Extra eisen aan vervallen van niet opgenomen vakantiedagen

Jaar en kwartaal
2019, 1e kwartaal
Nummer
7

Bronnen:
  • Hof van Justitie van de Europese Unie 6 november 2018, zaak C‑619/16, ECLI:EU:C:2018:872 (Kreuziger/Land Berlin) en zaak C‑684/16, ECLI:EU:C:2018:874 (Max Planck/Shimizu)


De Nederlandse vakantiewetgeving (artikel 7:634 e.v. BW) is gebaseerd op artikel 7 van de Europese Arbeidstijdenrichtlijn en moet voldoen aan de bepalingen van dat artikel, zoals die worden uitgelegd door het Hof van Justitie van de Europese Unie.

Nadat twee Duitse rechters vragen hadden gesteld over de juiste uitleg van artikel 7 van de Europese Arbeidsrichtlijn, heeft het Hof van Justitie van de Europese Unie geoordeeld over de vraag wanneer bij het einde van de arbeidsovereenkomst recht bestaat op een vergoeding wegens niet-genoten vakantiedagen. In de Nederlandse wet is die vergoeding wegens niet genoten vakantiedagen geregeld in artikel 7:641 BW.

In het eerste geval ging het om een stagiaire bij een overheidsorgaan die volgens de Duitse wet geen recht had op een vergoeding wegens niet genoten vakantiedagen en die deze vergoeding toch claimde met een beroep op artikel 7 van de Arbeidstijdenrichtlijn. In het tweede geval ging het om een werknemer van een private werkgever die twee maanden voor het einde van zijn arbeidsovereenkomst werd opgeroepen om de hem nog toekomende vakantiedagen op te nemen, waarna die werknemer twee vakantiedagen opnam en bij het einde van zijn arbeidsovereenkomst vergoeding van de overige 51 vakantiedagen claimde.

Het Hof van Justitie oordeelt dat de vakantiedagen pas kunnen vervallen als de werkgever bewijst dat hij de werknemer eerstnauwkeurig en tijdig heeft geïnformeerd over de gevolgen van het niet opnemen van de vakantiedagen en dat hij de werknemer vervolgens daadwerkelijk er toe heeft aangezet om de vakantiedagen op te nemen. De werkgever moet er dan dus op wijzen dat die dagen dreigen te vervallen. De vakantiedagen vervallen alleen als de werknemer er daarna bewust en met volledige kennis van de gevolgen van afziet zijn vakantierechten uit te oefenen. Het Hof overweegt daarbij dat de werknemer binnen de arbeidsverhouding moet worden beschouwd als de zwakkere partij en dat daarom moet worden voorkomen dat de werkgever de werknemer er van weerhoudt om vakantie op te nemen door de werknemer bloot te stellen aan maatregelen die de arbeidsverhouding nadelig beïnvloeden als hij zijn vakantierechten uitoefent.

De Duitse rechters moeten nu beslissen wat deze uitleg van de Arbeidstijdenrichtlijn betekent voor de twee werknemers. Het lijkt er op dat aan de stagiaire inderdaad een vergoeding wegens niet-genoten vakantiedagen moet worden betaald. Of de andere werknemer zijn 51 niet genoten vakantiedagen krijgt uitbetaald, zal afhangen van de vraag hoe indringend de werkgever hem er toe heeft aangezet om de vakantiedagen voor het einde van de arbeidsovereenkomst op te emen.

Volgens artikel 7:640a BW vervallenvakantiedagen (voor zover die de wettelijke minimumvakantie van vier weken niet te boven gaan) als ze niet zijn opgenomen in het kalenderjaar waarin ze zijn opgebouwd of binnen zes maanden daarna. De vakantiedagen vervallen ook dan echter niet als de werknemer in deze periode niet in staat was om de vakantiedagen op te nemen (bijvoorbeeld omdat hij arbeidsongeschikt is en niet in staat is om te werken en ook niet om te re-integreren).

Op grond van de arresten van het Hof van Justitie moeten echter extra eisen gesteld worden aan het vervallen van die vakantiedagen. Die extra eisen gelden volgens het Hof van Justitie ook in de verhouding tussen de werknemer en een private werkgever. Bovendien moet de rechter volgens het Hof van Justitie zo nodig nationale wettelijke regelingen buiten toepassing laten als daardoor niet aan deze eisen kan worden voldaan.
Voor zover de niet opgenomen vakantiedagen wel de wettelijke minimumvakantie van vier weken te boven gaan, vervallen de vakantiedagen volgens artikel 7:642 BW niet na zes maanden maar verjaren ze pas na vijf jaar. Het verschil tussen "vervallen” en "verjaren” is dat het bij verjaring mogelijk is om de termijn van vijf jaar te doen verlengen en bij vervallen niet. Verder moet op verjaring door de werknemer een beroep worden gedaan terwijl de rechter het vervallen van de vakantiedagen zo nodig uit eigen beweging vaststelt.