Aangaan van arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd bij overgang van onderneming en opvolgend werkgeverschap
Jaar en kwartaal
2012, 2e kwartaal
Nummer
8
Bronnen:
11 mei 2012, www.rechtspraak.nl, LJN: BV9603
HR 25 mei 2012, www.rechtspraak.nl, LJN: BV9601
HR 24 oktober 1986, NJ 1987, 293
Het aangaan van opeenvolgende
arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd is in de wet (artikel 7:668a lid 1 van
het Burgerlijk Wetboek) aan beperkende regels gebonden. Behoudens tussenpozen
van meer dan drie maanden, wordt een verlengde arbeidsovereenkomst voor bepaalde
tijd van rechtswege geacht voor onbepaalde tijd te zijn aangegaan zodra meer
dan drie overeenkomsten voor bepaalde tijd zijn gesloten en zodra meer dan 36
maanden zijn verstreken sinds de datum van ingang van de eerste
arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd. Van de bepaling kan bij CAO worden
afgeweken. De bepaling is in de wet gekomen door de invoering per 1 januari
1999 van de Wet flexibiliteit en zekerheid.
Lid 2 van deze bepaling zegt dat deze
regel ook geldt als sprake is van elkaar opvolgende arbeidsovereenkomsten
tussen een werknemer en verschillende werkgevers, die ten aanzien van de
verrichte arbeid redelijkerwijze geacht moeten worden elkanders opvolger te
zijn. De bepaling is in de wet opgenomen om een einde te maken aan de tot 1
januari 1999 bestaande zogenaamde "draaideurconstructie", waarbij werknemers
beurtelings voor het verrichten van hetzelfde werk in dienst waren van de
werkgever en van een uitzendbureau die hen uitleende aan de werkgever en
waarbij de werknemers nooit een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd
verwierven.
De Hoge Raad heeft in een arrest van
11 mei 2012 (herhaald op 25 mei 2012) antwoord gegeven op de vraag wanneer in
deze zin sprake is van twee werkgevers die ten aanzien van de verrichte arbeid
redelijkerwijze geacht moeten worden elkaars opvolger te zijn, moet worden beantwoord
aan de hand van de criteria die op grond van het arrest van de Hoge Raad van 24
oktober 1986 (NJ 1987, 293) gelden ten aanzien van de vraag of in een nieuwe
arbeidsovereenkomst ook een nieuw proeftijdbeding kan worden opgenomen.
Het bovenstaande betekent dat van een
opvolgend werkgever in de zin van artikel 7:668a lid 1 van het Burgerlijk
Wetboek (de Hoge Raad houdt nog een slag om de arm door te zeggen: "in de
regel") sprake is als is voldaan aan twee eisen:
de nieuwe overeenkomst eist wezenlijk dezelfde
vaardigheden en verantwoordelijkheden als de vorige overeenkomst;
tussen de nieuwe werkgever en de vorige
werkgever bestaan zodanige banden dat het door de vorige werkgever op grond van
zijn ervaringen met de werknemer verkregen inzicht in diens hoedanigheden en
geschiktheid in redelijkheid ook moet worden toegerekend aan de nieuwe
werkgever.
De wet kent in artikel 7:667 lid
4 van het Burgerlijk Wetboek ook een regel die bepaalt wanneer een
arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd kan worden gevolgd door een arbeidsovereenkomst
voor bepaalde tijd, zonder dat voor het eindigen van de arbeidsovereenkomst
voor bepaalde tijd opzegging noodzakelijk is (in geval van welke opzegging voor
de werkgever een ontslagvergunning van UWV WERKbedrijf vereist is). Die regel
houdt in dat de arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd dan geëindigd moet
zijn door rechtsgeldige opzegging of door ontbinding door de rechter (N.B. met
wederzijds goedvinden is dus niet voldoende).
Ook ten
aanzien van deze regel kent de wet (in lid 5 van artikel 7:667 van het
Burgerlijk Wetboek) een bepaling waardoor de regel ook geldt als sprake is van verschillende
werkgevers, die ten aanzien van de verrichte arbeid redelijkerwijze geacht
moeten worden elkanders opvolger te zijn. Het ligt voor de hand dat de uitleg
die de Hoge Raad in het geval van opvolgende arbeidsovereenkomsten voor
bepaalde tijd (artikel 7:668a van het Burgerlijk Wetboek) geeft aan het begrip
"opvolgend werkgever" ook geldt voor het geval een arbeidsovereenkomst voor
onbepaalde tijd wordt opgevolgd door een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd
(artikel 7:667 van het Burgerlijk Wetboek).
Realiseer grote besparingen en laat ons uw premiebesluit 2025 controleren!
Op 27 november 2024 stuurde de belastingdienst aan werkgevers de beschikking gedifferentieerde premie Werkhervattingskas 2025. In dit besluit is vermeld hoe hoog de premie is die de werkgever in 2025 aan de belastingdienst moet betalen. Voor (middel)grote werkgevers wordt de hoogte van die premie beïnvloed door de bedragen die in 2023 als Ziektewet- respectievelijk WGA-uitkering zijn uitbetaald aan (ex-) werknemers. Uit de controles van premiebesluiten en daaraan ten grondslag liggende uitkeringsbesluiten die wij in het verleden uitvoerden blijkt dat de kans dat de premie te hoog is vastgesteld maar liefst 74% bedraagt!
U heeft nog:00days,
00hours, 00minutes en
00seconds
Is uw werknemer bijna twee jaar arbeidsongeschikt? Dan komen veel vragen op u af. Wilt u zeker weten dat u de juiste beslissingen neemt? Neem dan tijdig contact met ons op voor een WIA-Poort Scan!
Wilt u daarbij ook concrete adviezen ontvangen waarmee u eventueel zelf gewenste acties kunt nemen? Upgrade dan uw arbeidsrecht abonnement naar een plus- of top abonnement!