Ontslag op staande voet wegens detentie

Ontslag op staande voet wegens detentie
Datum: 00-00-0000
Uitgavejaar en uitgavenummer: 2011 / 190
Vindplaats: Hoge Raad 17 december 2010, www.rechtspraak.nl, ljn: BO1821 en kantonrechter Haarlem 3 november 2010, www.rechtspraak.nl, ljn: BO9383
Uitspraak

Een medewerker die bij de kredietadministratie van de afdeling “Corporate Clients” van een bank werkt, is 53 jaar oud en werkt bijna 35 jaar bij de bank als hij op 4 april 2006 door de politie in voorlopige hechtenis wordt genomen op verdenking van het plegen van ontucht met zijn minderjarige stiefzoon. De werknemer stelt de bank hiervan via de bedrijfsarts op de hoogte, waarop de bank per 26 april 2006 de salarisdoorbetaling stop zet. Op 30 augustus 2006 wordt de werknemer veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar, waarvan één jaar voorwaardelijk. Ook daarvan wordt de bank door de werknemer voortvarend in kennis gesteld. Een verzoek om een afschrift van het strafvonnis te verstrekken, wordt door de werknemer echter geweigerd, maar op 26 januari 2007 laat de advocaat van de werknemer aan de bank weten dat het hoger beroep dat de werknemer tegen het vonnis had ingesteld, zal worden ingetrokken. Omdat daarmee het strafbare feit vast komt te staan, ontslaat de bank de werk-nemer vervolgens bij brief van 1 februari 2007 op staande voet.



De werknemer vecht het ontslag met succes aan bij de kantonrechter en in hoger beroep ook bij het gerechtshof. Het hof overweegt daarbij dat bij de beoordeling van een ontslag op staande voet alle omstandigheden van het geval in aanmerking moeten worden genomen en dat het enkele feit dat de werknemer gedetineerd is en zijn werk verzuimt niet op zichzelf al voldoende is voor een ontslag op staande voet. Het hof acht van belang dat het strafbare feit in geen enkel verband stond met zijn werkzaamheden bij de bank. De werknemer zou zelfs voortreffelijk hebben gefunctioneerd. De bank heeft ook erkend geen directe schade te hebben geleden door de detentie, omdat het werk van de werknemer onder zijn collega’s is verdeeld en omdat de vrijgekomen functie niet is opgevuld. Dat de werknemer twee jaar lang verande-ringen niet meemaakt, is voor het hof evenmin een rechtvaardiging voor een ontslag op staan-de voet. De leeftijd van de werknemer en de duur van zijn dienstverband maken voor het hof dat de onherroepelijkheid van de strafrechtelijke veroordeling en de voortdurende detentie niet voldoende zijn voor een ontslag op staande voet. De ernst van het begane delict, de onrust die zou ontstaan bij terugkeer op de werkvloer en het geschade vertrouwen van de werkgever maken dat voor het hof niet anders.



De bank gaat vergeefs in cassatie bij de Hoge Raad. De Hoge Raad oordeelt met name dat werkverzuim als gevolg van een onherroepelijke strafrechtelijke veroordeling behoudens bijzondere omstandigheden geen dringende reden vormt die een ontslag op staande voet recht-vaardigt.

Juist voordat de Hoge Raad zijn arrest wees deed zich een vergelijkbaar geval voor bij de kantonrechter te Haarlem, met een heel andere afloop. Een medewerkster van een cateringbedrijf op Schiphol werd op 20 april 2010 samen met dertien andere collega’s aangehouden op verdenking van betrokkenheid bij de smokkel van verdovende middelen. Op 7 juni 2010 werd zij door haar werkgever op staande voet ontslagen. Op 7 juli 2010 wordt de voorlopige hechtenis opgeheven, waarna de werkneemster op 16 augustus 2010 de nietigheid van het ontslag op staande voet inroept. De werkneemster ontkent iedere betrokkenheid bij een strafbaar feit en wijst er op dat zij bij haar werkzaamheden niet in de buurt van vliegtuigen komt. De werkgever vraagt de kantonrechter om de arbeidsovereenkomst te ontbinden, voor het geval mocht komen vast te staan dat het ontslag op staande voet nietig is.



De kantonrechter oordeelt dat van een dringende reden voor ontslag op staande voet pas spra-ke is als een veroordeling voor het strafbare feit waarvan de werkneemster verdacht wordt, onherroepelijk zou worden. Er is volgens de kantonrechter echter wel sprake van gewijzigde omstandigheden die maken dat het voortduren van de arbeidsovereenkomst van de werkgever niet verlangd kan worden. De aard en locatie van het bedrijf brengen volgens de kantonrechter met zich mee dat de werkgever volledig op zijn werknemers moet kunnen vertrouwen. De aanhouding van de veertien werknemers heeft bovendien in het bedrijf onrust doen ontstaan, die weer zou aanwakkeren als de werkneemster op haar werkplek zou terugkeren. Verder heeft de werkneemster volgens de kantonrechter onvoldoende gedaan om in contact te treden met de werkgever. Zij had dat via haar advocaat kunnen doen en dan de door de werkgever verlangde openheid van zaken moeten geven. De arbeidsovereenkomst wordt daarom (voorwaardelijk) ontbonden zonder toekenning van een vergoeding.


Commentaar

De beide rechterlijke uitspraken hebben een geheel verschillende afloop. Daargelaten dat de kantonrechter in Haarlem het arrest van de Hoge Raad van 17 december 2010 nog niet kon kennen toen de beschikking tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst werd gegeven en daargelaten dat het bij de Hoge Raad ging om een ontslag op staande voet en bij de kantonrechter om een ontbinding van de arbeidsovereenkomst anders dan op grond van dringende redenen, is een belangrijk verschil dat het (vermeende) strafbare feit in het ene geval niet en in het andere geval wel verband hield met het werk. Ook wordt belang gehecht aan de snelheid waarmee de werknemer de werkgever informeert over de detentie en daarmee over het werkverzuim.

Teleurstellend is wat ons betreft dat het enkele feit dat de werknemer zijn werk langdurig moet verzuimen als gevolg van een strafbaar feit voor de werkgever niet reeds voldoende is om de werknemer op staande voet te ontslaan, ondanks dat dat feit vast staat en aan de werknemer dient te worden toegerekend. Weliswaar blijft een ontslag op staande voet onder bijkomende omstandigheden (kennelijk vooral: een verband tussen het werk en het strafbare feit) mogelijk en ook blijft een ontbinding van de arbeidsovereenkomst anders dan wegens dringende redenen mogelijk, maar wij vragen ons toch af waarom niet reeds het enkele feit van aan de werknemer te wijten langdurig werkverzuim voldoende zou zijn voor een ontslag op staande voet.