AOW-leeftijd naar 67 jaar

Jaar en kwartaal
2009, 4e kwartaal
Nummer
2

Bronnen:

  • Persbericht Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 16 oktober 2009, nummer 09/115
  • Brief van Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan Tweede Kamer van 16 oktober 2009, referentie IVV/I/2009/23153



De regering heeft op 16 oktober 2009 besloten om de AOW-leeftijd in twee stappen te verhogen naar 67 jaar: in 2020 naar 66 jaar en in 2025 naar 67 jaar. Mensen die vóór 1 januari 2010 55 jaar of ouder zijn (dus geboren vóór 1 januari 1955) ondervinden van de maatregel geen nadeel. Mensen die vóór 1 januari 2010 50 jaar of ouder zijn (dus geboren vóór 1 januari 1960) ondervinden beperkt nadeel.

Mensen die 42 jaar gewerkt hebben (minimaal drie dagen per week) kunnen kiezen om eerder te stoppen, vanaf 65 jaar, maar krijgen dan per jaar dat zij eerder stoppen 8% minder uitkering. Voor lagere inkomens wordt dit inkomensverlies gecompenseerd door een nieuw in te voeren inkomensafhankelijke arbeidskorting.

In verband met deze regeling is het nodig om een registratie van het arbeidsverleden op te zetten. Die zal in een overgangsperiode worden opgebouwd uit gegevens die beschikbaar zijn uit bestaande registraties. In 2020 zal dan gelden dat de AOW eerder kan ingaan als er op basis van deze registratie gedurende de voorafgaande 15 jaar is gewerkt. Dit aantal wordt daarna ieder jaar met één jaar verhoogd.

Werknemers die zware beroepen vervullen zullen in de toekomst nadat zij dertig jaar in dit beroep gewerkt hebben een aanbod van hun werkgever moeten krijgen voor minder belastend werk. Bij gebreke daarvan moet de werkgever het financieel mogelijk maken om bij 65 jaar te stoppen met werken. Wat zware beroepen zijn zal in de komende tien jaren "op aanreiken van de sociale partners” worden bepaald. Het moet gaan om werkzaamheden waarvan men in redelijkheid niet kan verwachten dat werknemers deze langer dan 40 jaar kunnen vervullen zonder uitzonderlijke slijtage.
 
Ook in de overige wetgeving zal de pensioenleeftijd worden aangepast. Zo zullen bijvoorbeeld de sociale voorzieningen door gaan lopen tot de 67-jarige leeftijd.

Voor werknemers die vóór het bereiken van de 65-jarige leeftijd werkloos of arbeidsongeschikt zijn en op of na het bereiken van de 65-jarige leeftijd geen recht meer hebben op een loongerelateerde WW- of WGA-uitkering, komt er een nieuwe regeling die inhoudt dat zij een uitkering krijgen die rond het AOW-niveau ligt en waarbij het vermogen en het inkomen van de partner buiten beschouwing blijven.
De Arbeidsomstandighedenwet zal worden gewijzigd om vast te leggen dat werkgevers en werknemers verplicht zijn om tijdens de invoeringstijd (de eerste tien jaar) een "duurzaam in-zetbaarheidsbeleid” te voeren dat er door middel van goede arbeidsomstandigheden, om- en bijscholing en loopbaanbeleid voor moet zorgen dat werknemers in goede gezondheid in goede omstandigheden hun werk kunnen blijven doen tot 67 jaar.

Ook de fiscale facilitering van pensioenregelingen zal worden aangepast. Doordat er twee extra pensioenjaren zijn voordat hetzelfde aanvullende pensioen als thans opgebouwd moet zijn, zal het maximale opbouwpercentage worden aangepast (verlaagd). Bij de eerste verhoging van de AOW-leeftijd in 2020 zal deze aanpassing worden doorgevoerd.

Het  "voorstel van wet houdende wijziging van de Algemene Ouderdomswet, de Wet Inkomstenbelasting 2001 en de Wet op de loonbelasting 1964 in verband met verhoging van de leeftijd waarop recht op ouderdomspensioen ontstaat” is op 2 december 2009 bij de Tweede Kamer ingediend. Er komt nog een afzonderlijke wet die de aanpassingen regelt die als gevolg van de wetswijziging in andere wetten noodzakelijk zijn.