Op 8 oktober 2015. ECLI:CE:ECHR:2015:1008JUD007721212, heeft
het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) een arrest gewezen ten
aanzien van de vraag of sprake was van schending van het door artikel 6 van het
Europese verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele
vrijheden (EVRM) beschermde recht op een eerlijk proces, omdat de nationale
rechter van Slovenië zijn oordeel omtrent het recht van de heer Korosec op
verhoging van zijn arbeidsongeschiktheidsuitkering had gebaseerd op het oordeel
van artsen van het Sloveense bestuursorgaan. Het EHRM had geconcludeerd dat
sprake was van een schending van de door artikel 6 EVRM vereiste "equality of
arms”.
Het vereiste van de "equality of arms” brengt volgens eerdere
jurisprudentie van het EHRM met zich mee dat elke partij een redelijke gelegenheid
moet hebben om zijn argumenten aan de rechter voor te leggen onder voorwaarden
die hem niet in een wezenlijk nadeligere positie plaatsen ten opzichte van de
wederpartij. Uit de jurisprudentie van het EHRM volgt ook dat de verklaring van
een medisch deskundige waarschijnlijk doorslaggevende invloed heeft op de
beslissing van de rechter, omdat de rechter op medisch gebied waarschijnlijk
niet deskundig is, zodat die verklaring beschouwd moet worden als een
essentieel deel van het bewijsmateriaal. Gebrek aan onpartijdigheid van de
deskundige kan daarom volgens het EHRM aanleiding geven tot schending van het
beginsel van de "equality of arms”.
In het geval van de heer Korosec waren de verklaringen van
de artsen van het bestuursorgaan niet tot stand gekomen in opdracht van de
rechter, noch had de rechter deze uitdrukkelijk als deskundige verklaring
aangemerkt. Maar de verklaringen waren door de rechter wel als medisch
deskundigenbewijs beschouwd. Daarom is volgens het EHRM zijn eerdere jurisprudentie
ten aanzien van de onpartijdigheid van door de rechter benoemde deskundigen van
toepassing. Volgens die jurisprudentie moeten bij de beoordeling van de vraag
of de benoeming van een deskundige leidt tot een schending van het beginsel van
de "equality of arms” drie factoren in acht worden genomen:
de aard van de taak van de deskundige;
de positie van de deskundige in de hiërarchie
van de wederpartij;
de rol die de verklaring van de deskundige
speelt in de procedure, met name het gewicht dat de rechter daaraan toekent.
In het geval van de heer Korosec was de taak van de
deskundigen om het bestuursorgaan te voorzien van medische deskundigheid
teneinde te kunnen beslissen op de claim van de heer Korosec tot verhoging van
zijn arbeidsongeschiktheidsuitkering. De deskundige waren daarbij ondergeschikt
aan het bestuursorgaan. De heer Korosec kon daarom twijfel hebben aan de
onpartijdigheid van dit deskundigenoordeel, maar doorslaggevend is daarbij of
deze twijfel objectief gerechtvaardigd is. De Sloveense rechter had zijn
oordeel op de verklaring van de deskundigen gebaseerd. Een verzoek van de heer
Korosec aan de rechter om een onafhankelijke deskundige te benoemen was
afgewezen omdat het bestuursorgaan het medische dossier van de heer Korosec al
voldoende zou hebben beoordeeld. Omdat uiteindelijk de verklaring van de
deskundige van het bestuursorgaan doorslaggevend waren op een gebied waarop de
rechter zelf niet over deskundigheid beschikte, concludeerde het EHRM dat niet
vastgesteld kon worden dat de procespositie van de heer Korosec gelijk was aan
die van het bestuursorgaan, zodat sprake was van een schending van artikel 6
van het EVRM. Daaraan deed niet af dat de heer Korosec in de gelegenheid was
gesteld om een verklaring af te leggen en dat de rechtbank kennis had genomen
van andere stukken in het dossier, alvorens de claim van de heer Korosec af te
wijzen.
