De kantonrechter ontbindt de arbeidsovereenkomst wegens ernstig verwijtbaar gedrag van de werkneemster en bepaalt daarbij dat de werkneemster geen recht heeft op de transitievergoeding. Bij het bepalen van de datum van ontbinding van de arbeidsovereenkomst houdt de kantonrechter geen rekening met de opzegtermijn.
Bij een uitzendbureau werkt sinds 1 juli 2020 een werkneemster in de functie van commercieel/algemeen directeur. Op 2 februari 2021 wordt de werkneemster door de advocaat van het uitzendbureau op non-actief gesteld en aansprakelijk gesteld voor een schade van € 450.000. Haar wordt verweten dat zij zich schuldig heeft gemaakt aan onrechtmatige onttrekkingen van geldbedragen, het aanzetten tot het doen van onverschuldigde betalingen en aan zwendel en oplichting. Bij de kantonrechter verzoekt het uitzendbureau de ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens ernstig verwijtbaar gedrag, dan wel wegens een verstoorde arbeidsverhouding. Het uitzendbureau verzoekt ook om vast te stellen dat geen loon en geen transitievergoeding verschuldigd is.
De werkneemster verweert zich door te stellen dat zij als directeur van het uitzendbureau opdracht heeft gekregen van verschillende ondernemingen en dat door haar is geregeld dat uitzendkrachten bij die ondernemingen te werk zijn gesteld. De werkneemster erkent dat op haar verzoek voor een bedrag van tenminste € 170.000 bruto loon is betaald aan uitzendkrachten voor de werkzaamheden bij die ondernemingen. Uit schriftelijke verklaringen van de genoemde ondernemingen blijkt echter dat zij niet bekend zijn met het uitzendbureau, dat zij nooit zaken hebben gedaan met het uitzendbureau en dat er geen uitzendkrachten van dat uitzendbureau bij die ondernemingen hebben gewerkt. Eveneens staat vast dat door die ondernemingen nooit betalingen aan het uitzendbureau zijn gedaan voor het inlenen van de uitzendkrachten.
Ter zitting blijkt de werkneemster geen enkele verklaring te kunnen geven voor de verklaringen van de ondernemingen. Ook overlegt zij geen stukken en geeft zij geen argumenten waaruit kan blijken dat er wel opdrachten zijn verstrekt, contacten zijn geweest, uitzendkrachten ter beschikking zijn gesteld of werkzaamheden zijn verricht. Wel erkent de werkneemster dat zij zonder toestemming van het uitzendbureau en voor privédoeleinden substantiële geldbedragen heeft opgenomen van de bankrekening van het uitzendbureau.
De kantonrechter oordeelt dat de stellingen en verklaringen van de werkneemster ongeloofwaardig zijn. Volgens de kantonrechter kan het niet anders zijn dan dat de gestelde opdrachten, contacten, tewerkstelling en werkzaamheden niet bestaan. Of sprake is van opzettelijke zwendel of oplichting, kan volgens de kantonrechter in het midden blijven, omdat in elk geval sprake is van zodanig verwijtbaar handelen dat van het uitzendbureau in redelijkheid niet kan worden verlangd om de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Herplaatsing van de werkneemster is in deze omstandigheden ook niet aan de orde. De kantonrechter ontbindt de arbeidsovereenkomst met ingang van de datum van de beschikking, zonder rekening te houden met de opzegtermijn. Omdat sprake is van ernstig verwijtbaar gedrag heeft de werkneemster ook geen recht op transitievergoeding. De verzochte verklaring dat de werkgever geen loon verschuldigd is, wordt door de kantonrechter echter afgewezen omdat onduidelijk is op welke periode dat verzoek betrekking heeft. Voor zover het verzoek betrekking heeft op verrekening van het loon met schadevergoeding, wordt het verzoek afgewezen omdat de hoogte van de schadevergoeding eerst nog in een bodemprocedure moet worden vastgesteld. Zolang dat niet gebeurd is, is niet sprake van een opeisbare vordering die met het loon kan worden verrekend.
De werkgever had de werkneemster natuurlijk ook op staande voet kunnen ontslaan. Dan had de werkgever echter een zwaardere bewijslast gehad. De werkgever had dan moeten aantonen dat sprake was van zwendel of oplichting, dan wel dat de werkneemster zich gelden van het uitzendbureau had toegeëigend. Dat had voor het uitzendbureau meer risico’s met zich meegebracht. Daartegenover staat dat het uitzendbureau nu wel wat langer loon verschuldigd was aan de werkneemster. Waarschijnlijk heeft het uitzendbureau echter een beroep gedaan op verrekening van geclaimde schadevergoeding met dat loon, zodat het loon sowieso niet volledig tot betaling is gekomen. In geval van ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens ernstig verwijtbaar gedrag kan de kantonrechter bepalen dat geen transitievergoeding is verschuldigd. Ook kan de kantonrechter de arbeidsovereenkomst dan ontbinden zonder rekening te houden met de opzegtermijn. Naarmate de verwijtbare gedragingen van de werknemer ernstiger zijn, ligt het meer voor de hand dat de kantonrechter van die bevoegdheid ook gebruik maakt. Het verschil met een ontslag op staande voet is dan niet zo groot meer, terwijl het bewijsrisico van de werkgever wordt verkleind.