Een werkneemster die klaagde over een onjuiste functie-indeling in het verleden, met betaling van te laag loon als gevolg, had haar loonvordering niet verspeeld doordat zij eerder over de onjuiste functie-indeling had kunnen klagen. Wel waren loonvordering die op het moment van klagen ouder waren dan vijf jaar verjaard.
Bij een supermarkt werkt sinds 2002 een werkneemster, die is aangenomen in de functie van aankomend kassamedewerker. Als de winkel in 2012 wordt verkocht, komt de werkneemster bij de koper van de supermarkt in dienst. De werkneemster is op dat moment ingedeeld in salarisschaal B van de toepasselijke cao. Tijdens een gesprek kort na de overname wordt door de nieuwe eigenaar van de supermarkt toegezegd dat de werkneemster in een hogere functieschaal zal worden ingedeeld. Als de werkneemster enkele maanden later te kennen geeft dat zij nog geen salarisverhoging heeft ontvangen, wordt zij alsnog met terugwerkende kracht tot de datum van het eerste gesprek ingedeeld in salarisschaal C.
Als de werkneemster vervolgens claimt dat zij ook al voorafgaand aan het gesprek ingedeeld en beloond had moeten worden naar de functie van eerste kassamedewerker in salarisschaal C, stelt de werkgever zich op het standpunt dat er geen grondslag is voor betaling van een salaris hoger dan het salaris behoren bij salarisschaal B, omdat de werkzaamheden die de werkneemster verricht behoren bij de functie van kassamedewerker en niet bij die van een eerste kassamedewerker. Daarna laat de werkgever de werkneemster minder uren per week werken dan voorheen.
Als de werkneemster haar loonvordering voorlegt aan de kantonrechter, stelt de werkgever dat de werkneemster geen beroep kan doen op een onjuiste functie-indeling, omdat zij daarover niet tijdig heeft geklaagd. Die stelling wordt echter door de kantonrechter afgewezen. De zogenaamde “klachtplicht” geldt volgens de kantonrechter als een beroep wordt gedaan op een gebrek in de prestatie. Loonvorderingen vallen volgens de kantonrechter in het algemeen niet onder de klachtplicht. De functie-indeling is bovendien volgens de kantonrechter geen prestatie. Ook is de kantonrechter van mening dat de werkgever door het later kenbaar maken van de vordering van de werkneemster, niet is benadeeld in het onderzoek naar de juistheid van de functie-indeling.
De kantonrechter is wel van mening dat de werkgever terecht een beroep doet op verjaring. Loonvorderingen die ouder zijn dan vijf jaar op de eerste dag waarop de werkneemster schriftelijk heeft gemaand tot betaling van achterstallig loon, zijn verjaard.
De kantonrechter is het wel met de werkgever eens dat de werkneemster niet de functie van eerste kassamedewerker vervult. Volgens de cao is dat het geval als een kassamedewerker een gespecialiseerde opleiding heeft gevolgd en de verantwoordelijkheid draagt voor andere kassamedewerkers. Hoewel de werkneemster wel had gesteld dat zij leidinggevende taken vervult, acht de kantonrechter het niet aannemelijk dat zij dit stelselmatig deed, aangezien de werkneemster slechts voor 12 uur per week in dienst was. Maar omdat de werkgever de indeling in een hogere salarisschaal had toegezegd, kan de werkgever daarop niet meer eenzijdig terugkomen. De werkgever had gesteld dat de betaling van salaris conform salarisschaal C uit coulance was toegezegd en dat de verhoging van het salaris niet permanent was, maar volgens de kantonrechter blijkt dat nergens uit. De werkgever moet daarom het hogere salaris betalen.
Voor wat betreft het minder oproepen stelt de kantonrechter de werkneemster in het gelijk. Op basis van het wettelijke vermoeden dat de arbeidsomvang gelijk is aan de gemiddelde arbeidsomvang die de werkneemster in een periode van (in dit geval ruim meer dan) drie maanden had gewerkt, wordt de werkgever veroordeeld om loon te betalen op basis van de gemiddelde arbeidsomvang van 22,5 uur per week.
In het civiele recht geldt de zogenaamde klachtplicht. Die klachtplicht houdt in dat een schuldeiser geen beroep kan doen op een gebrek in de prestatie als hij niet tegen de gebrekkige prestatie heeft geprotesteerd binnen redelijke tijd nadat hij het gebrek had ontdekt of redelijkerwijs had kunnen ontdekken. De Hoge Raad heeft bepaald dat de klachtplicht ziet op alle verbintenissen, derhalve ook op verbintenissen die voortvloeien uit een arbeidsovereenkomst. Over de vraag of ook vorderingen tot betaling van achterstallig loon onder de klachtplicht vallen, wordt echter verschillend gedacht vanwege de beschermende werking die het arbeidsrecht aan de werknemer beoogt te bieden.
In dit geval omzeilde de kantonrechter de discussie over de toepasselijkheid van de klachtplicht op loonvorderingen, door te stellen dat het hier gaat om de functie-indeling en dat die functie-indeling (anders dan de loonvordering die op die functie-indeling is gebaseerd) geen prestatie is. Dat doet wel enigszins gekunsteld aan. De klachtplicht is bedoeld om de schuldenaar te beschermen tegen late en daardoor moeilijk te betwisten klachten. Het argument van de kantonrechter dat de werkgever niet is benadeeld door het feit dat de werkneemster niet eerder heeft geklaagd over de betaling conform een te lage salarisschaal, is veel overtuigender. Volgens de kantonrechter kan de werkgever ook na het verstrijken van de tijd nog prima vaststellen of de functie-indeling eerder onjuist is geweest.