BBL-leerling heeft geen arbeidsovereenkomst maar een stageovereenkomst

BBL-leerling heeft geen arbeidsovereenkomst maar een stageovereenkomst
Datum: 02-02-2020
Uitgavejaar en uitgavenummer: 2020 / 369
Vindplaats: Kantonrechter Enschede 2 december 2019, ECLI:NL:RBOVE:2019:4948
Uitspraak

De overeenkomst met een BBL-leerling kon door de werkgever tussentijds worden opgezegd, omdat die overeenkomst geen arbeidsovereenkomst was, maar een stageovereenkomst.

Een thuiszorginstelling heeft met een leerling van een school en met die school een leerovereenkomst gesloten. De leerling volgt aan de school een twee jaar durende opleiding tot verzorgende individuele gezondheidszorg (IG) in het kader van de beroepsbegeleidende leerweg (BBL). De leerling gaat daarbij één dag per week naar school en is vier dagen per week werkzaam bij de thuiszorginstelling. In de leerovereenkomst staat dat zij met ingang van 15 februari 2019 bij de thuiszorginstelling in dienst treedt als stagiair, dat zij in de eerste zeven maanden na de indiensttreding een zakgeld krijgt van € 347 bruto per maand en dat zij daarna op fulltime basis recht heeft op een bedrag van € 1.838,58 bruto per maand. In de leerovereenkomst is de mogelijkheid van tussentijdse opzegging bedongen, waarbij voor de werkgever een opzegtermijn van een maand geldt. Op de leerovereenkomst is de CAO voor (onder meer) thuiszorginstellingen van toepassing verklaard. De bepaling in de leerovereenkomst inzake het zakgeld is conform deze CAO.
Bij brief van 24 juni 2019 zegt de thuiszorginstelling de leerovereenkomst op per 31 juli 2019. De reden daarvan zou zijn dat de leerling zich niet zou hebben gehouden aan afspraken door onbevoegde handelingen te verrichten. De leerling kan zich daarmee niet verenigen. Zij stelt dat sprake is van een arbeidsovereenkomst voor de duur van de opleiding, die de thuiszorginstelling niet zonder meer kon opzeggen en vordert betaling van salaris, vakantietoeslag, een vergoeding wegens de voortijdige opzegging van de overeenkomst en een billijke vergoeding. Volgens de thuiszorginstelling is echter sprake van een stageovereenkomst. De leerling was in het bezit van het diploma “helpende” en moest als stagiair ervaring opdoen om als “verzorgende IG” aan de slag te kunnen gaan in het BBL-traject.
De kantonrechter oordeelt dat de vorderingen van de leerling alleen opgaan als de leerovereenkomst een arbeidsovereenkomst is. Dat moet niet worden beslist op basis van de kwalificatie die de partijen aan de overeenkomst hebben gegeven, maar op grond van de afgesproken rechten en verplichtingen, mede gelet op de feitelijke uitvoering daarvan. Bij de vraag of sprake is van een arbeidsovereenkomst dan wel een stageovereenkomst gaat het om de vraag of de arbeid is gericht op het uitbreiden van eigen kennis of ervaring met het oog op het afronden van de opleiding, dan wel op het verlenen van een actieve bijdrage aan de verwezenlijking van het primaire doel van de onderneming van de werkgever. De leerling moest zelf afspraken maken met medewerkers van de thuiszorginstelling met wie zij mocht meelopen. De kantonrechter leidt daaruit af dat sprake is van een stageovereenkomst. Het feit dat de leerling incidenteel wel eens een cliënt heeft gewassen en aangekleed, maakt dat volgens de kantonrechter niet anders. Omdat sprake was van een stageovereenkomst was voor de tussentijdse opzegging niet vereist dat is voldaan aan één van de in de wet geregelde ontslaggronden. De vorderingen van de leerling worden daarom niet toegewezen.


Commentaar

Doorgaans worden overeenkomsten met BBL-leerlingen gesloten in de vorm van een combinatie van een leerovereenkomst en een arbeidsovereenkomst. De leerovereenkomst is daarbij een overeenkomst tussen de school, de leerling/werknemer en de werkgever. De arbeidsovereenkomst is een gewone arbeidsovereenkomst tussen de werkgever en de leerling/werknemer, met dien verstande dat in de arbeidsovereenkomst een ontbindende voorwaarde is opgenomen die met zich meebrengt dat de arbeidsovereenkomst eindigt als de leerovereenkomst eindigt. Deze ontbindende voorwaarde wordt rechtsgeldig geacht, omdat het doel van de arbeidsovereenkomst (de leerling in staat te stellen praktijkervaring op te doen in het kader van de opleiding) niet meer kan worden gerealiseerd als de opleiding is geëindigd en omdat de werkgever niet zelfstandig kan bewerkstelligen dat de leerovereenkomst eindigt. Voor de beëindiging van de leerovereenkomst is namelijk de instemming van de school noodzakelijk.
In dit geval was echter, in overeenstemming met de geldende CAO en in elk geval gedurende de eerste zeven maanden, geen arbeidsovereenkomst gesloten maar een stageovereenkomst.