Piet Pechvogel sluit op 16 november 2001 twee verzekeringsovereenkomsten af bij verzekeringsmaatschappij "Inter Hollandia" voor de dekking van het risico van arbeidsongeschiktheid. De heer Pechvogel wordt daarbij terzijde gestaan door een assurantietussenpersoon, "AP". Eind 2004 worden de twee afzonderlijke verzekeringsovereenkomsten samengevoegd tot één en begin januari 2005 heeft Piet een nieuw polis ontvangen. Hierop staat onder meer het volgende vermeld:
"- Ingangsdatum: 16 november 2001
"- Einddatum: 28 april 2008
"- Eigen risico: 30 dagen
"- Maximale uitkeringstermijn: 7 jaar
In de polisvoorwaarden is onder meer het volgende bepaald:
"- Recht op uitkering ontstaat slechts na het verstrijken van de termijn van het eigen risico.
"- De uitkering eindigt (...) op de datum waarop de verzekering eindigt.
Op 1 april 2008 krijgt Piet Pechvogel een hartaanval en op 18 april 2008 meldt de heer Pechvogel aan Inter Hollandia dat hij per 1 april 2008 arbeidsongeschikt is. Inter Hollandia weigert echter over te gaan tot uitkering. Nadat Inter Hollandia hierin blijft volharden dagvaardt de heer Pechvogel de verzekeringsmaatschappij voor de rechter. De heer Pechvogel is van mening dat Inter Hollandia met ingang van 1 mei 2008 een uitkering moet betalen op basis van volledige arbeidsongeschiktheid voor de maximale duur van 7 jaar, indien en voor zover uiteraard de heer Pechvogel gedurende die tijd ook (volledig) arbeidsongeschikt zal blijven.
Inter Hollandia verdedigt zich met de stelling dat gedurende de eerste 30 dagen van arbeidsongeschiktheid geen recht op uitkering bestaat onder de polis. De wachttijd van deze termijn ging in op 2 april 2008, de dag nadat de heer Pechvogel zijn hartaanval kreeg, en eindigt derhalve op 2 mei 2008. De einddatum van de verzekering is echter al op 28 april 2008. Dat betekent dat op 28 april 2008 de verzekeringsovereenkomst is geëindigd en er voor de heer Pechvogel géén recht meer is op uitkering op grond van deze polis.
Daar komt bij dat de heer Pechvogel bij het afsluiten van de verzekering en daarna is bijgestaan door een tussenpersoon, AP. Van een tussenpersoon mag worden verwacht dat deze de (aanstaande) verzekerde wijst op alle consequenties van de af te sluiten verzekering. Ook moet een tussenpersoon zich ervan vergewissen dat de af te sluiten polis voldoet aan de wensen van de verzekerde. Mocht dat niet het geval zijn, dan kan voor een andere polis worden gekozen. Inter Hollandia heeft zelf geen contact gehad met de heer Pechvogel en mocht er van uit gaan dat AP als bekwaam tussenpersoon heeft vastgesteld of de polis aansloot bij de verwachtingen van de heer Pechvogel. Zonder enige medische beoordeling kan bovendien niet worden gezegd dat een uitkering van 100% moet plaatsvinden, of dat dekking zou hebben bestaan.
De rechtbank komt tot de volgende beoordeling. Bij de uitleg van een beding in een overeenkomst staat voorop dat het aankomt op datgene wat partijen met dat beding beoogd hebben en, indien niet van een gemeenschappelijke bedoeling blijkt, wat een redelijke uitleg van het beding meebrengt. Daarbij moet worden gelet op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan het beding mochten toekennen en op hetgeen ze redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Bij deze beoordeling kan mede van belang zijn tot welke maatschappelijke kringen partijen behoren en welke rechtskennis van de partijen mag worden verwacht. Ook de taalkundige betekenis die de gebruikte woorden normaal gesproken in het maatschappelijk verkeer hebben, is bij de uitleg van een beding van belang. Verzekeringsvoorwaarden moeten voor een particulier steeds duidelijk en begrijpelijk zijn geformuleerd. Algemeen gezichtspunt is voorts dat in geval van twijfel over de uitleg van een voorwaarde de voor de (niet-professioneel) verzekerde gunstigste interpretatie prevaleert.
Naar het oordeel van de rechtbank brengt een redelijke uitleg van de polisvoorwaarden mee dat het recht op uitkering pas begint te lopen na afloop van de eigen risico termijn, welke eigen risico termijn aanvangt op de dag nadat een arts heeft geoordeeld dat verzekerde arbeidsongeschikt is. De uitkering stopt zonder meer op de dag dat de verzekering eindigt. Omdat de eigen risico termijn van 30 dagen begint te lopen op 2 april 2008 en de verzekering eindigt op 28 april 2008 ontstaat geen recht op uitkering. De heer Pechvogel heeft nog betoogd dat de situatie waarin de verzekerde op de einddatum arbeidsongeschikt is niet zou zijn geregeld in de polisvoorwaarden en dat een redelijke uitleg van die voorwaarden zou zijn dat in dat geval de maximale termijn van 7 jaar alsnog gaat lopen, ook na de einddatum. De rechtbank is echter van oordeel dat er geen enkel aanknopingspunt is te vinden op grond waarvan onderscheid zou moeten worden gemaakt tussen de situatie dat de verzekerde op de in de polis genoemde einddatum arbeidsgeschikt is en de situatie waarin hij arbeidsongeschikt is, zoals Piet stelt. Onder alle omstandigheden eindigt het recht op uitkering op de einddatum van de polis, op 28 april 2008.
De rechtbank neemt bij de overwegingen nog mee dat hetgeen is verklaard door AP als tussenpersoon, niet is toe te rekenen aan Inter Hollandia en om die reden geen betekenis heeft bij de vaststelling van het recht op uitkering. Omdat vaststaat dat de heer Pechvogel zich heeft laten adviseren en vertegenwoordigen door een assurantietussenpersoon en dat er tussen de heer Pechvogel en Inter Hollandia geen rechtstreeks contact is geweest, maar alle contacten via AP liepen, kan de heer Pechvogel Inter Hollandia niet verwijten dat deze laatste hem niet heeft gewaarschuwd dat hij op grond van de polis nimmer gedurende de maximale termijn van 7 jaar recht op uitkering zou hebben. Het is juist de taak van de assurantietussenpersoon om de belangen van degene die een verzekering wenst af te sluiten te bewaken. Voor de verzekeringsmaatschappij is hierin geen rol weggelegd.
De rechtbank wijst de vordering van de heer Pechvogel om Inter Hollandia te veroordelen tot het doen van uitkering op basis van de arbeidsongeschiktheidsverzekering dan ook af.
Rechtbank Rotterdam, 9 december 2009, www.rechtspraak.nl, ljn BL 1474
Twee belangrijke zaken komen in deze uitspraak aan de orde. Als een polis niet blijkt te voldoen aan datgene wat men als verzekerde daarvan had verwacht, zal men in de meeste gevallen niet de verzekeringsmaatschappij moeten aanspreken, maar de assurantietussenpersoon. Daarnaast wordt nog eens aangegeven dat voor wat betreft de uitleg van onduidelijkheden in een polis, de voor de particulier verzekerde meest gunstige uitleg voorgaat.