Op één van de locaties (“clusters”) van een instelling in de gezondheidszorg wonen mensen met een verstandelijke beperking, die daarnaast vaak ook gedragsproblemen en psychiatrische of psychische problemen hebben. In de arbeidsovereenkomst van de werknemers staat dat de werkgever het recht heeft om, als daarvoor dringende redenen zijn, de werknemer over te plaatsen naar een andere locatie. In april 2024 maakt de zorginstelling daarvan gebruik door elf werknemers over te plaatsen naar verschillende andere locaties. Daaraan is het nodige vooraf gegaan.
Al in 2019 zijn intern problemen op de locatie gesignaleerd en verbetervoorstellen gedaan. In mei 2019 is een clustermanager aangesteld om die verbetervoorstellen te implementeren. Mede door een verhuizing en de coronacrisis zijn veel van die voorstellen niet of onvoldoende doorgevoerd, ondanks dat in 2022 een coachingsbureau een teamtrainingsproject heeft uitgevoerd. In 2023 valt de clustermanager ziek uit. De vervanging verliep moeizaam. Ook kon de locatie enige tijd niet beschikken over een gedragsdeskundige. Een nieuw traject door een extern bureau eindigt vroegtijdig. In juni 2023 besluit de Raad van Bestuur van de zorginstelling dat de clustermanagers ondersteuning krijgen van een externe veranderexpert. Ook de gedragsdeskundigen krijgen externe ondersteuning. In november 2023 worden drie nieuwe clustermanagers aangesteld als tijdelijke vervanging van de zieke clustermanager. De voorzitter van de Raad van Bestuur benadrukt daarbij de noodzaak van verandering. In december 2023 vinden individuele gesprekken van de werknemers met de clustermanagers plaats, waarin van de werknemers wordt verwacht dat zij hun commitment voor de noodzakelijke veranderingen uitspreken.
In januari 2024 sturen eenentwintig werknemers een brief aan de Raad van Bestuur waarin zij hun zorgen uiten over bewoners, collega's en een onveilige sfeer. Een reactie van de voorzitter van de Raad van Bestuur en bespreking van de brief in een teamvergadering kunnen de zorgen van de werknemers niet wegnemen. Twintig van de in totaal negenentwintig werknemers van de locatie dienen in februari 2024 een klacht in bij de klachtencommissie van de zorginstelling. De klacht is gericht tegen de voorzitter van de Raad van Bestuur en twee clustermanagers en betreft problemen zoals een onveilige werkomgeving, misbruik van machtspositie, pestgedrag, gebrek aan samenwerking, transparantie en vertrouwen, ongelijke behandeling en gebrek aan informatie. De klachtencommissie verklaart de klacht echter ongegrond en adviseert om snel externe hulp in te roepen om stappen te zetten ter normalisering van de onderlinge verhoudingen.
In het kader van de voorbereiding van de behandeling van de klacht door de klachtencommissie heeft in maart 2024 op de locatie een bijeenkomst plaatsgevonden, georganiseerd door de klagers. Omdat die bijeenkomst heeft geleid tot ernstige ontregeling bij een aantal bewoners van de locatie en omdat daarna door een viertal werknemers onvoldoende actie is ondernomen, stuurt de zorginstelling deze vier werknemers een officiële waarschuwing. Dit gebeurt naar aanleiding van een incidentmelding die is gedaan door een collega.
