2,88%
2016
0,96%
2,84%
2017
2,96%
2018
3,00%
2019
3,00%
De maximumpremie is gelijk gebleven.
Gevolgen voor (middel)grote werkgevers
De gevolgen van de vaststelling van de
gedifferentieerde premie voor de (middel)grote werkgever kunnen het beste in
beeld worden gebracht aan de hand van een voorbeeld, waarbij de financiële
gevolgen van de toekenning van een WGA-uitkering aan een (ex-) werknemer voor
het premieonderdeel WGA-lasten vaste dienstbetrekkingen van de
gedifferentieerde premie van de werkgever worden berekend.
Stel:
een grote werkgever heeft in 2019 een
premieplichtige loonsom van € 4.000.000;
die loonsom is steeds jaarlijks ten opzichte
van het kalenderjaar daarvoor met 3% gestegen;
aan de betreffende werkgever worden in het
betreffende premiejaar € 10.000 aan arbeidsongeschiktheidslasten
(uitbetaalde WGA-uitkeringen van werknemers over het kalenderjaar dat twee jaar
daarvóór is gelegen) toegerekend.
De premiecomponent WGA-lasten van de
gedifferentieerde premie bedraagt dan in 2019 € 23.200, dat is dus 2,32
maal meer dan het bedrag van de WGA-uitkering dat tot die premieverhoging
aanleiding gaf! Zelfs als daarvan eerst nog de minimumpremie zou worden
afgetrokken die ook verschuldigd zou zijn als geen WGA-uitkeringen aan de
werkgever worden toegerekend[3] (0,18% =
€ 7.200), dan zou ook dan nog steeds € 16.000 meer premie verschuldigd zijn als
gevolg van het uitkeringsbedrag van twee jaar eerder.
In de voorgaande jaren zou een
uitkeringsbedrag van € 10.000 hebben geleid tot een stijging van de
gedifferentieerde premie van:
jaar:
WGA-vast
WGA-flex
totaal
2014
€ 21.098
€ 27.200
2015
€ 20.000
€ 27.600
2016
€ 19.600
€ 25.200
2017
€ 23.600
2018
€ 23.200
2019
€ 23.200
Voor middelgrote werkgevers zijn de gevolgen
uiteraard wat minder ernstig omdat de gevolgen voor hen gematigd worden doordat
een deel van de premie bepaald wordt door de vaste sectorale premie. Het bedrag
van de premiecomponent WGA-lasten van de gedifferentieerde premie bedraagt voor
hen in het bovengenoemde voorbeeld in 2019 (uitgaande van de sectorale premie
van de sector 44, zakelijke dienstverlening II):
bij een premieplichtige loonsom van €
3.000.000: € 19.500 (af: minimumpremie € 6.300 = € 13.200);
bij een premieplichtige loonsom van €
2.000.000: € 13.400 (af: minimumpremie € 5.200 = € 8.200);
bij een premieplichtige loonsom van €
1.000.000: € 6.300 (af: minimumpremie € 3.000 = € 3.300).
Deze premiestijging is niet verzekerd en komt
dus steeds voor rekening van de werkgever. De wijze waarop de gedifferentieerde
premie wordt berekend blijft dus een sterke stimulans geven om
eigenrisicodrager voor de WGA te worden. Om eigenrisicodrager te kunnen worden
voor de WGA is echter een garantie van een bank of verzekeraar noodzakelijk,
die als regel niet zonder verzekering wordt gegeven. De vraag die vervolgens
rijst is voor welk premiepercentage een verzekeraar het WGA-risico van de
werkgever wil verzekeren.
basispremie
De basispremie voor 2019 is nog niet vastgesteld,
maar de basispremie bedroeg in de afgelopen jaren:
jaar:
basispremie:
2009
5,70%
2010
5,70%
2011
5,65%
2012
5,05%
2013
4,65%
2014
4,95%
2015
5,25%
2016
5,88%
2017
6,16%
2018
6,27%
Ondanks dat de werkgevers nu ook een
gedifferentieerde premie betalen voor de WGA-uitkeringen van werknemers met een
flexibel dienstverband, welke voorheen uit de basispremie betaald werden, is de
basispremie dus sinds 2013 niet gedaald maar juist gestegen naar 6,27% (met
34,8%)! Tegelijkertijd steeg het rekenpercentage van de gedifferentieerde
premie die is betaald voor WGA-uitkeringen van 0,54% in 2013 naar 0,77% in 2018
(een stijging met 42,6%!).