In een uitspraak van 30 juni 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:2226,
heeft de Centrale Raad van Beroep aangegeven welke uitgangspunten de
Nederlandse bestuursrechter gelet op het bovengenoemde arrest van het EHRM in
acht moet nemen in zaken waarin een bestuursorgaan zich beroept op een advies
van een eigen medisch deskundige. Het standpunt van de Centrale Raad van Beroep
is afgestemd met de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
De Centrale Raad van Beroep stelt voorop dat de
verzekeringsartsen van het UWV op grond van het bepaalde in artikel 2 van het
Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten een verzekeringsgeneeskundig
onderzoek moeten doen. De rapporten van die verzekeringsartsen moeten daarom
worden aangemerkt als rapporten van een medisch deskundige waarin een
deskundigenoordeel is neergelegd. Vanwege het feit dat die verzekeringsartsen
in dienst zijn van het UWV of een overeenkomst hebben met het UWV, kan twijfel
ontstaan aan hun onpartijdigheid. Dit betekent dat een betrokkene in beginsel
ook niet in een gelijke positie verkeert als het UWV. Deze twijfel aan de
onpartijdigheid van de verzekeringsarts als medisch deskundige leidt echter nog
niet tot een schending van artikel 6 EVRM als deze twijfel niet objectief
gestaafd kan worden.
Indien een partij niet in een gelijke positie verkeert als
zijn wederpartij dient de bestuursrechter zo nodig compensatie te bieden. De
Centrale Raad van Beroep en de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van
State preciseren in verband hiermee de uitgangspunten bij de toetsing door de
bestuursrechter van de beoordeling door verzekeringsarts. Die toetsing is
afhankelijk van wat de betrokkene aanvoert tegen de medische onderbouwing van
de besluiten van het UWV en van het bewijs dat de betrokkene in dat verband
aanvoert. De omvang van het geding wordt immers op grond van artikel 8:69 van
de Algemene wet bestuursrecht bepaald door de gronden van het beroep.
De toetsing van de rechter van het medisch oordeel van de
verzekeringsarts verloopt in drie stappen:
stap 1: zorgvuldigheid van de besluitvorming
Voldoet de besluitvorming van het UWV aan de
vereisten van de Algemene wet bestuursrecht en het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten
(zorgvuldig onderzoek, deugdelijke motivering, inzichtelijkheid, consistentie)?
o
Nee: het besluit kan reeds om die reden geen
stand houden.
o
Ja: stap 2.
stap 2: equality of arms
De rechter kan slechts een
onafhankelijk en onpartijdig oordeel geven als er evenwicht bestaat tussen
partijen met betrekking tot de mogelijkheid om bewijs aan te dragen.
Heeft de betrokkene voldoende ruimte gehad om de
medische bevindingen van de verzekeringsartsen van het UWV te betwisten,
bijvoorbeeld door zelf medische stukken in te dienen?
o
Ja:
er is equality of arms. De rechter kan uitspraak doen.
o
Nee: er is geen equality of arms. De rechter
moet waarborgen dat het evenwicht hersteld wordt, bijvoorbeeld door het bieden
van de gelegenheid om zelf (medische) stukken in te dienen of zelf een
deskundige in te schakelen. De rechter verduidelijkt wat nodig is.
De betrokkene brengt vervolgens (medische)
stukken in het geding: de rechter moet beoordelen of deze stukken een redelijke
mogelijkheid vormen om de bestuursrechter van zijn standpunt te overtuigen.
Ja:
er is equality of arms. De rechter kan uitspraak doen.
Nee: compensatie bieden voor bewijsnood,
bijvoorbeeld in de vorm van benoeming van een onafhankelijke (medische)
deskundige.
De betrokkene brengt geen (medische) stukken in
het geding: de rechter moet beoordelen of dit de betrokkene in redelijkheid kan
worden tegengeworpen.
Ja: de rechter kan uitspraak doen.
Nee: compensatie bieden voor bewijsnood,
bijvoorbeeld in de vorm van benoeming van een onafhankelijke (medische)
deskundige.
De betrokkene brengt (medische) stukken in het
geding maar deze stukken zijn naar hun aard niet geschikt om twijfel te zaaien
aan de rapporten van de verzekeringsartsen van het UWV, bijvoorbeeld omdat een
behandelend arts genoodzaakt is om de informatie beperkt te verstrekken: de
rechter moet beoordelen of dit de betrokkene in redelijkheid niet kan worden
tegengeworpen.
Ja: de rechter kan uitspraak doen.