Nadat de klacht ongegrond is verklaard deelt de Raad van Bestuur mede dat het advies om externe hulp in te schakelen gericht op het normaliseren van de verhoudingen door de Raad van Bestuur wordt overgenomen, maar dat alle klagers dan een verklaring dienen te ondertekenen met voorwaarden die betrekking hebben op een professionele werkhouding. Als die voorwaarden niet worden opgevolgd, ziet de Raad van Bestuur geen kans op een succesvol traject. Ook maakt de Raad van Bestuur duidelijk dat de wijze van communiceren van de clustermanagers of de positie van de clustermanagers geen onderdeel van het externe traject zullen zijn. Als de klagers mededelen dat zij openstaan voor externe hulp maar niet akkoord kunnen gaan met de door de zorginstelling daaraan verbonden voorwaarden, deelt de Raad van Bestuur mede dat dan geen traject met externe hulp zal worden gestart en dat de clustermanagers verder zullen gaan met het herstel van de kwaliteit van de zorg en de bedrijfsvoering. Een voorstel van de werknemers om een externe partij in te schakelen om de gesprekken tussen de zorginstelling en de werknemers te begeleiden, waarbij deze externe partij de spelregels bepaalt, wordt door de zorginstelling van de hand gewezen.
Vervolgens deelt de zorginstelling dan aan elf werknemers mede dat zij worden overgeplaatst naar andere locaties, omdat het normaliseren van de verhouding en het verbeteren van de professionele houding en gedragingen anders niet op korte termijn gerealiseerd kunnen worden. De zorginstelling maakt daarbij gebruik van de bepaling in de arbeidsovereenkomst die overplaatsing mogelijk maakt, en noemt als dringende redenen de tekortkomingen in het leveren van de juiste zorg aan de cliënten, het gebrek aan vertrouwen in de leidinggevenden en de weigering van de werknemers om hierin stappen vooruit te zetten.
In kort geding vorderen de elf werknemers bij de kantonrechter dat de overplaatsingen ongedaan worden gemaakt, dat hun slechte naam binnen de organisatie wordt gezuiverd en dat de officiële waarschuwingen worden ingetrokken. Ook wensen de werknemers een kopie te ontvangen van de incidentmelding.
De kantonrechter beschouwt de standplaats als een arbeidsvoorwaarde en niet als een zaak die valt onder het instructierecht van de werkgever. De bepaling in de arbeidsovereenkomst wordt door de kantonrechter beschouwd als een eenzijdig wijzigingsbeding. Dat betekent dat de werkgever een zwaarwichtig belang moet hebben om op het beding een beroep te kunnen doen. De kantonrechter is van mening dat de zorginstelling een zwaarwichtig belang heeft bij de overplaatsingen. In het kader van het kort geding gaat de kantonrechter uit van de beoordeling van de klachten door de klachtencommissie. Naar de mening van de kantonrechter stond het de werkgever vrij om aan het advies van de klachtencommissie nadere voorwaarden te verbinden. De kantonrechter wijst erop dat de klachtencommissie de verhouding tussen de klagers en de Raad van Bestuur als "welhaast vijandig” betitelt. Het vragen van commitment van de werknemers acht de kantonrechter in dat verband passend. De Raad van Bestuur mocht dat commitment ook van de werknemer vragen, aangezien zes van de twintig klagers (en vier van de elf overgeplaatste werknemers) niet zijn ingegaan op een uitnodiging van de Raad van Bestuur voor een gesprek met de Raad van Bestuur en de clustermanagers op 18 maart 2024 om over de zaak te spreken. De werknemers hebben zonder goede grond geweigerd om de verklaring te tekenen en de zorginstelling mocht daarom besluiten tot overplaatsing.
Alle vorderingen van de werknemers worden afgewezen.
Dat de kantonrechter de bepaling inzake de standplaats aanmerkt als een arbeidsvoorwaarde en de bevoegdheid tot wijziging daarvan als een eenzijdig wijzigingsbeding kan te maken hebben met de wijze waarop dit in de arbeidsovereenkomst is geregeld. Dat maakt echter dat een zwaarwichtig belang noodzakelijk was om de eenzijdige overplaatsing te rechtvaardigen. Het belang van de kwaliteit van de zorg en de bedreiging die de zeer ernstig verstoorde arbeidsverhoudingen daarvoor vormden, werden door de kantonrechter naar onze mening terecht als een voldoende zwaarwichtig belang aangemerkt.