Ontslag op staande voet wegens klussen tijdens ziekte

Ontslag op staande voet wegens klussen tijdens ziekte
Datum: 22-10-2022
Uitgavejaar en uitgavenummer: 2022 / 480
Vindplaats: Kantonrechter Utrecht 20 juli 2022, ECLI:NL:RBMNE:2022:2960
Uitspraak

Nadat uit een onderzoek door een recherchebureau was gebleken dat een werknemer tijdens ziekte in zijn huis aan het klussen was (waaruit volgde dat hij gelogen had over de beperkingen die voortvloeiden uit zijn ziekte), was de werknemer terecht op staande voet ontslagen.

Bij een installatiebedrijf werkt een monteur, die in maart 2021 ziek uitvalt voor zijn werk. Als een jaar later de eerstejaarsevaluatie wordt opgesteld, blijkt daaruit onder meer dat de werknemer als gevolg van de beperkingen die uit zijn ziekte voortvloeien geen auto kan rijden. De werknemer is verder beperkt in lopen, duwen, trekken, tillen, dragen, knielen, hurken, staan en het regelmatig wisselen van houding. Kort daarna ziet één van de medewerkers de monteur echter toch in een auto rijden. Als vervolgens de werknemer iemand langs het huis van de monteur stuurt, blijkt de monteur daar aan het klussen te zijn. De werkgever besluit daarop een recherchebureau in te schakelen, die drie dagen lang observeert met behulp van een camera in een auto. Als de monteur daarnaar door de werkgever gevraagd wordt, ontkent hij dat hij kan autorijden. De werknemer wordt daarop op staande voet ontslagen.
Als de werknemer het ontslag op staande voet aanvecht, oordeelt de kantonrechter allereerst over de klacht van de werknemer dat zijn privacy is geschonden. De kantonrechter is echter van mening dat van een schending van de privacy geen sprake is, aangezien het belang van de werkgever om de waarheid te achterhalen over de verklaringen van de werknemer over zijn beperkingen, zwaarder weegt dan het recht op privacy van de werknemer. De kantonrechter acht daarbij van belang dat de ernst van de inbreuk beperkt is gebleven, aangezien:
• de camera alleen bestuurd kon worden als de rechercheur in een straal van 150-200 meter van de auto was;
• alleen beelden zijn gemaakt als de werknemer bij de woning bezig was met kluswerkzaamheden;
• geen beelden zijn gemaakt van de familieleden van de werknemer;
• het onderzoek niet disproportioneel was omdat het maar drie dagen geduurd heeft;
• er voor de werkgever geen minder zwaar middel was om de waarheid te achterhalen, aangezien het vermoeden bestond dat de werknemer had gelogen, waardoor een gesprek met de werknemer geen optie was.
De werknemer had gesteld dat hij slechts kluswerkzaamheden had verricht die hij kon doen met zijn beperkingen, maar de kantonrechter leidt uit foto’s in het onderzoeksrapport af dat dat niet klopt. Ook de stelling van de werknemer dat hij alleen kon autorijden in een automaat staat volgens de kantonrechter niet aan het ontslag op staande voet in de weg, aangezien de werknemer dan aan de werkgever had moeten melden dat hij wel met een automaat kon rijden. De werkgever had de werknemer dan een automaat kunnen aanbieden om passend werk op het bedrijf te komen doen.
Dat de werknemer heeft gelogen over zijn beperkingen, is volgens de kantonrechter een dringende reden voor ontslag op staande voet.


Commentaar

In andere zaken is ook wel geoordeeld dat het laten volgen van de werknemer door een recherchebureau ernstig verwijtbaar handelen van de werkgever oplevert, waardoor de werkgever verplicht werd om een billijke vergoeding aan de werknemer te betalen. Of de werkgever opdracht mag geven aan een recherchebureau om de werknemer te volgen, hangt af van de omstandigheden. In dit geval vond de kantonrechter dat gerechtvaardigd omdat er aanwijzingen waren dat de werknemer had gelogen. Of het onderzoek door het recherchebureau vervolgens een inbreuk op de privacy van de werknemer oplevert, hangt af van de vraag of de werkgever een legitiem doel had om de werknemer te laten volgen (bijvoorbeeld het vermoeden dat de werknemer liegt over zijn beperkingen), of het onderzoek door het recherchebureau geen onevenredige inbreuk op de privacy van de werknemer oplevert en of er niet een minder bezwarend middel was om het doel van de werkgever te bereiken dan het geven van de opdracht aan het recherchebureau.
Mocht het laten volgen door een recherchebureau wel een inbreuk op de privacy opleveren, dan betekent dat overigens niet dat het bewijs dat met het onderzoek kan worden geleverd, niet toelaatbaar is. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat het belang van de waarheidsvinding zwaarder weegt dan de inbreuk op de privacy. De werknemer kan in dat geval echter wel schadevergoeding van de werkgever vorderen.