Omdat een werkgever had bewezen dat de werknemer geen opdracht had voor het verrichten van overwerk, moest de werknemer een groot bedrag aan overwerkvergoeding aan de werkgever terugbetalen.
Bij het Havenbedrijf van Rotterdam werkt een werknemer op een afdeling die zich bezighoudt met het onderhoud van kademuren, kunstwerken, steigers, boeien en oevers in de haven. Bij zijn werk is de werknemer vaak in de haven. Het salaris van de werknemer bedraagt ongeveer € 4.600 bruto per maand.
In 2017 moet de werknemer een operatie ondergaan. Bij de re-integratie blijkt dat de werknemer wegens lichamelijke klachten zijn werkweek van 40 uur niet kan volmaken. Omdat de werknemer fotograferen als hobby heeft, wordt afgesproken dat hij tijdens zijn bezoeken aan de haven foto’s zal maken voor de afdeling Communicatie.
Begin 2020 krijgt het Havenbedrijf van de afdeling HR een melding dat het salaris van de werknemer het maximum pensioengevend salaris van 2019 (€ 107.953) heeft overschreden. Bij onderzoek blijkt dat de werknemer maandelijks een grote hoeveelheid overuren declareerde en betaald kreeg. Op grond van de CAO bestaat alleen recht op overwerkvergoeding als de werkgever opdracht heeft gegeven voor het overwerk. Daartoe moet de leidinggevende van de werknemer maandelijks een lijst met overwerkuren voor akkoord ondertekenen. Omdat de leidinggevende niet bekend is met het hoge aantal overuren, wordt besloten om de gang van zaken rond het aantal overuren in januari 2020 te volgen. Dan blijkt dat de werknemer na de ondertekening door de leidinggevende nog een fors aantal overuren aan de lijst toevoegt. Daarmee geconfronteerd geeft de werknemer toe dat hij na de ondertekening door de leidinggevende overuren aan de lijst heeft toegevoegd. Maar de overuren zijn volgens hem wel daadwerkelijk gewerkt. De werknemer zou de overuren besteed hebben aan het maken en bewerken van foto’s. De werknemer wordt op non-actief gesteld. Als na onderzoek blijkt dat hij in 2018 bijna 900 overuren heeft gedeclareerd en in 2019 meer dan 1.100, wat helemaal niet correspondeert met het aantal aangeleverde foto’s, wordt hij op staande voet ontslagen.
Het Havenbedrijf vordert vervolgens (na verrekening met hetgeen op grond van de arbeidsovereenkomst nog aan de werknemer verschuldigd was) bijna € 89.000 van de werknemer terug wegens onverschuldigd betaald loon. De kantonrechter wijst de vordering van het Havenbedrijf toe, maar de werknemer stelt hoger beroep in bij het gerechtshof. Dat oordeelt dat de kantonrechter de bewijslast ten onrechte heeft omgekeerd door van de werknemer te verlangen dat hij het overwerk diende te bewijzen. In plaats daarvan moet het Havenbedrijf bewijzen dat onverschuldigd is betaald voor het overwerk. Het hof acht de werkgever echter in dat bewijs geslaagd. Het hof neemt daarbij in aanmerking dat het feit dat de werknemer het overwerk eerst heeft toegeschreven aan de fotowerkzaamheden en later ook aan overwerk in de reguliere functie, afbreuk doet aan zijn geloofwaardigheid. Ook beroept de werknemer zich pas in hoger beroep voor het eerst op een notitieblok waarop hij zijn overuren zou hebben bijgehouden. Ook andere stellingen van de werknemer acht het hof ongeloofwaardig.
Uit e-mailberichten en een getuigenverklaring van de leidinggevende leidt het gerechtshof af dat de werknemer wel opdracht had om voor het Havenbedrijf foto’s te maken, maar niet om daarvoor overwerkuren in rekening te brengen. De werknemer mocht er ook niet op vertrouwen dat dat wel zo was. Het ging om een alternatieve invulling van uren die de werknemer wegens lichamelijke klachten niet in zijn eigen werk kon werken. De leidinggevende had volgens het hof ook duidelijk aangegeven dat de werkzaamheden binnen werktijd dienden plaats te vinden en dat wat buiten de werktijd gebeurde hobby was.
Ook het verweer van de werknemer dat het Havenbedrijf toezicht had moeten houden op de gedeclareerde overuren, eerder onderzoek had moeten doen en schadebeperkend had moeten optreden, wordt door het hof verworpen. De verplichting tot schadebeperking geldt bij schadevergoeding, terwijl de vordering van het Havenbedrijf onverschuldigde betaling betreft. De werknemer had bovendien het administratieve systeem van het Havenbedrijf ten aanzien van overwerk verstoord door na de ondertekening van de lijst met overuren door de leidinggevende stelselmatig overuren bij te schrijven. Daarmee kan de werknemer het Havenbedrijf niet verwijten dat het systeem gefaald had.
Het vonnis van de kantonrechter, waarbij de werknemer veroordeeld is om bijna € 86.000 terug te betalen blijft in stand.
Vorderingen op een werknemer tot terugbetaling van onverschuldigd betaald loon komen niet vaak voor. Vaak wordt ingeschat dat het verhaal op de werknemer problemen zal opleveren, waardoor van terugvordering wordt afgezien. Ook kan goed werkgeverschap met zich meebrengen dat van terugvordering moet worden afgezien, met name als de werknemer niet hoefde te begrijpen dat de werkgever onverschuldigd betaalde en dat het dus tot een terugvordering zou komen. Zo maakt het bijvoorbeeld een groot verschil of de werkgever teveel betaalt als gevolg van een fout bij de berekening van de in te houden pensioenpremie (waarbij een werknemer wellicht niet hoefde te begrijpen dat er onverschuldigd betaald werd) dan wel of de werkgever het loon dubbel betaalde (waarbij een werknemer uiteraard wel had moeten begrijpen dat er onverschuldigd betaald werd). In dit geval ging het hof uit van boze opzet van de werknemer, in welk geval de terugvordering natuurlijk niet in strijd is met goed werkgeverschap. Wel zal de werkgever waarschijnlijk nog een zware dobber hebben om het hele bedrag op de werknemer te verhalen.
Hoewel het hof dat niet aan het Havenbedrijf tegenwerpt blijft natuurlijk wel opmerkelijk dat een werknemer met een salaris van ongeveer € 60.000 bruto per jaar in twee jaar een bedrag van bijna € 100.000 aan overwerk aan zich kon laten uitbetalen, voordat hij uiteindelijk door de mand viel.