Dat er door de vereenvoudigde claimbeoordeling van 60-plussers geen recente medische informatie van het UWV beschikbaar is over een arbeidsongeschikte werknemer, staat niet in de weg aan beëindiging van de arbeidsovereenkomst wegens langdurige arbeidsongeschiktheid.
Een pedagogisch medewerkster van een kinderdagverblijf was in januari 2022 ziek uitgevallen voor haar werk. Als de werkneemster na 104 weken nog steeds ziek is, kent het UWV aan haar een WGA-uitkering toe, berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80-100%. Omdat de werkneemster ouder dan 60 jaar is gebeurt dat zonder dat het UWV eerst een verzekeringsgeneeskundig en arbeidsdeskundig onderzoek uitvoert. De werkgever en de werkneemster hebben het UWV daarvoor toestemming gegeven.
Het kinderdagverblijf biedt de werkneemster een vaststellingsovereenkomst aan om de arbeidsovereenkomst te beëindigen. De werkneemster weigert die echter te tekenen omdat zij verwacht binnen redelijke termijn volledig te kunnen herstellen en haar werk te kunnen hervatten. De werkgever vraagt dan bij het UWV een ontslagvergunning aan. In het kader van die ontslagprocedure verklaart de bedrijfsarts enerzijds dat niet te verwachten is dat de werkneemster binnen 26 weken in staat zal zijn om haar eigen werkzaamheden volledig te hervatten, maar anderzijds dat de werkneemster aangeeft dat zij een gedeeltelijke werkhervatting binnen 26 weken mogelijk acht en dat dit niet medisch onmogelijk of onwenselijk is, maar dat dit niet getest kan worden omdat de werkneemster nog niet werkt. Dat is voor het UWV reden om de gevraagde ontslagvergunning te weigeren. Het UWV wijst er op dat de werkneemster is doorverwezen voor behandeling en dat de bedrijfsarts verwacht dat de behandeling herstelbevorderend zal werken. Daarom is niet uitgesloten dat de werkneemster binnen 26 weken geschikt zal zijn voor haar eigen werk in aangepaste vorm. De ontslagvergunning kan dan niet worden verleend.
De werkgever dient dan bij de kantonrechter een verzoekschrift in tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst. In dat kader geeft de bedrijfsarts een nadere toelichting op zijn eerdere verklaring waarin hij aangeeft dat hij niet medisch kan weerleggen dat de werkneemster haar aangepast eigen werk voor minder uren zou kunnen verrichten, maar dat hij verwacht dat haar gezondheidsproblemen en haar beperkingen weer gaan toenemen als zij dat zou proberen. In de procedure bij de kantonrechter houdt de werkneemster vast aan het feit dat er binnen 26 weken mogelijkheden zullen zijn voor aangepaste eigen arbeid. De werkgeefster acht het niet verantwoord dat de werkneemster haar werk in minder uren zou moeten uitvoeren met aangepaste taken. Om haar werk op verantwoorde wijze te kunnen doen moet de werkneemster kunnen tillen. Ook moet zij in urgente situaties in staat zijn om in te grijpen, zonder de hulp van collega’s.
De kantonrechter begrijpt het standpunt van de bedrijfsarts zo dat hij medisch gezien niet kan uitsluiten dat de werkneemster binnen 26 weken kan herstellen maar dat de medische situatie niet evident is gewijzigd en dat er een reëel risico is dat de beperkingen zullen toenemen als de werkneemster in de komende maanden haar werk zal hervatten, zoals dat ook eerder het geval is geweest. Dat er daarbij een gebrek is aan meer recente medische informatie over de belastbaarheid van de werkneemster is het gevolg van het feit dat het UWV de WGA-uitkering heeft toegekend na een vereenvoudigde procedure. De werkneemster heeft daarvoor gekozen omdat dat haar inkomenszekerheid gaf en de werkgever heeft daaraan meegewerkt om de werkneemster niet tekort te doen. Omdat niet gesteld of gebleken is dat de medische situatie na de beslissing van het UWV wezenlijk is gewijzigd, ontbindt de kantonrechter de arbeidsovereenkomst.
De zogenaamde 60-plusregeling is de door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid ingesteld om het UWV tijdelijk te ontlasten vanwege het grote tekort aan verzekeringsartsen. Werknemers die aan het einde van de wachttijd 60 jaar of ouder zijn kunnen daarbij zonder onderzoek door de verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige van het UWV als volledig arbeidsongeschikt worden aangemerkt, waarbij zij recht krijgen op een WGA-uitkering. De tijdelijke maatregel is in strijd met de wet. Daarom moeten zowel de werkgever als de werknemer daarmee instemmen. De maatregel is zo vorm gegeven dat er zowel voor de werknemer als voor de werkgever nauwelijks redenen zijn om die instemming te weigeren. De werknemer krijgt een WGA-uitkering op basis van volledige arbeidsongeschiktheid, maar kan nog vragen om de toekenning van een IVA-uitkering en om ondersteuning bij de re-integratie. De werkgever hoeft voor de toegekende WGA-uitkering niet te betalen. De beschikking van de kantonrechter toont aan dat er desondanks bij toepassing van de regeling nog wel complicaties kunnen ontstaan.