De werkgever die in 2013 een gedifferentieerde
premie betaalde die gelijk is aan het rekenpercentage (derhalve de "gemiddelde”
werkgever) betaalde toen 4,65% basispremie en 0,54% gedifferentieerde premie,
ofwel 5,19%. In 2018 betaalde deze werkgever 6,27% basispremie en 0,77%
gedifferentieerde premie ofwel 7,04%. Dat is een stijging van 51% in vijf jaar
tijd! Let wel: dit is nog exclusief de lasten van loondoorbetaling of
Ziektewetuitkering in de eerste 104 weken van ziekte.
Premiecomponent ZW-lasten
De premies en parameters zijn als volgt
vastgesteld:
rekenpercentage
jaar:
ZW-lasten
2014
0,34%
2015
0,40%
2016
0,39%
2017
0,40%
2018
0,45%
2019
0,47%
Het rekenpercentage is gestegen. Dat is
ongunstig voor werkgevers omdat dan meer premie moet worden betaald. De
stijging van het rekenpercentage wordt door het UWV verklaard door een tendens
dat vooral werkgevers met lagere Ziektewetlasten (zoals werkgevers met veel
vaste dienstverbanden) eigenrisicodrager worden terwijl werkgevers met hogere
Ziektewetlasten (zoals uitzendbureaus) kiezen voor de "publieke verzekering”.
gemiddelde werkgeversrisicopercentage
jaar:
ZW-lasten
2014
0,10%
2015
0,22%
2016
0,23%
2017
0,35%
2018
0,24%
2019
0,26%
Het gemiddelde werkgeversrisicopercentage is
gestegen. Dat is gunstig voor werkgevers omdat dan minder snel een toeslag op
het rekenpercentage moet worden betaald.
correctiefactor
jaar:
ZW-lasten
2014
2,00
2015
1,42
2016
1,30
2017
1,42
2018
1,45
2019
1,39
De correctiefactor is gedaald. Dat is ongunstig
voor werkgevers met een benedengemiddeld werkgeversrisicopercentage omdat zij
dan een lagere korting krijgen, maar is gunstig voor werkgevers met een bovengemiddeld
werkgeversrisicopercentage omdat zij dan een lagere toeslag krijgen.
minimumpremie
De minimumpremie bedraagt 25% van het gemiddelde
percentage (0,43%) dat ten grondslag ligt aan de berekening van het
rekenpercentage.
jaar:
ZW-lasten
2014
0,07% (feitelijk 0,14%)*
2015
0,08%
2016
0,09%
2017
0,08%
2018
0,10%
2019
0,10%
* Feitelijk valt de berekening van de
premie bij het volledig ontbreken van toe te rekenen Ziektewetuitkeringen
echter zodanig uit dat steeds minimaal 0,14% wordt betaald. Dit is een
rekenkundig gevolg van de wettelijk geregelde maximering van de correctiefactor
op 2,00.
De minimumpremie is gelijk gebleven.
maximumpremie
De maximumpremie bedraagt vier maal het
gemiddelde percentage (0,43%) dat ten grondslag ligt aan de berekening van het
rekenpercentage.
jaar:
ZW-lasten
2014
1,24%
2015
1,40%
2016
1,44%
2017
1,40%
2018
1,64%
2019
1,72%
De maximumpremie is gestegen.
Gevolgen voor (middel)grote werkgevers
De gevolgen van de vaststelling van de
gedifferentieerde premie voor de (middel)grote werkgever worden ook hier in
kaart gebracht door het bovengenoemde voorbeeld, dat wil zeggen:
Stel:
een grote werkgever heeft in 2019 een
premieplichtige loonsom van € 4.000.000;
die loonsom is steeds jaarlijks ten opzichte
van het kalenderjaar daarvoor met 3% gestegen;
aan de betreffende werkgever worden in het
betreffende premiejaar € 10.000 aan arbeidsongeschiktheidslasten
(uitbetaalde Ziektewetuitkeringen van werknemers over het kalenderjaar dat twee
jaar daarvóór is gelegen) toegerekend.
