De arbeidsovereenkomst van een arbeidsongeschikte werknemer die niet meewerkte aan zijn re-integratie, kon niet door de kantonrechter worden ontbonden omdat het niet meewerken een gevolg was van zijn ziekte.
Bij een bedrijf dat bouwmaterialen verkoopt werkt sinds 2007 een werknemer die zich in juli 2023 ziek meldt wegens klachten aan zijn hand. In 2019 en 2020 was de werknemer al eens langdurig arbeidsongeschikt geweest wegens psychische klachten. Op 17 april 2024 verschijnt de werknemer niet op het spreekuur van de bedrijfsarts. De werknemer is ook niet bereikbaar. Daarvoor krijgt hij een schriftelijke waarschuwing. De werknemer wordt daarbij gewaarschuwd dat de betaling van het loon stop zal worden gezet als hij geen contact met de werkgever opneemt. Als de werknemer eind april 2024 telefonisch contact met de werkgever opneemt, vertelt hij een warrig verhaal en slaat hij een agressieve toon aan.
Op 7 mei 2024 verschijnt de werknemer opnieuw niet op het spreekuur van de bedrijfsarts. Hij is ook opnieuw niet bereikbaar. De dag erna verschijnt de werknemer echter onaangekondigd bij de arbodienst, waar hij boos naar buiten gestormd is en met de deuren heeft geslagen toen bleek dat de casemanager niet aanwezig was. De werknemer krijgt dan opnieuw een schriftelijke waarschuwing. De werkgever deelt mede dat het loon van de werknemer met ingang van 14 mei 2024 wordt opgeschort, totdat de werknemer weer bereikbaar is en bij de bedrijfsarts is geweest.
Op 21 mei 2024 verschijnt de werknemer niet op een afspraak met zijn werkgever op 28 mei 2024 niet op het spreekuur van de bedrijfsarts. Ook is de werknemer niet bereikbaar. Dat komt hem op een derde officiële waarschuwing te staan.
Op 10 juni 2024 neemt de werknemer contact op met de werkgever over het uitblijven van de betaling van zijn salaris. Op 11 juni 2024 is de werknemer opnieuw niet telefonisch bereikbaar voor de casemanager van de arbodienst. Daarop krijgt de werknemer een vierde en laatste officiële waarschuwing, waarbij hem wordt medegedeeld dat de arbeidsovereenkomst zal worden ontbonden als hij op 21 juni 2024 niet op het spreekuur van de bedrijfsarts verschijnt. Vervolgens verschijnt de werknemer niet op dat spreekuur.
De werkgever vraagt vervolgens een deskundigenoordeel aan bij het UWV over de vraag of de werknemer aan zijn re-integratieverplichtingen voldoet. Het UWV kan echter geen deskundigenoordeel afgeven, omdat de werknemer na daartoe te zijn opgeroepen niet verschijnt op het spreekuur van de arts van het UWV. Ook op een uitnodiging om op 17 juli 2024 op het kantoor van de werkgever de eerstejaars evaluatie te komen ondertekenen, verschijnt de werknemer niet.
De werkgever verzoekt dan de kantonrechter om de arbeidsovereenkomst te ontbinden.
Tijdens de zitting van de kantonrechter verschijnt de werknemer zonder advocaat. Hij voert aan dat hij vanwege veiligheidsredenen niet bij de bedrijfsarts kon verschijnen. Zijn telefoon zou meerdere keren gehackt zijn en hij zou inmiddels geen telefoon meer hebben. Er zou iets tegen hem gedaan zijn, waarvan bewijs had, maar waar hij vanwege veiligheidsredenen niet over kon praten. Een röntgenscan/scan van zijn hele lichaam zou duidelijk maken waarom hij niet bij de afspraken was verschenen. Omdat de werknemer aangeeft dat hij een advocaat heeft, dat hij de zaak met die advocaat wil bespreken en dat hij bij een nieuwe zitting met zijn advocaat zal verschijnen, besluit de kantonrechter een nieuwe zittingsdatum te bepalen voor het behandelen van het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Dan verschijnt de werknemer echter niet. De werkgever had verzocht om de tweede zitting niet te laten doorgaan omdat was vernomen dat de werknemer op 9 september 2024 gedwongen was opgenomen in een psychiatrische inrichting. De kantonrechter had echter bepaald dat de zitting toch door moest gaan.
De kantonrechter komt vervolgens tot de conclusie dat de werknemer zijn re-integratieverplichtingen niet is nagekomen. Toch ontbindt de kantonrechter de arbeidsovereenkomst niet, omdat het opzegverbod tijdens ziekte daaraan in de weg zou staan. Dit opzegverbod is niet van toepassing indien de werknemer zonder deugdelijke grond zijn re-integratieverplichtingen niet nakomt en de werkgever de werknemer schriftelijk heeft aangemaand om dat wel te doen en de loonbetaling vervolgens stop heeft gezet. Die uitzondering is volgens de kantonrechter echter niet van toepassing. De kantonrechter is namelijk van mening dat de werknemer een deugdelijke grond had om zijn re-integratieverplichtingen niet na te komen. Dat leidt de kantonrechter of uit de volgende omstandigheden:
• De werknemer had in 2019/2020 psychische problemen.
• De werknemer is sinds juli 2023 arbeidsongeschikt en in april 2024 komt er plotseling verandering in de nakoming van de re-integratieverplichtingen.
• De werkgever zelf had het vermoeden dat psychische problemen een rol speelden bij het niet nakomen van de re-integratieverplichtingen.
• Het gedrag op de zitting en de verplichte opname doen ook vermoeden dat sprake is van psychische problematiek.
Daarmee is volgens de kantonrechter voldoende aannemelijk dat het niet nakomen van de re-integratieverplichtingen geheel of gedeeltelijk is veroorzaakt door de ziekte van de werknemer.
In deze zaak is de werknemer zijn re-integratieverplichtingen niet nagekomen, heeft de werkgever keurig alle stappen gezet die hij op grond daarvan moest zetten, waaronder het indienen van een verzoekschrift tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst, en toch wordt de arbeidsovereenkomst niet ontbonden. De kantonrechter gaat er vanuit dat het niet nakomen van de re-integratieverplichtingen geheel of gedeeltelijk te wijten is aan de ziekte van de werknemer. Als dat het geval is, is de genomen beslissing natuurlijk juist. Voor de werkgever is echter wel onbevredigend dat dit niet met zekerheid kon worden vastgesteld. Als de werknemer in de procedure was verschenen, zou de kantonrechter hebben kunnen aandringen op het overleggen van een verklaring van een behandelaar, die meer duidelijkheid zou hebben kunnen verschaffen. Door het niet verschijnen van de werknemer op de zitting kon de kantonrechter weinig anders doen dan vaststellen wat aannemelijk was op basis van de bekende feiten.
De arbeidsovereenkomst is dan wel niet ontbonden, maar de opschorting van de loonbetaling is daarmee nog niet van tafel. De werknemer heeft immers geen vordering tot betaling van het loon ingesteld. Als de werkgever zeker wil weten dat het niet nakomen van de re-integratieverplichtingen het gevolg is van de ziekte van de werknemer, zou hij vast kunnen houden aan de opschorting van de loonbetaling. De werknemer zou dan gedwongen zijn om een vordering in te stellen. Bij die gelegenheid kan dan alsnog van de werknemer worden verlangd om volstrekte duidelijkheid te verschaffen over de vraag of het niet nakomen van de re-integratieverplichtingen al dan niet het gevolg is van de ziekte van de werknemer. Het is echter zeer de vraag of dat tot voor de werkgever tot een betere uitkomst zal leiden.