In een eerder artikel van "Actueel rondom het personeel" is
het onderwerp "verjaring en pensioen" al eens aan de orde geweest. Daarbij is aangegeven
dat eigenlijk niet duidelijk is of er een verjaringstermijn geldt en zo ja,
welke verjaringstermijn dat dan is. De rechters waren duidelijk zoekende en
daarbij speelde een rol of het ging om een werknemer die het pensioenfonds
aansprak (1) of een werknemer die de werkgever aansprak (2) dan wel om een pensioenfonds
dat de werkgever aansprak (3). In dit rijtje ontbreekt de mogelijkheid dat de
werkgever de werknemer aanspreekt vanwege betaalde pensioenpremies (4). Het Hof
heeft zich recent over een dergelijk geval gebogen en komt tot de conclusie dat
de vordering van de werkgever op de werknemer niet is verjaard. Dat de
werkgever de premies uiteindelijk toch niet op de werknemer mag verhalen heeft
te maken met andere omstandigheden.
Wat was er gebeurd?
Plezierjacht B.V. had voor haar werknemers in de periode
2000 tot 2005 een eigen pensioenregeling getroffen bij een verzekeraar, waarbij
Plezierjacht B.V. de premie volledig voor haar rekening nam. In oktober 2004
wees de FNV Plezierjacht B.V. er op deze onder de Hiswa-CAO viel en onder de
pensioenregeling van het Bedrijfstakpensioenfonds voor de waterrecreatie,
kunststoffen en houten jachtbouw. Plezierjacht B.V. deelde de mening van de FNV
niet. De aandelen van Plezierjacht B.V. werden tot 1 januari 2005
gehouden door Vaarweg BV. Per 1 januari 2005 werden de aandelen echter verkocht
en bij deze verkoop was door de directeur van Vaarweg B.V. aan de nieuwe
eigenaar gegarandeerd dat alle verplichtingen, waaronder ook de
pensioenverplichtingen, tot aan de overnamedatum waren voldaan. In oktober 2005
meldt de FNV zich opnieuw bij Plezierjacht B.V. met het verzoek de pensioenregeling
van het bedrijfstakpensioenfonds met terugwerkende kracht tot 1 januari 2000 uit
te voeren. Vanaf dat moment zijn er allerlei procedures gaan lopen tussen
allerlei partijen.
De kantonrechter oordeelt in 2006 dat de Hiswa-CAO van
toepassing is. In hoger beroep, blijft dit oordeel in stand. Het is dan 2008.
In 2009 meldt het bedrijfstakpensioenfonds zich bij Plezierjacht B.V. met een
overzicht van de premies en rente, waarop de opgebouwde overdrachtswaarde van
de eigen regeling in mindering is gebracht. Plezierjacht B.V. spreekt Vaarweg B.V.
aan en de rechter oordeelt in 2009 dat Vaarweg B.V. een bedrag van €63.309 aan
Plezierjacht B.V. moet betalen. Plezierjacht B.V. en Vaarweg treffen
uiteindelijk een regeling in der minne.
Plezierjacht B.V. voldoet het werkgeversgedeelte van de
pensioenpremie over de periode januari 2000 tot januari 2005 aan het
pensioenfonds en treft in 2010 een betalingsregeling voor het
werknemersgedeelte over die periode. Plezierjacht B.V. vordert vervolgens in
2010 van een werknemer betaling van het werknemersdeel van de pensioenpremie
2000-2005. De kantonrechter wijst deze vordering toe, maar de werknemer gaat in
hoger beroep.
Wat vond de rechter
ervan?
Omdat de werknemer alsnog met terugwerkende kracht vanaf
datum indiensttreding aanspraak kan maken op een gunstigere pensioenregeling en
omdat, nadat de FNV namens hem daarop een beroep had gedaan en werknemer dus wist
dat Plezierjacht B.V. deze regeling niet nakwam, is het Hof van mening dat de
werknemer zich onder deze omstandigheden niet kan onttrekken aan de betaling
van de premie die daarop betrekking heeft. Dat neemt echter niet weg dat
werknemer een beroep op verjaring kan doen.
Het pensioenreglement bepaalt dat een werkgever zowel het
werkgeversdeel als het werknemersdeel moet afdragen aan het pensioenfonds. Het
Hof is daarom van mening dat Plezierjacht B.V. eerst na voldoening van de
gehele pensioenpremie aan het pensioenfonds een verhaalsrecht krijgt op de
werknemer voor het werknemersdeel. Plezierjacht B.V. had aanvankelijk eerst het
werkgeversdeel betaald. Pas in augustus 2010 is ze het werknemersdeel gaan
betalen en dat was op 1 november 2010 voldaan. De verjaringstermijn is volgens
het Hof pas op 1 november 2010 aangevangen en dus is de vordering niet
verjaard.
Niettemin werd de vordering van Plezierjacht B.V. afgewezen,
omdat Plezierjacht B.V. in strijd handelde met goed werkgeverschap door alsnog
van de werknemer de betaling van het werknemersdeel te vorderen, terwijl Plezierjacht
B.V. al in een eerdere procedure de schade van Vaarweg B.V. vergoed had
gekregen. Plezierjacht B.V. betwistte dat in het schadebedrag de
werknemersdelen zaten, maar omdat ze verder geen bewijsaanbod had gedaan ging
het Hof hieraan voorbij.
Gerechtshof Leeuwarden
25 september 2012, www. rechtspraak.nl, LJN: BX8634
Waar de Hoge Raad in een
eerder arrest van dit jaar (HR 3 februari 2012 LJN: BT8462) de
verjaringstermijn omzeilde door in een zaak, waarin een werknemer het
pensioenfonds rechtstreeks aansprak doorslaggevende
betekenis toe te kennen aan het karakter van de pensioenaanspraak (de werknemer
had op grond van het pensioenreglement een aanspraak op het pensioen over alle
jaren dat hij onder de werkingssfeer viel), spreekt het Hof zich in deze zaak, waarin de
werkgever pensioenpremies op de werknemer wil verhalen, wel uit over de
verjaring. Ook hier speelt hetgeen in het pensioenreglement stond een
doorslaggevende rol. Alleen is het jammer dat het Hof niet aangeeft over welke
verjaringstermijn het gaat. Werknemer beriep zich op artikel 3:308 BW (het doen
van een periodieke betaling), maar het Hof laat in het midden welke
verjaringstermijn van toepassing is.
16 oktober 2012