De premiecomponent ZW-lasten van de
gedifferentieerde premie bedraagt dan in 2017 € 20.000, dat is dus twee
maal meer dan het bedrag van de Ziektewetuitkering dat tot die premieverhoging
aanleiding gaf! Zelfs als daarvan eerst nog de minimumpremie zou worden
afgetrokken die ook verschuldigd zou zijn als geen Ziektewetuitkeringen aan de
werkgever worden toegerekend[4] (0,10% =
€ 4.000), dan zou ook dan nog steeds € 16.000 meer premie verschuldigd zijn als
gevolg van het uitkeringsbedrag van twee jaar eerder.
In de voorgaande jaren zou een
uitkeringsbedrag van € 10.000 hebben geleid tot een stijging van de
gedifferentieerde premie van:
jaar:
ZW-lasten
2014
€ 28.170
2015
€ 19.200
2016
€ 18.000
2017
€ 19.200
2018
€ 20.000
2019
€ 20.000
Voor middelgrote werkgevers zijn de gevolgen
uiteraard wat minder ernstig omdat de gevolgen voor hen gematigd worden doordat
een deel van de premie bepaald wordt door de vaste sectorale premie. Het bedrag
van de premiecomponent ZW-lasten van de gedifferentieerde premie bedraagt voor
hen in het bovengenoemde voorbeeld in 2019 (uitgaande van de sectorale premie
van de sector 44, zakelijke dienstverlening II):
bij een premieplichtige loonsom van €
3.000.000: € 17.100 (af: minimumpremie € 3.900 = € 13.200);
bij een premieplichtige loonsom van €
2.000.000: € 11.800 (af: minimumpremie € 3.800 = € 8.000);
bij een premieplichtige loonsom van €
1.000.000: € 5.600 (af: minimumpremie € 2.400 = € 3.200).
Deze premiestijging is niet verzekerd en komt
dus steeds voor rekening van de werkgever. De wijze waarop de gedifferentieerde
premie wordt berekend blijft dus ook bij de Ziektewet een sterke stimulans
geven eigenrisicodrager voor de Ziektewet te worden, mede gelet op het feit dat
bij een overstap naar het eigenrisicodragen het inlooprisico van bestaande
arbeidsongeschiktheidsgevallen bij het UWV kan worden achtergelaten. Omdat voor
het eigenrisicodragen in de Ziektewet geen garantie van een bank of verzekeraar
vereist is, kan een werkgever ook besluiten om het risico van betaling van
Ziektewetuitkeringen aan ex-werknemers ook echt zelf te dragen.
[3] Dit is alleen aan de orde als niet reeds een WGA-uitkering van een
andere (ex-) werknemer in aanmerking wordt genomen.
[4] Dit is alleen aan de orde als niet reeds een Ziektewetuitkering van
een andere (ex-) werknemer in aanmerking wordt genomen.
Realiseer grote besparingen en laat ons uw premiebesluit 2025 controleren!
Op 27 november 2024 stuurde de belastingdienst aan werkgevers de beschikking gedifferentieerde premie Werkhervattingskas 2025. In dit besluit is vermeld hoe hoog de premie is die de werkgever in 2025 aan de belastingdienst moet betalen. Voor (middel)grote werkgevers wordt de hoogte van die premie beïnvloed door de bedragen die in 2023 als Ziektewet- respectievelijk WGA-uitkering zijn uitbetaald aan (ex-) werknemers. Uit de controles van premiebesluiten en daaraan ten grondslag liggende uitkeringsbesluiten die wij in het verleden uitvoerden blijkt dat de kans dat de premie te hoog is vastgesteld maar liefst 74% bedraagt!
U heeft nog:00days,
00hours, 00minutes en
00seconds
Is uw werknemer bijna twee jaar arbeidsongeschikt? Dan komen veel vragen op u af. Wilt u zeker weten dat u de juiste beslissingen neemt? Neem dan tijdig contact met ons op voor een WIA-Poort Scan!
Wilt u daarbij ook concrete adviezen ontvangen waarmee u eventueel zelf gewenste acties kunt nemen? Upgrade dan uw arbeidsrecht abonnement naar een plus- of top abonnement!