Een werknemer die door de werkgever op heterdaad werd betrapt op het tijdens ziekte verrichten van werkzaamheden voor een andere werkgever, was terecht op staande voet ontslagen.
Bij een internationale pakketdienst was sinds december 2022 een pakketbezorger in dienst op basis van een (verlengde) arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd. In zijn arbeidsovereenkomst stond een verbod van nevenwerkzaamheden, dat hem verbood om tijdens de arbeidsovereenkomst concurrerende werkzaamheden te verrichten.
In december 2023 had de werknemer zich ziek gemeld. Als de bedrijfsarts hem geschikt acht voor twee uur aangepast werk per dag draagt de werkgever hem op om administratief werk te verrichten op het hoofdkantoor in Den Haag. Vanwege de reisafstand van 70 kilometer per dag vraagt de werknemer om aangepast werk te mogen doen in een loods in Vlaardingen, maar de werkgever gaat niet op dat verzoek in. Ook maakt de werknemer bezwaar tegen de inhouding van € 1.100 op het salaris van januari, wegens schade aan een auto bij een ongeval in september 2023. Volgens de werknemer is de schade ontstaan tijdens het werk en is hij niet voor die schade aansprakelijk omdat geen sprake was van opzet of bewuste roekeloosheid.
In april 2024 geeft de bedrijfsarts aan dat de werknemer drie uur per dag kan werken. Omdat de beperkingen grotendeels verband houden met de spanningen die de werknemer in de arbeidsverhouding ervaart, adviseert de bedrijfsarts om daarover met de werknemer in gesprek te gaan, eventueel met de hulp van een bemiddelaar. In mei 2024 zijn de beperkingen zodanig toegenomen dat de bedrijfsarts hem niet meer geschikt acht voor arbeid.
Later in de maand wordt de werknemer door de werkgever op staande voet ontslagen, vanwege het verrichten van werkzaamheden voor een ander bedrijf. In de ontslagbrief schrijft de werkgever dat hij de werknemer heeft gevolgd naar aanleiding van binnengekomen berichten dat hij voor een ander bedrijf zou werken. Daarbij heeft de werkgever geconstateerd dat de werknemer met zijn echtgenote in een bestelbus diverse depots ingereden is. Uiteindelijk heeft de werkgever de werknemer verzocht om te stoppen en hem aangesproken op het werken tijdens ziekte. De werknemer had daarbij ontkend dat hij werkzaamheden verrichtte, maar omdat de werkgever zelf had waargenomen dat dat niet klopte, werd hij op staande voet ontslagen.
De werknemer vecht het ontslag aan bij de kantonrechter. Hij stelt dat er geen dringende reden is voor het ontslag en dat onvoldoende rekening is gehouden met de omstandigheden van het geval. Daarbij wijst hij er op dat hem een bijrijder was beloofd voor het helpen tillen van zware pakketten maar dat die er niet was gekomen, dat ten onrechte salaris was ingehouden en dat de werkgever niet had ingestemd met re-integratie dichter bij huis.
De kantonrechter stelt voorop dat bij de beoordeling van de gerechtvaardigdheid van een ontslag op staande voet alle omstandigheden van het geval in aanmerking moeten worden genomen en dat deze in onderling verband moeten worden bezien. De aard en de ernst van de dringende reden spelen een rol, maar ook de aard en de duur van de dienstbetrekking, de wijze waarop de werknemer de dienstbetrekking heeft vervuld en (indien van toepassing) de wijze waarop de werkgever reageerde op eerdere soortgelijke gedragingen. Van belang zijn ook de persoonlijke omstandigheden van de werknemer, waaronder de gevolgen van het ontslag, maar ook als de gevolgen ingrijpend zijn, kan een afweging van de persoonlijke omstandigheden tegen de aard en de ernst van de dringende reden tot de conclusie leiden dat het ontslag op staande voet gerechtvaardigd is.
De kantonrechter stelt vast dat de werknemer, zonder overleg met de bedrijfsarts of de werkgever, voor een derde werkzaamheden tijdens ziekte heeft verricht. De werknemer heeft namelijk erkend dat hij in mei 2024 op in elk geval drie dagen voor zijn neef pakketjes heeft rondgebracht. Daardoor kan volgens de kantonrechter van de werknemer niet worden gevergd om de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Dat de werkgever de werknemer mogelijk niet goed heeft behandeld door hem (te) zwaar werk te laten verrichten en door onvoldoende rekening te houden met de wensen van de werknemer over re-integratie, rechtvaardigt volgens de kantonrechter niet dat de werknemer dan maar in werktijd voor een andere werkgever gaat werken. De kantonrechter weegt ook mee dat de werknemer nog maar kort in dienst was.
Het ontslag op staande voet blijft dan ook in stand. Omdat de werknemer zich ernstig verwijtbaar heeft gedragen, heeft hij ook geen recht op de transitievergoeding.
Het ontslag op staande voet van een werknemer die tijdens ziekte bij een andere werkgever werkt lijkt misschien voor de hand liggend, maar in de praktijk gaat het toch nog wel eens mis. Zo is het van belang dat vaststaat dat de werkzaamheden die de werknemer tijdens ziekte voor een derde heeft verricht, niet passend waren binnen de beperkingen die door de bedrijfsarts waren vastgesteld. Soms vraagt dat om een nadere beoordeling door de bedrijfsarts. In deze zaak was dat kennelijk voldoende duidelijk omdat er een recent oordeel van de bedrijfsarts was en omdat het om dezelfde werkzaamheden ging als die welke de werknemer ook voor zijn eigen werkgever zou moeten verrichten.
Verder is het (laten) volgen van een werknemer een omstandigheid die ook nog wel eens aan een werkgever wordt verweten, als zijnde een inbreuk op de persoonlijke levenssfeer en/of in strijd met goed werkgeverschap. De Hoge Raad heeft echter bepaald dat het bewijs dat op deze manier is verkregen echter ook dan toch kan worden gebruikt voor de onderbouwing van een ontslag, omdat de waarheidsvinding belangrijker is.