Een werkgever heeft na een sollicitatieprocedure op 8 mei 2006 een arbeidsovereenkomst gesloten met een werknemer die de functie van "lubrication engineer" moet gaan vervullen. De arbeidsovereenkomst wordt aangegaan voor een duur van 12 maanden met ingang van 15 mei 2006. Op 11 mei 2006 heeft de werknemer op verzoek van de werkgever een examen afgelegd om het diploma basisveiligheid VCA te behalen (een veiligheidscertificaat). Toen de werkgever op 12 mei 2006 vernam dat de werknemer het examen niet gehaald had, heeft hij een beroep gedaan op het proeftijdbeding.
De werknemer stelt dat het beroep op het proeftijdbeding ongeldig is, omdat het niet mogelijk zou zijn om al vóór aanvang van de arbeidsovereenkomst een beroep daarop te doen. De werkgever stelt al bij het eerste gesprek uitdrukkelijk te hebben medegedeeld dat het beschikken over het certificaat vereist is voor de uitoefening van de functie, omdat de werknemer zijn functie zou moeten vervullen bij een opdrachtgever die het bezit van het veiligheidscertificaat als eis stelt voor toegang tot haar terrein. Volgens de werkgever heeft de werknemer vier dagen de tijd gehad om zich op het examen voor te bereiden en is de stof van de basiscursus heel eenvoudig.
De kantonrechter verwerpt de stelling dat het niet mogelijk is om al vóór aanvang van de arbeidsovereenkomst een beroep op het proeftijdbeding te doen met beroep op de letterlijke tekst van de wet ("zolang de tijd niet is verstreken"). Ook heeft de werkgever door een beroep op de proeftijd te doen niet gehandeld als slecht werkgever of misbruik van zijn bevoegdheid gemaakt, omdat de werknemer wist dat hij het certificaat zou moeten behalen. Wellicht had de werkgever, volgens de kantonrechter, de werknemer een tweede kans kunnen geven, maar dat maakt de werkgever niet schadeplichtig omdat hij dan het loon had moeten doorbetalen zonder dat er arbeid tegenover stond. Ook weegt de kantonrechter mee dat de werknemer niets heeft gedaan om het certificaat alsnog te behalen.
Het is vaste jurisprudentie dat al vóór aanvang van de arbeidsovereenkomst een beroep op een proeftijdbeding kan worden gedaan, maar dat dit beroep wel kan leiden tot schadeplichtigheid van de werkgever of werknemer die op dat beding een beroep doet, als sprake is van slecht werkgeverschap c.q. slecht werknemerschap of van misbruik van de bevoegdheid om op het proeftijdbeding een beroep te doen. De te vergoeden schade is ook dan echter vaak beperkt. De werknemer krijgt meestal niet meer dan het salaris over de proeftijd, omdat hij er toch rekening mee moest houden dat de werkgever aan het einde van de proeftijd een beroep op het proeftijdbeding zou doen. De werkgever krijgt doorgaans niet meer dan alleen dat deel van de kosten van de sollicitatieprocedure dat speciaal ten behoeve van de werknemer is gemaakt (bijvoorbeeld de kosten van medisch of psychologisch onderzoek) omdat de kosten van de sollicitatieprocedure voor het overige toch zouden zijn gemaakt. De werkgever die niet wil dat de werknemer in feite vóór aanvang van de arbeidsovereenkomst nog kan mededelen alsnog van die arbeidsovereenkomst af te zien, moet geen proeftijd in de arbeidsovereenkomst opnemen. In dat geval kan de werkgever van de werknemer die de arbeidsovereenkomst niet aanvangt schadevergoeding vorderen, die kan worden gefixeerd op het bedrag van het salaris van de werknemer over de tijd die nodig zou zijn geweest om de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig op te zeggen. Met name bij een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd waarin geen tussentijdse opzeggingsmogelijkheid is opgenomen, kan dat aardig oplopen. De werkgever die, ook na de proeftijd, zeker wil weten dat de werknemer over bepaalde diploma