Een onderneming die zich voor twee opdrachtgevers bezig houdt met het handmatig plukken van champignons. Bij een brief van 3 maart 2006 heeft PVF Achmea als administrateur van de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor Langdurige Uitzendkrachten (Stiplu) aan de onderneming medegedeeld dat de onderneming met ingang van 28 april 2004 verplicht is aangesloten bij Stiplu. Dat gebeurde nadat PVF Achmea bij brief van 12 december 2005 had verzocht een vragenformulier in te vullen om vast te stellen of de onderneming onder de werkingssfeer van het fonds viel. Bij brief van 10 mei 2006 heeft de onderneming bezwaar gemaakt tegen de aansluiting, stellend sinds haar oprichting bij GUO te zijn ingedeeld als agrarisch loonbedrijf. Bij brief van 18 mei 2006 heeft PVF Achmea medegedeeld de aansluiting te handhaven, omdat niet eerder is aangegeven dat de onderneming ingedeeld is als agrarisch loonbedrijf en omdat met GUO geen afspraken zijn gemaakt over vrijstelling. Daarop heeft de onderneming gereageerd bij brief van 14 juni 2006 door te wijzen op het feit dat zij sinds haar oprichting in 1988 slechts twee opdrachtgevers heeft en dat de rechtsvoorganger van het UWV in 2000 heeft geoordeeld dat de onderneming onjuist was ingedeeld in de sector uitzendbureaus, waarna PVF Achmea bij brief van 7 juli 2006 schriftelijk heeft herhaald de aansluiting te handhaven. De onderneming stelt daarop beroep in bij de rechtbank. Gesteld wordt dat sprake is van aanneming van werk en niet van inlening van personeel, omdat de onderneming zelf toezicht houdt op de werkzaamheden. Stiplu stelt ter zake van de verplichte aansluiting geen bestuursorgaan te zijn, zodat het beroep niet-ontvankelijk moet worden verklaard. De verplichte deelneming volgt volgens Stiplu rechtstreeks uit een besluit van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, zodat Stiplu daar geen besluit over kan afgeven, waartegen bezwaar en beroep mogelijk is.
Over de ontvankelijkheid van het beroep oordeelt de rechtbank dat een bedrijfstakpensioenfonds alleen als bestuursorgaan is aan te merken (en dat dus alleen bezwaar of beroep mogelijk is) als besloten wordt op een verzoek om vrijstelling. Over de verplichte deelneming kan een bedrijfstakpensioenfonds geen besluit nemen waartegen bezwaar of beroep open staat, omdat verplichte deelneming rechtstreeks volgt uit een besluit van de Staatssecretaris tot verlichtstelling. Geschillen daarover kunnen aan de kantonrechter worden voorgelegd. Onder verwijzing naar een uitspraak van het College van Beroep voor het Bedrijfsleven oordeelt de rechtbank echter dat het bezwaarschrift van 10 mei 2006 moet worden gelezen als een verzoek om vrijstelling, waarbij tevens de werkingssfeer aan de orde kan komen. De brief van 14 juni 2006 moet dan gezien worden als bezwaarschrift. De reactie daarop van 14 juni 2006 kwalificeert dan als beslissing op bezwaarschrift ter zake van de weigering om vrijstelling te geven. Omdat Stiplu heeft nagelaten een expliciete beslissing te geven op het verzoek om vrijstelling en ook niet ingaat op de voorvraag van de werkingssfeer van het bedrijfstakpensioenfonds wordt de beslissing op het bezwaarschrift als onvoldoende zorgvuldig voorbereid en onvoldoende gemotiveerd verworpen. Stiplu moet daarom een nieuwe beslissing op het bezwaarschrift nemen. Daarbij wijst de rechtbank er op voorhand op dat een verzoek om vrijstelling in redelijkheid niet snel kan worden geweigerd, indien uit onderzoek mocht blijken dat de onderneming onder de werkingssfeer van twee bedrijfstakpensioenfondsen valt.
Rechtbank Rotterdam 23-02-2007, nummer BC 06/3411-HAM1