Nee: compensatie bieden voor bewijsnood, bijvoorbeeld
in de vorm van benoeming van een onafhankelijke (medische) deskundige.
stap 3: inhoudelijke beoordeling
Heeft de betrokkene door gemotiveerde betwisting
van de conclusies van het UWV ten aanzien van zijn mogelijkheden en beperkingen
twijfel doen ontstaan aan de beoordeling door het UWV?
Nee: afwijzing van het beroep.
Ja.
Neemt de
reactie van het UWV deze twijfel weg?
Ja: afwijzing van het beroep.
Nee: de rechter benoemt een (medisch)
deskundige.
Een afwijzing van een verzoek tot
benoeming van een (medisch) deskundige wordt door de rechter gemotiveerd. De
motivering moet inhouden waarom de rechter op basis van de door partijen
ingebrachte medische informatie voldoende in staat is om het geschil te
beslechten.
De Centrale Raad van Beroep betrekt zijn uitspraak volledig
op de betrokkene. Met "betrokken” wordt de verzekerde (de werknemer) aangeduid.
De uitspraak heeft echter ook belangrijke consequenties voor de werkgever die
procedeert over de Ziektewet- of WGA-uitkering van zijn (ex-) werknemer. Ook de
werkgever is een procespartij voor wie de uit artikel 6 EVRM voortvloeiende
elementaire waarborgen voor een eerlijk proces gelden.
De positie van de werkgever brengt met zich mee dat hij zelf
niet de mogelijkheid heeft om kennis te nemen van de medische gegevens van de
(ex-) werknemer. Hij zal als regel ook niet in staat zijn om in een
beroepsprocedure zelf medische informatie naar voren te brengen of om zelf een
deskundige te benoemen. De Centrale Raad van Beroep erkent in zijn jurisprudentie
dat een werkgever niet veel anders kan dan trachten aan te geven dat het
onderzoek van het UWV onvoldoende is geweest of dat de door het UWV gegeven
motivering de beslissing niet kan dragen. Van de werkgever mag niet worden
verwacht dat hij eigen medische argumenten aandraagt. (CRvB 1 augustus 2008,
ECLI:NL:CRVB:2008:BD9589 en CRvB 17 juli 2009, ECLI:NL:CRVB:2009:BJ3969).
In een principiële uitspraak van 20 juli 2001, ECLI:NL:CRVB:2001:AB2857
heeft de Centrale Raad van Beroep bepaald dat ten aanzien van de werkgever aan
de uit artikel 6 EVRM elementaire eisen van een eerlijk proces, waaronder het
vereiste van "equality of arms” kan worden voldaan doordat de rechter met
toepassing van artikel 8:32 lid 2 van de Algemene wet bestuursrecht bepaalt dat
inzage in dan wel de kennisneming of toezending van medische gegevens van de
werknemer is voorbehouden aan een gemachtigde van de werkgever die arts of
advocaat is dan wel daartoe van de rechter bijzondere toestemming heeft
gekregen en dat deze gemachtigde(n) voor zover het de medische aspecten betreft
in de plaats van de werkgever treden. De Raad heeft daarbij onderkend dat de
werkgever op die wijze nog steeds niet op geheel gelijke voet als de werknemer
en het UWV aan het geding kan deelnemen, doch is van mening dat de gemachtigde
van de werkgeer in staat moet worden geacht, al dan niet in samenwerking met
een arts, de belangen van de werkgever in voldoende mate te behartigen. Het nog
resterende verschil in behandeling brengt werkgevers naar het oordeel van de
Raad echter niet in een wezenlijk nadeliger positie ten opzichte van de andere
partijen, als bedoeld in de jurisprudentie van het EHRM.
De Centrale Raad van Beroep heeft zich in het verleden dus
al uitgesproken ten aanzien van het vereiste van de "equality of arms” in een
beroepsprocedure van een werkgever betreffende de
arbeidsongeschiktheidsuitkering van een (ex-) werknemer en heeft een regeling
getroffen die de werkgever weliswaar niet in dezelfde positie brengt als de
werknemer en het UWV maar in een positie die niet zo wezenlijk nadeliger is ten
opzichte van de andere partijen dat sprake is van schending van het vereiste
van de "equality of arms”.
