Wanneer heeft een parttimer recht op overwerktoeslag?

Wanneer heeft een parttimer recht op overwerktoeslag?
Datum: 13-12-2023
Uitgavejaar en uitgavenummer: 2023 / 530
Vindplaats: Hof van Justitie van de Europese Unie 19 oktober 2023, ECLI:EU:C:2023:789
Uitspraak

Er is sprake van verboden onderscheid tussen fulltimers en parttimers als het aantal uren dat gewerkt moet worden om voor overwerktoeslag in aanmerking te komen, voor fulltimers en parttimers hetzelfde is.

Bij een Duitse luchtvaartmaatschappij werkt sinds 2001 een piloot die vanaf 2010 in deeltijd gaat werken gedurende 90% van de arbeidstijd. Op grond van de toepasselijke cao’s worden vlieguren van een piloot tegen een basissalaris vergoed, maar wordt voor vlieguren boven bepaald aantal per maand een aanvullende vergoeding betaald die hoger is dan het basissalaris. De toepasselijke cao’s voorzien niet in verlaging van deze aantallen voor deeltijdwerkers op basis van hun deeltijdpercentage.
De piloot is van mening dat sprake is van een verboden onderscheid tussen fulltimers en parttimers. De bepaling in de Duitse wet die verboden onderscheid tussen fulltimers en parttimers verbiedt, is gebaseerd op Europese regelgeving. Als deze kwestie voor de Duitse rechter wordt gebracht, vraagt de Duitse rechter daarom aan het Hof van Justitie van de Europese Unie hoe het betreffende discriminatieverbod moet worden uitgelegd.
Het Hof stelt vast dat parttime piloten veel minder vaak in aanmerking zullen komen voor de hogere aanvullende vergoeding dan fulltimers. In verhouding tot hun arbeidstijd moeten parttime piloten meer presteren dan fulltime piloten, wat voor hen een grotere last betekent. Daarom is sprake van strijd met het verbod van ongelijke behandeling van fulltimers en parttimers, tenzij er een objectieve rechtvaardiging voor dit onderscheid bestaat.
De luchtvaartmaatschappij voert als objectieve rechtvaardiging aan dat met de aanvullende vergoeding compensatie wordt gegeven voor de bijzondere werkdruk die aan de vliegdienst is verbonden en de gevolgen die dat heeft voor de gezondheid van de piloten. Een verdere objectieve rechtvaardiging ziet de luchtvaartmaatschappij in het ontmoedigen van luchtvaartmaatschappijen om piloten bovenmatig in te zetten.
Het Hof toetst of de ongelijke behandeling voor dit doel voldoet aan de eisen dat deze passend en noodzakelijk is. Het Hof is van mening dat het onderscheid niet passend is omdat geen rekening wordt gehouden met de druk die een parttime piloot kan ervaren als gevolg van omstandigheden buiten het werk. Volgens het hof is het onderscheid evenmin noodzakelijk om het doel van het vermijden van bijzondere werkdruk te bereiken, aangezien maatregelen zoals een compensatieregeling voor gewerkte uren (tijd-voor-tijd), een systeem van rustdagen of zelfs het vaststellen van wekelijkse in plaats van maandelijkse drempels geschiktere maatregelen zouden zijn.
Het Hof verklaart daarom dat een regeling die als voorwaarde voor de betaling van een aanvullende vergoeding voor parttimers en fulltimers hetzelfde aantal werkuren stelt, met als doel om met die aanvullende vergoeding bijzondere werkdruk te compenseren, in strijd is met het verbod tot ongelijke behandeling van fulltimers en parttimers.


Commentaar

De uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie heeft ook gevolgen voor Nederlandse werkgevers en werknemers. Ook de Nederlandse wet kent een op de Europese regelgeving gebaseerd verbod tot ongelijke behandeling van fulltimers en parttimers en dit verbod moet worden uitgelegd conform deze uitspraak van het Hof. Als het gaat om de vraag wanneer parttimers in aanmerking komen voor overwerktoeslag had het Hof in 1994 bepaald dat sprake was van gelijke behandeling als fulltimers en parttimers voor hetzelfde gewerkte aantal uren dezelfde beloning ontvangen. Omdat in de loop der tijd steeds meer kritiek was gekomen op deze uitspraak, wenste de Duitse rechter opnieuw het standpunt van het Europese Hof te vernemen. Het Hof kwam daarbij tot een andere beslissing dan in 1994.
Op basis van de uitspraak van het Hof zullen werkgevers de grens voor het betalen van overwerktoeslag zo moeten vaststellen dat parttimers verhoudingsgewijs niet meer moeite hoeven te doen om die grens te halen dan fulltimers. Die grens moet voor parttimers worden bepaald op basis van hetgeen voor fulltimers geldt vermenigvuldigd met de parttime factor.
Dat is alleen anders als voor dat onderscheid een objectieve rechtvaardiging is te vinden (anders dan de door het Hof als zodanig verworpen compensatie van bijzondere werkdruk). Die objectieve rechtvaardiging dient dan te voldoen aan de eisen dat het maken van het onderscheid noodzakelijk (er mag geen ander middel zijn om het doel van de objectieve rechtvaardiging te bereiken) en passend (de inbreuk op het beginsel van gelijke behandeling moet evenredig zijn aan het doel) moet zijn.
Het risico bestaat dat een fulltimer als gevolg van deze uitspraak van het Hof parttime gaat werken alleen om dan vervolgens overwerk te gaan doen dat met overwerktoeslag wordt beloond, waardoor de werknemer per saldo hetzelfde aantal uren werkt maar daarvoor een hogere beloning ontvangt. Het lijkt wenselijk om regelingen ter zake van overwerktoeslag zo in te richten dat deze overwerktoeslag geen incentive wordt om parttime te gaan werken, uitsluitend om op die manier overwerk met overwerktoeslag te kunnen gaan doen.