Een werkgever moest ook loon betalen over de tien minuten per dag waarop de werknemer voor aanvang van zijn werkzaamheden aanwezig moest zijn, ook al werkte die werknemer in die tijd niet of maar zeer gedeeltelijk, aangezien deze tijd als arbeidstijd te gelden heeft en aangezien was overeengekomen dat de werknemer voor meeruren recht op loon zou hebben.
Bij een callcenter werkt een werknemer als callcenter agent. Hij is aangenomen op basis van een min-maxcontract (tenminste 24 en ten hoogste 32 uur per week). Hij heeft een vast loon voor het minimum aantal uren van 24 per week, en voor de uren die hij meer werkt dan het minimum van 24 uur per week heeft hij recht op een uurloon voor elk extra gewerkt uur.
De werkgever verlangt van de werknemer dat hij tien minuten voor aanvang van de werktijd aanwezig is, zodat hij bij aanvang van de werktijd direct beschikbaar is om zijn werkzaamheden aan te vangen en telefoongesprekken te voeren. In die tijd moet de werknemer enkele computerprogramma’s opstarten en inloggen op zijn telefoon.
Tussen de werkgever en de werknemer is in geschil of de werknemer gedurende deze tien minuten recht heeft op loon. In hoger beroep moet het gerechtshof over die vraag oordelen.
De werknemer had als argument aangevoerd dat hij tien minuten eerder aanwezig moet zijn en dat de werkgever die tien minuten dus moet betalen. Dat is naar de mening van het gerechtshof echter te kort door de bocht. Volgens de Arbeidstijdenwet met namelijk als arbeidstijd worden beschouwd de tijd waarin de werknemer onder gezag van de werkgever arbeid verricht. Over de vraag of en in hoeverre de werknemer gehouden was om voorafgaand aan zijn dienst arbeid te verrichten, zijn de werkgever en de werknemer het niet eens. Volgens de werkgever zou het opstarten van de programma’s en het inloggen op de telefoon niet meer dan twee minuten tijd kosten.
Het gerechtshof benadert de zaak op een andere wijze. Het hof stelt vast dat de werknemer verplicht was tien minuten voor aanvang van de werktijd aanwezig te zijn. Dat de werkgever alleen controleert of de werknemer bij aanvang van de werktijd direct beschikbaar is om zijn werkzaamheden aan te vangen en niet ook of hij tien minuten eerder aanwezig was, doet daaraan niet af. Dat de werknemer niet de volle tien minuten nodig heeft om te zorgen dat hij direct bij aanvang van de werktijd daadwerkelijk beschikbaar is voor het verrichten van zijn werkzaamheden, is namelijk niet van belang. Dat is slechts het gevolg van een keuze van de werkgever om de werknemer geen instructies te geven voor de resterende tijd van de tien minuten. Waar het om gaat is dat de werknemer die tien minuten niet kon besteden op de manier waarop hij dat zelf zou willen.
Aangezien de werknemer meer uren werkte dan het minimum aantal uren van 24 per week, betekent dit dat de werknemer voor ieder meer gewerkt uur recht op loon heeft. Daartoe behoren ook de dagelijkse tien minuten voor aanvang van de dienst, zodat de werkgever ook daarover loon moet betalen.
Het komt in wel meer sectoren voor dat een werkgever verwacht dat werknemers voor en/of na aanvang van de dienst aanwezig zijn of werkzaam blijven. De werkgever in deze zaak had gewezen op de zorg, de detailhandel en op productiebedrijven. Bekend is het zogenaamde “afwerkkwartiertje” in de detailhandel. Uit het arrest van het gerechtshof mag niet de conclusie worden getrokken dat werknemers ook in al deze gevallen recht op loon hebben gedurende de tijd dat zij voor en/of na aanvang van de dienst aanwezig moeten zijn.
Er moet namelijk onderscheid worden gemaakt tussen de vraag wanneer tijd te beschouwen is als arbeidstijd in de zin van de Arbeidstijdenwet en de vraag wanneer recht op loon bestaat. Voor de Arbeidstijdenwet geldt dat alle tijd die een werknemer niet naar eigen keuze kan besteden als arbeidstijd te gelden heeft, maar dat is alleen van belang voor de vraag hoeveel uren een werknemer mag werken. De vraag of de werknemer ook over al die uren recht op loon heeft, is een andere vraag. Dat hangt af van de afspraken die partijen daarover hebben gemaakt. In dit geval had de werknemer ook voor al die uren recht op loon, omdat dat zo afgesproken was voor alle uren boven het minimum aantal uren per week. Maar in een ander geval kan ook zijn afgesproken dat de vergoeding voor het aanwezig zijn of werken in deze uren is begrepen in het vaste loon. De ondergrens is daarbij dat over alle uren die als arbeidstijd te gelden hebben, wel tenminste het minimumloon moet worden betaald.