Overname van onderneming en goodwill


Twee jaar na de verkoop van een notarispraktijk blijkt dat de overgenomen onderneming een aantal lijken in de kast heeft. De koper tracht de betaalde goodwill van zeshonderdduizend gulden op de verkoper te verhalen door in eerste aanleg gedeeltelijke ontbinding van de koopovereenkomst, voor het deel betreffende de goodwill, te vorderen. Na afwijzing in eerste aanleg doet koper in hoger beroep vervolgens een beroep op dwaling. Ook deze vordering wordt echter door zowel het Hof als de Hoge Raad afgewezen.

Twee jaar na de verkoop van een notarispraktijk blijkt dat de overgenomen onderneming een aantal lijken in de kast heeft. De koper tracht de betaalde goodwill van zeshonderdduizend gulden op de verkoper te verhalen door in eerste aanleg gedeeltelijke ontbinding van de koop-overeenkomst, voor het deel betreffende de goodwill, te vorderen. Na afwijzing in eerste aanleg doet koper in hoger beroep vervolgens een beroep op dwaling. Ook deze vordering wordt echter door zowel het Hof als de Hoge Raad afgewezen.

Wat was er aan de hand?

Kat in de Zak heeft per 1 oktober 2001 een notarispraktijk overgenomen voor een prijs van 800.000 gulden, waarvan 600.000 gulden als vergoeding voor de goodwill. De koopsom is op 1 april 2002 door Kat in de Zak voldaan. In 2003 heeft de FIOD een onderzoek ingesteld naar het niet oorbaar uitgevoerd zijn van vrijwillige kavelruilen en grondtransacties in de agrarische sector. Bij dat onderzoek bleken ook een aantal aan Kat in de Zak overgedragen dossiers be-trokken te zijn. Bij brief van 28 december 2004 heeft de raadsman van Kat in de Zak de voormalige notaris geïnformeerd omtrent het feit dat de belastingdienst een onderzoek had ingesteld naar de wijze waarop de notaris kavelruilen had behandeld. Volgens Kat in de Zak had de notaris c.q. verkoper ten onrechte een onjuiste c.q. gekunstelde voorstelling van zaken aan de fiscus verstrekt, op basis waarvan ten onrechte een beroep op vrijstelling van overdrachtsbelasting is gedaan. Kat in de Zak had ook correspondentie aangetroffen waarin de notaris zijn cliënten informeerde over de ontoelaatbaarheid van de constructie die werd ge-bruikt om de overdrachtsbelasting te besparen. Daarom deelde Kat in de Zak middels de brief van haar raadsman van 28 december 2004 de notaris mee dat het haar duidelijk was geworden dat er vele gebreken aan de van verkoper gekochte onderneming kleefden.

Eind 2004 en eind 2005 heeft de belastingdienst aan een aantal voormalige opdrachtgevers van de notaris aanslagen opgelegd ter zake van naheffing van nog verschuldigde overdrachtsbelasting. Twaalf voormalige opdrachtgevers hebben de notaris aansprakelijk gesteld. Zeven voormalige opdrachtgevers hebben (tevens) Kat in de Zak aansprakelijk gesteld.

Kat in de Zak is vervolgens op 20 oktober 2006 een procedure tegen de notaris begonnen bij de rechtbank, stellende dat de overgedragen notarispraktijk niet voldeed aan wat Kat in de Zak op grond van gesprekken met de notaris en de door deze verstrekte financiële gegevens ter zake van de kwaliteit van de praktijkuitoefening en de goodwill mocht verwachten. Kat in de Zak verlangde gedeeltelijke ontbinding van de koopovereenkomst, namelijk voor dat deel van de overeenkomst dat betrekking had op de goodwillvergoeding.

Bij vonnis van 16 januari 2008 wees de rechtbank de vordering van Kat in de Zak af. Kat in de Zak ging daarop in hoger beroep.

Oordeel Hof

Kat in de Zak heeft in hoger beroep de grondslag van haar vordering uitgebreid door (tevens) een beroep te doen op dwaling. Aan haar zijde was bij het sluiten van de overeenkomst sprake van dwaling, op grond waarvan zij wijziging van de gevolgen van de overeenkomst verzocht, zodat het voor haar aan de dwaling verbonden nadeel, bestaande in het betalen van de good-willvergoeding, behoorde te worden opgeheven. Het Hof overwoog dat de vordering gebaseerd op dwaling reeds was verjaard en wees de vordering zodoende af.
Het (andere) verweer van Kat in de Zak dat de overgenomen onderneming niet voldeed aan wat Kat in de Zak op basis van de van koper verkregen informatie mocht verwachten, werd door het Hof eveneens gepasseerd. Volgens het Hof was de wettelijke regeling van koopover-eenkomsten opgenomen in boek 7 Burgerlijk Wetboek niet van toepassing op de goodwill; bij koopovereenkomsten moet het gaan om een "œzaak of vermogensrecht" de goodwill is volgens het Hof geen zaak of vermogensrecht en zou derhalve niet onder de reikwijdte van de wettelijke regeling vallen.

Wat vond de Hoge Raad van het oordeel van het Hof?

De Hoge Raad zag het anders en overwoog als volgt. In geval van verkoop van een onderneming kan een tekortkoming in de nakoming van de koopovereenkomst ook bestaan indien de overgedragen onderneming (niet wat betreft de activa maar) wat betreft de goodwill niet beantwoordt aan hetgeen de koper op grond van de overeenkomst mocht verwachten. Ook in-dien de goodwill zelf niet aangemerkt kan worden als een zaak of een vermogensrecht in de zin van de wettelijke regeling (inzake non-conformiteit bij koopovereenkomsten), staat dat toepassing van die regeling niet in de weg. Een onderneming moet in zijn totaliteit aan de overnameovereenkomst beantwoorden: niet alleen voor wat betreft de afzonderlijke activa, maar ook voor wat betreft de goodwill.

De vordering van Kat in de Zak wees de Hoge Raad desondanks toch af, omdat de dwalings-vordering van Kat in de Zak bleek te zijn verjaard. Na de brief van de raadsman van Kat in de Zak van 28 december 2004 werd door Kat in de Zak eerst op 9 december 2008 in hoger beroep wijziging van de overeenkomst wegens dwaling gevorderd, terwijl de wettelijke verjaringstermijn drie jaar bedraagt vanaf het moment van ontdekken van de dwaling.


Hoge Raad 8 juli 2011, www.rechtspraak.nl, LJN: BQ5068

Bij overname van ondernemingen worden regelmatig forse vergoedingen voor goodwill betaald. De benadering van de Hoge Raad in dit arrest leidt tot een voor de praktijk meer bevredigend resultaat. Volgens de regeling inzake koopovereenkomsten moet een afgeleverde zaak aan de overeenkomst beantwoorden. Is dat niet het geval, dan is er sprake van non-conformiteit en heeft de koper allereerst aanspraak op correcte nakoming. Ook andere sancties zijn denkbaar, zoals vernietiging van de overeenkomst wegens dwaling of bedrog, een vordering tot schadevergoeding of ontbinding of wijziging van de overeenkomst met vergoeding van het geleden nadeel. Met dit arrest heeft de bedrogen of dwalende koper meer mogelijkheden om zijn contractspartij succesvol aan te pakken, nu ook goodwill door de Hoge Raad onder de reikwijdte van de regeling inzake koopovereenkomsten wordt gebracht.

5 maart 2012