Geld lenen kost geld… maar geld uitlenen soms nog veel meer
Een dochter kan fluiten
naar de door haar gedurende acht jaar met horecawerk verdiende centen die zij
stelt aan haar ouders te hebben uitgeleend, doordat haar ouders de geldlening betwisten
en zich met succes beroepen op verjaring.
De rechter oordeelde dat een eventuele erkenning na afloop van de
verjaringstermijn niet aan verjaring in de weg staat.
Wat
was er aan de hand?
Een dochter stelt dat zij van april 1982 tot en met september 1990
maandelijks contant bedragen aan haar ouders heeft geleend. Daarvoor gebruikte
zij het loon dat zij verdiende in de restaurants waar zij werkte. Dat loon
kreeg zij contant uitbetaald. Zij vordert dit geld nu terug. De dochter heeft
aan haar vordering een overeenkomst van geldlening ten grondslag gelegd. Uitgaande
van het gemiddeld door haar verdiende loon, gaat het volgens de dochter in
totaal om € 76.057,84. Als dit bedrag wordt vermeerderd met samengestelde rente
van 6%, gaat het om € 424.329,39. De ouders hebben het bestaan van de
geldlening betwist. Daarnaast hebben zij een beroep op verjaring gedaan.
De
beslissing van de rechter
In hoger beroep ziet het gerechtshof aanleiding om eerst het
verjaringsverweer van de ouders te bespreken. Dit verweer was van aanvang af
door de ouders gevoerd, maar het verweer was aanvankelijk niet nader toegelicht.
Dat was echter ook niet goed mogelijk, omdat de dochter vaag was over het
moment waarop de lening opeisbaar was geworden en waarop dus de
verjaringstermijn zou zijn aangevangen. Eerst tijdens de zitting van de
rechtbank had de dochter verklaard dat de lening vanaf 1990 door haar mondeling
is opgeëist en dat zij dit in de jaren daarna heeft herhaald. Door de advocaat
van de ouders is daarop tijdens de zitting in hoger beroep aangegeven dat dat dan
zou betekenen dat de wettelijke verjaringstermijn van vijf jaar in 1990 een
aanvang heeft genomen en dus in 1995 is verstreken. De advocaat van de dochter
is daar vervolgens inhoudelijk op ingegaan, zonder daarbij bezwaar te maken
tegen het moment in de procedure waarop het verjaringsberoep door de ouders
nader is uitgewerkt. Het hof ziet in dat gegeven, en in het feit dat pas
gaandeweg in de procedure helder is geworden wanneer de gestelde lening in de
visie van de dochter opeisbaar werd, aanleiding te oordelen dat geen beletsel
bestaat om de (late) uitwerking van het verjaringsberoep in de rechtsstrijd te
betrekken. Het hof oordeelt vervolgens dat de wettelijke verjaringstermijn van
vijf jaar een aanvang heeft genomen in 1990 en is verstreken in 1995, tenzij "stuiting”
van de termijn heeft plaatsgevonden. Bij stuiting gaat een verjaringstermijn
opnieuw lopen. Een verjaringstermijn kan worden gestuit door een schriftelijke
aanmaning of door het starten van een juridische procedure. Maar ook als de
schuldenaar de vordering erkent, wordt de verjaring gestuit.
De dochter stelt dat zij de verjaring heeft gestuit bij diverse
gelegenheden vanaf 1990 waarbij zij bij haar ouders mondeling heeft
aangedrongen op terugbetaling van de lening, te weten in 1994, 1998, 2003 en
2012. Dit standpunt ziet er evenwel aan voorbij dat op grond van de wet mondelinge
verzoeken tot betaling als zodanig geen stuiting van een lopende verjaringstermijn
teweeg kunnen brengen. Het hof overweegt dat gesteld noch gebleken is dat in de
periode 1990-1995 ooit enige schriftelijke aanmaning is verzonden. Niet gesteld
is dat dat de lening tijdens gesprekken in 1990-1995 door de ouders zou zijn
erkend en dat aldus stuiting overeenkomstig de wet heeft plaatsgevonden, laat
staan dat in de jaren daarna telkens tijdig nieuwe stuitingen door middel van
erkenningen hebben plaatsgevonden. Bovendien zat er hoe dan ook een gat van
meer dan vijf jaar tussen het gestelde gesprek in 2003 en dat in 2012.
