Een werknemer is op 1 november 2002 als bedrijfsdirecteur bij een werkgever in dienst getreden voor de duur van een jaar. Bij brief van 3 oktober 2003 heeft de werkgever de werknemer een nieuw voorstel gedaan voor een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd. Op 10 oktober 2003 hebben partijen over het voorstel gesproken waarna daarin een aantal wijzigingen is aangebracht. Op 24 oktober 2003 heeft de werkgever nogmaals een gewijzigde arbeidsovereenkomst aan de werknemer gezonden. Alle keren wordt door de werkgever duidelijk aangegeven dat de bestaande overeenkomst eindigt en dat de werknemer de nieuwe overeenkomst vóór een bepaald tijdstip moet tekenen. De laatste keer wordt aangegeven dat de werknemer de arbeidsovereenkomst "per omgaande" bij aangetekende brief getekend dient te retourneren. Op 30 oktober 2003 wordt nog een aantal zaken besproken dat resulteert in een addendum op de arbeidsovereenkomst die in een brief van gelijke datum aan de werknemer wordt toegezonden.
Bij brief van 3 november 2003 heeft de werkgever de werknemer medegedeeld dat de arbeidsovereenkomst op 1 november 2003 is geëindigd wegens het verstrijken van de overeengekomen duur en de werknemer medegedeeld dat hem de toegang tot het bedrijf is ontzegd. De werknemer is op 3 november 2003 op zijn werk verschenen en heeft bij brief van 4 november 2003 medegedeeld zich beschikbaar te houden om de overeengekomen werkzaamheden te verrichten. Op 3 november 2003 heeft hij een getekende kopie van de arbeidsovereenkomst bij de werkgever in de bus gedaan. De werkgever stelt die pas op 4 november 2003 te hebben aangetroffen. Een vordering tot tewerkstelling van de werknemer wordt in kort geding door de kantonrechter afgewezen. De arbeidsovereenkomst wordt, uitsluitend voor het geval die nog mocht blijken te bestaan, met ingang van 12 januari 2004 door de kantonrechter ontbonden met toekenning van een ontslagvergoeding van € 60.000.
Om vast te stellen dat de arbeidsovereenkomst na 1 november 2003 nog bestond en dat de werkgever dus daadwerkelijk de ontslagvergoeding van
e 60.000 moet betalen, start de werknemer een bodemprocedure. De kantonrechter wijst de vordering van de werknemer af. In hoger beroep doet ook het gerechtshof dat. Het hof oordeelt dat het verzoek in de brief van 24 oktober 2003 om de arbeidsovereenkomst "per omgaande" te retourneren in redelijkerwijs niet anders kon worden begrepen dan als "vóór 1 november 2003
Een overeenkomst komt tot stand door aanbod en aanvaarding en dat geldt ook voor een arbeidsovereenkomst. In dit geval oordeelde de rechter dat het aanbod niet meer gold, toen de werknemer het aanvaardde. Daarom was geen arbeidsovereenkomst tot stand gekomen.
Een zelfde probleem kan zich voordoen bij de totstandkoming van de eerste arbeidsovereenkomst. Als de werknemer dan de arbeid aanvangt en de werkgever laat dat toe, dan is feitelijk een arbeidsovereenkomst ontstaan. Als in dat geval niet kan worden bewezen dat die arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd is aangegaan, is automatisch sprake van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Een proeftijd is op grond van de wet sowieso ongeldig als er geen schriftelijke arbeidsovereenkomst is. De werkgever zit in dat geval dus meteen aan de werknemer vast. Het advies moet dan ook zijn dat werkgevers moeten zorgen dat de arbeidsovereenkomst getekend is voordat de werknemer zijn arbeid aanvangt. Zo nodig moet de werkgever weigeren de werknemer toe te staan zijn arbeid aan te vangen zo lang de schriftelijke arbeidsovereenkomst niet getekend is.