In 2009 was in Actueel rondom het Personeel de vraag aan de
orde of een detacheringsovereenkomst tot stand was gekomen en wat de aard was
van een dergelijke overeenkomst. In onderstaande uitspraak gaat het om de vraag
of een reeds tot stand gekomen detacheringsovereenkomst -na jaren- door de
opdrachtnemer kan worden beëindigd. De rechter in kort geding meende dat in dit
geval de opzeggende partij op grond van de redelijkheid en billijkheid de
overeenkomst op rechtsgeldige wijze kon en mocht doen eindigen.
Wat was er aan de
hand?
Omdat haar formatieruimte het niet toeliet om zelf
trajectbegeleiders in dienst te nemen, maakte de gemeente Enschede in 2003 met
de Stichting Dienstverlening Welzijn Enschede (hierna: SDWE) de afspraak
gemaakt dat SDWE verschillende medewerkers in dienst zou nemen, die vervolgens
zouden worden gedetacheerd bij de gemeente. In de detacheringsovereenkomst
tussen de gemeente, SDWE en de medewerkers werd daarbij bepaald dat de detacheringsovereenkomst
slechts kon worden beëindigd nadat SDWE voor de medewerkers een andere
betrekking zou hebben gevonden dan wel ontslagvergunningen zou hebben gekregen.
Jarenlang heeft SDWE betreffende medewerkers ter beschikking
gesteld aan de gemeente, maar in 2010 heeft de gemeente om bedrijfseconomische
redenen moeten besluiten om te stoppen met de trajecten. Een aantal medewerkers
heeft de gemeente nog kunnen herplaatsen, maar voor de anderen heeft SDWE ontslagvergunningen moeten aanvragen,
nadat een sociaal pan was opgesteld en beëindigingsvoorstellen niet door de
betreffende medewerkers waren geaccordeerd. Het UWV Werkbedrijf wees de
ontslagaanvraag op 1 februari 2012 echter geheel onverwachts af met als
voornaamste reden dat de SDWE geen belang had bij de ontslagaanvraag, omdat de
gemeente nog onverkort maandelijks het salaris van de "werkloze” medewerkers
doorbetaalde voor een bedrag van € 60.000 per maand. De gemeente heeft daarop
de detacheringsovereenkomst bij brief van 25 juni 2012 opgezegd met inachtneming
van een opzegtermijn van zes maanden tegen 1 januari 2013, waarna SDWE in kort geding nakoming van de detacheringsovereenkomst
vorderde tot aan het moment dat aan de voorwaarde van de beëindigingsbepaling
zou zijn voldaan.
Hoe oordeelde de voorzieningenrechter
in kort geding?
De voorzieningenrechter overwoog dat wanneer strikt zou
worden vastgehouden aan de letterlijke tekst van de detacheringsovereenkomst,
partijen mogelijk voor onbepaalde tijd aan elkaar verbonden zouden blijven,
terwijl duidelijk was dat beëindiging
noodzakelijk en onvermijdelijk was vanwege de bezuinigingen waarmee de gemeente
geconfronteerd werd. Immers, op grond van de beëindigingsbepaling kon de
gemeente de detacheringsovereenkomst niet opzeggen en bleef zij doorbetalen en
SDWE kon geen ontslagvergunningen krijgen omdat de gemeente bleef doorbetalen.
Deze patstelling heeft de voorzieningenrechter doorbroken door -met de gemeente-
te overwegen dat in de gegeven omstandigheden voor de gemeente geen reële
mogelijkheid bestond de detacheringsovereenkomst te beëindigen, zodat de
redelijkheid en billijkheid met zich meebracht dat opzegging toch mogelijk was.
Rechtbank Almelo
(voorzieningenrechter), 9 oktober 2012, www.rechtspraak.nl, LJN: BY0085
In de eerdergenoemde
uitspraak uit 2009 kwalificeerde de rechtbank de detacheringsovereenkomst als een in de wet geregelde overeenkomst van
opdracht. Voor de overeenkomst van opdracht is de opzeggingsbevoegdheid
wettelijk geregeld: de opdrachtgever kan
de overeenkomst te allen tijde opzeggen, waarbij overigens wel moet worden opgemerkt dat contractueel van
deze bepaling kan worden afgeweken. Partijen kunnen dus hun
opzeggingsbevoegdheid beperken of uitbreiden door middel van het opnemen van beëindigingsbepalingen
in de overeenkomst. In de onderhavige uitspraak rept de voorzieningenrechter
met geen woord over de aard van de overeenkomst. Voor de uitkomst van deze zaak
heeft het echter geen gevolgen: omdat van dwingend recht geen sprake is, kunnen
en mogen partijen voorwaarden verbinden aan de opzegging en dan staat de
nakoming van het gegeven woord voorop. De gemeente kon dus in feite worden
gehouden aan haar beperkte en voorwaardelijke opzeggingsbevoegdheid, ware het
niet dat de rechter in dit geval de patstelling doorbrak door de mogelijkheden
van beëindiging met een beroep op de redelijkheid en billijkheid uit te
breiden. De oorzaak van het ontstane geschil was gelegen in deze
zaak in het feit dat partijen bij het sluiten van de detacheringsovereenkomst
weliswaar in de mogelijkheid van beëindiging hadden voorzien, maar dat als
gevolg van nadien gewijzigde omstandigheden feitelijk niet meer aan de in deze
overeenkomst genoemde voorwaarden voor beëindiging kon worden voldaan. De
uitspraak van de voorzieningenrechter maakt duidelijk dat het niet alleen
verstandig is om een (reële) mogelijkheid tot beëindiging in de overeenkomst op
te nemen, maar ook dat men zich er tevens van (blijft) vergewissen dat van deze
mogelijkheid ook daadwerkelijk gebruik kan worden gemaakt. Opstellen van
overeenkomsten: het blijft maatwerk.
14 februari 2013