De dochter heeft vervolgens betoogd dat de lening door de ouders
zou zijn erkend tijdens (heimelijk door
haar opgenomen) gesprekken met haar ouders op 30 mei 2012 en 6 juli 2012. Van
delen van deze gesprekken heeft zij transcripties overgelegd. Door de ouders is
uitdrukkelijk betwist dat zij tijdens die gesprekken de lening hebben erkend.
De bewijswaarde van de transcripties is door hen gemotiveerd bestreden. Een
oordeel hierover kan volgens het hof echter achterwege blijven, omdat een
eenmaal verstreken verjaringstermijn niet alsnog wordt gestuit door een latere
erkenning. Daarmee slaagt het verjaringsberoep. Voor zover al sprake is geweest
van geldlening, is de verbintenis tot terugbetaling daardoor niet meer in
rechte afdwingbaar.
Helaas voor de dochter ziet zij het loon dat zij in de periode van
1982 tot 1990 (althans naar eigen zeggen) aan haar ouders had geleend, niet
terug. Wellicht was de uitkomst van de door de dochter gevoerde procedure anders
geweest als zij tegen het verjaringsberoep van de ouders zou hebben ingebracht
dat de lening in 1990 nog niet opeisbaar was en toen ook niet door haar was
opgeëist. In dat geval zou de verjaringstermijn van vijf jaar mogelijk later
zijn aangevangen of had wellicht de langere verjaringstermijn van 20 jaar
hebben gegolden. Die langere termijn is van toepassing bij een verbintenis tot
nakoming na onbepaalde tijd. De verjaringstermijn vangt dan pas aan op de dag
volgend op die waartegen de opeising op zijn
vroegst mogelijk was. Voor het geval sprake was van verjaring had de dochter ook
nog kunnen stellen dat in 2012 schuldvernieuwing heeft plaatsgevonden. Zij had
dat wel gesteld, maar te laat en niet verder onderbouwd, waardoor het hof die
stelling had gepasseerd.
Vaktechnisch overleg arbeidsrecht en werknemersverzekeringen
Tijdens het vaktechnisch overleg (vier maal per jaar) bespreken wij vragen van deelnemers en de actualiteiten van de voorgaande drie maanden. De eerstvolgende bijeenkomsten vinden plaats op:
- maandag 2 december 2024: Koning Willem II-stadion, Tilburg
- dinsdag 3 december 2024: De Soesterduinen, Soest
- woensdag 4 december 2024: Van der Valk Hotel Zwolle
- maandag 9 december 2024: Flonk Hotel Groningen Zuid (of online)
- dinsdag 10 december 2024: Novotel Hotel Eindhoven (Best)
- woensdag 11 december 2024: Van der Valk Hotel Middelburg (of online)
- donderdag 12 december 2024: Van der Valk Hotel Akersloot (of online)
- donderdag 19 december 2024: Van der Valk Hotel Dordrecht
Online deelname is mogelijk bij de bijeenkomsten van maandag 9 december, woensdag 11 december 2024 en donderdag 12 december 2024.
Is uw werknemer bijna twee jaar arbeidsongeschikt? Dan komen veel vragen op u af. Wilt u zeker weten dat u de juiste beslissingen neemt? Neem dan tijdig contact met ons op voor een WIA-Poort Scan!
Wilt u daarbij ook concrete adviezen ontvangen waarmee u eventueel zelf gewenste acties kunt nemen? Upgrade dan uw arbeidsrecht abonnement naar een plus- of top abonnement!