De beslissing van het EHRM in de zaak Korosec ten aanzien
van de rol van de deskundigen van het UWV geldt voor de werkgever in gelijke
mate. Ook voor de werkgever geldt dat:
het de taak van de verzekeringsartsen van het
UWV als deskundigen is om het UWV te voorzien van medische deskundigheid
teneinde te kunnen beslissen op de claim tot toekenning van een Ziektewet- of
WGA-uitkering (aard van de taak van de deskundige);
twijfel kan ontstaan aan de onpartijdigheid van
de verzekeringsartsen van het UWV vanwege het feit dat zij in dienst zijn van
het UWV of een contract hebben met het UWV (de positie van de deskundige in de
hiërarchie van de wederpartij);
de verklaring van de verzekeringsarts als
deskundige van het UWV (veelal) doorslaggevend is op een gebied waarop de
rechter zelf niet over deskundigheid beschikte (de rol die de verklaring van de
deskundige speelt in de procedure, met name het gewicht dat de rechter daaraan
toekent).
Waar de Centrale Raad van Beroep in zijn uitspraak van 30
juni 2017 van belang acht of voldoende ruimte heeft bestaan om de medische
bevindingen van de verzekeringsartsen van het UWV te betwisten, bijvoorbeeld
door zelf medische stukken in te dienen, kan niet anders dan worden
geconstateerd dat de werkgever die mogelijkheid niet had of heeft en dat de
werkgever niet kan worden verweten dat geen stukken worden ingebracht. Het
evenwicht herstellen door daartoe alsnog gelegenheid te bieden is vervolgens
niet aan de orde. Daarom zou aan werkgevers nog veel eerder compensatie moeten
worden geboden in de vorm van de benoeming van een onafhankelijke (medische)
deskundige dan aan de werknemer.
De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep vergroot aldus
de mogelijkheden van de werkgever om de beslissing tot toekenning van een Ziektewet-
of WGA-uitkering aan een (ex-) werknemer met succes te bestrijden. Er zit
echter nog wel een belangrijke adder onder het gras: als de werknemer geen
partij is in de beroepsprocedure is het de vraag of de werknemer wel kan worden
gedwongen om aan een deskundigenonderzoek mee te werken. En als de uitkering
van de werknemer inmiddels is geëindigd, heeft het UWV ook geen mogelijkheden
meer om de werknemer met een maatregel ten aanzien van de uitkering tot
medewerking te dwingen.
Realiseer grote besparingen en laat ons uw premiebesluit 2025 controleren!
Op 27 november 2024 stuurde de belastingdienst aan werkgevers de beschikking gedifferentieerde premie Werkhervattingskas 2025. In dit besluit is vermeld hoe hoog de premie is die de werkgever in 2025 aan de belastingdienst moet betalen. Voor (middel)grote werkgevers wordt de hoogte van die premie beïnvloed door de bedragen die in 2023 als Ziektewet- respectievelijk WGA-uitkering zijn uitbetaald aan (ex-) werknemers. Uit de controles van premiebesluiten en daaraan ten grondslag liggende uitkeringsbesluiten die wij in het verleden uitvoerden blijkt dat de kans dat de premie te hoog is vastgesteld maar liefst 74% bedraagt!
U heeft nog:00days,
00hours, 00minutes en
00seconds
Realiseer grote besparingen en laat ons uw premiebesluit 2025 controleren!
Op 25 november 2024 stuurde de belastingdienst aan werkgevers de beschikking gedifferentieerde premie Werkhervattingskas 2025. In dit besluit is vermeld hoe hoog de premie is die de werkgever in 2025 aan de belastingdienst moet betalen. Uit de controles van premiebesluiten en daaraan ten grondslag liggende uitkeringsbesluiten die wij in het verleden uitvoerden blijkt dat de kans dat de premie te hoog is vastgesteld maar liefst 74% bedraagt! En deze werkgevers verdienden iedere geïnvesteerde euro gemiddeld 22 maal terug.
Is uw werknemer bijna twee jaar arbeidsongeschikt? Dan komen veel vragen op u af. Wilt u zeker weten dat u de juiste beslissingen neemt? Neem dan tijdig contact met ons op voor een WIA-Poort Scan!
Wilt u daarbij ook concrete adviezen ontvangen waarmee u eventueel zelf gewenste acties kunt nemen? Upgrade dan uw arbeidsrecht abonnement naar een plus- of top abonnement!