Bewijsbeslag


Gelijk hebben is één ding, gelijk krijgen is de kunst. Dat gezegde is met name van toepassing op juridische procedures. Hoezeer men ook het recht aan zijn zijde zou hebben, als de rechter op een partij de bewijslast legt en die partij aan die bewijslast niet kan voldoen zal de vordering van die partij worden afgewezen c.q. zal de vordering tegen die partij worden toegewezen.

Omtrent de bewijslast bepaalt de wet dat uitgangspunt is dat degene die de rechtsgevolgen van bepaalde feiten inroept, die feiten moet bewijzen: "wie stelt, bewijst". Maar op die regel zijn uitzonderingen mogelijk op grond van bijzondere bepalingen in de wet of op grond van de redelijkheid en billijkheid. Zo kan de rechter bij de verdeling van de bewijslast rekening houden met de houding die een partij in het proces aanneemt, met de waarschijnlijkheid van hetgeen gesteld wordt en met de vraag wie het bewijs het gemakkelijkst zou kunnen leveren.

Eén van de bijzondere regels die de wet kent over de verdeling van de bewijslast geeft degene die daarbij een rechtmatig belang heeft het recht om in een aparte procedure inzage, afschrift of uittreksel te vorderen van "bescheiden aangaande een rechtsbetrekking waarin hij partij is". De vordering moet bij dagvaarding worden ingesteld tegen degene die over de bescheiden beschikt. De rechtsbetrekking waarop de bescheiden betrekking hebben kan een overeenkomst zijn maar ook een onrechtmatige daad. Het bestaan van die onrechtmatige daad moet dan wel eerst aannemelijk zijn. Degene van wie de inzage, het afschrift of het uittreksel wordt gevorderd, heeft van de wetgever een aantal mogelijke verweren gekregen. Zo kan deze betwisten dat de eisende partij een rechtmatig belang heeft bij inzage van de bescheiden of dat voldoende gewichtige redenen ontbreken om aan de vordering te voldoen. Hiermee is beoogd te voorkomen dat de vordering wordt gebruikt voor zogenaamde "fishing expeditions" waarbij de eisende partij alleen maar vermoedt dat hij een vordering heeft maar deze nog onvoldoende vast staat. Ook als redelijkerwijs kan worden aangenomen dat de eisende partij het bewijs van zijn stellingen kan leveren door middel van andere bewijsmiddelen (zoals getuigen) moet de rechter de gevorderde inzage van de bescheiden afwijzen.

Met name indien de inzage van de bescheiden van de wederpartij zelf moet worden gevorderd, bestaat het gevaar dat de wederpartij deze bescheiden vernietigt of onvindbaar maakt, waarmee de eisende partij alsnog in de kou zou blijven staan. Om dat te voorkomen kan wellicht conservatoir beslag (beslag dat als het ware bedoeld is tot het zeker stellen van rechten) worden gelegd op de betreffende bescheiden, het zogenaamde "bewijsbeslag". Voor het leggen van conservatoir beslag moet een verzoekschrift worden ingediend bij de voorzieningenrechter, die omtrent het verzoek niet de wederpartij hoort zodat het beslag bij verrassing kan worden gelegd. Als de wederpartij het niet met het beslag eens is, kan hij achteraf in een kort geding aan de voorzieningenrechter de opheffing daarvan vragen. Het "bewijsbeslag" strekt ertoe dat een deurwaarder kopieën neemt van de betreffende bescheiden en dat die bescheiden onder beheer worden gesteld van een partij (de deurwaarder zelf of vanwege diens wettelijke verplichting tot geheimhouding vaak ook een notaris) die deze bewaart in afwachting van een vonnis van de rechter omtrent het recht op inzage van de betreffende bescheiden. De partij die dan van de rechter inzage van de bescheiden vordert weet dan in elk geval dat de betreffende bescheiden niet vernietigd of verstopt worden. Of de voorzieningenrechter toestemming geeft voor het bewijsbeslag is niet op voorhand zeker, maar als het lukt is het enkele feit dat de bewijsstukken zich onder een door de rechter aangewezen bewaarder bevinden vaak voor de wederpartij al reden om een andere houding aan te nemen, waarmee een minnelijke regeling van het geschil vaak binnen bereik komt.

Twee recente voorbeelden uit de jurisprudentie geven aan wat op dit punt wel en niet mogelijk is. Zo wilde de rechtbank Leeuwarden geen inzage van de boekhouding van de wederpartij toestaan aan een werkgever die stelde door een ex-werknemer onrechtmatig beconcurreerd te worden, omdat de rechtbank het concurrentiebeding niet meer rechtsgeldig achtte en een onrechtmatige daad wegens het stelselmatig benaderen van cliënten onvoldoende vaststaand achtte. Volgens de rechtbank was aldus sprake van een "fishing expedition". Uit het vonnis blijkt niet dat eerder bewijsbeslag was gelegd. Dat was wel het geval in de zaak waarover de rechtbank Arnhem moest beslissen. Die zaak ging over inbreuk op het auteursrecht van een ontwerpster van een ontwerpster van exclusieve lampen. In geval van inbreuk op intellectuele eigendom, zoals auteursrecht, kent de wet een uitdrukkelijke regeling die buiten twijfel stelt dat bewijsbeslag mogelijk is. Degene die werd beschuldigd van het maken van inbreuk op het auteursrecht van de ontwerpster moest ter onderbouwing van de hoogte van de schadevergoedingsvordering van de ontwerpster toestaan dat de deurwaarder die de administratie in beslag genomen had, de relevante delen daarvan aan de ontwerpster ter beschikking stelde. De onrechtmatige daad vond de rechtbank voldoende aannemelijk doordat vast stond dat de wederpartij op marktplaats.nl voor een ongebruikelijk lage prijs exclusieve lampen aanbood onder de vermelding dat deze van de ontwerpster afkomstig waren, terwijl die lampen werden verkocht vanuit een ongebruikelijke plaats, te weten een autohandel.


Rechtbank Leeuwarden 24 juni 2009, www.rechtspraak.nl, ljn: BI9925 en rechtbank Arnhem 22 april 2009, www.rechtspraak.nl, ljn: BI3338