Een huisartsassistente dient in 1996 aan een patiënt middels een injectie een onjuiste (want: tienvoudige) dosering toe van een geneesmiddel tegen allergie, als gevolg waarvan de patiënt overlijdt. Nadat de assistente als gevolg daarvan enkele weken niet heeft gewerkt, hervat zij haar werk onder begeleiding van een supervisor. Als gevolg van een strafrechtelijk onderzoek (waarin de huisarts wordt vrijgesproken en de assistente wordt veroordeeld zonder strafoplegging) meldt zij zich in december 1996 ziek wegens overspannenheid. Als Cadans per 23 augustus 1998 haar WAO-uitkering beëindigt omdat zij weer arbeidsgeschikt geacht wordt, vraagt de huisarts de kantonrechter te Enschede de arbeidsovereenkomst te ontbinden, omdat hij het uit een oogpunt van patiëntenzorg en verantwoorde praktijkvoering niet verantwoord vindt om haar te laten terugkeren op haar werkplek. De kantonrechter wijst dit verzoek af. Hij vindt het aantal patiënten dat te kennen heeft gegeven naar een andere huisarts te zullen overstappen, niet verontrustend genoeg om de assistente daarvan de dupe te laten worden. Bij toewijzing van het verzoek zou de assistente volgens de kantonrechter voor een derde maal (arbeidsongeschiktheid, strafzaak, ontslag) gestraft worden voor haar fout en zou het gebeuren haar wellicht de rest van haar leven blijven achtervolgen. Ook het feit dat de huisarts de assistente eerder haar werk wel heeft laten hervatten speelt bij dit oordeel van de kantonrechter een rol: kennelijk deelde de huisarts destijds dit oordeel van de kantonrechter. Dat er nadien negatieve publiciteit is ontstaan en dat de huisarts om die reden werkhervatting thans niet meer wil toestaan, mag volgens de kantonrechter niet voor rekening van de assistente komen. De huisarts had ook nog gesteld dat tussen hem en de assistente de noodzakelijke vertrouwensbasis ontbrak, maar de kantonrechter is van mening dat het mogelijk moet zijn die in een gesprek waarbij over en weer wellicht harde woorden vallen te herstellen. Het feit dat in de strafzaken over en weer uitspraken zijn gedaan die de ander hebben beschadigd, wijt de kantonrechter daarbij aan de uiteenlopende belangen die partijen op dat moment hadden. Als de vertrouwensband niet hersteld mocht kunnen worden, dient de huisarts er volgens de kantonrechter rekening mee te houden dat aan het ontslag een in zijn nadeel uitvallend financieel prijskaartje verbonden zal worden.
Het feit dat kantonrechters in verreweg de meeste gevallen waarin kleine werkgevers hun werknemers willen ontslaan, uiteindelijk besluiten de arbeidsovereenkomst toch maar te ontbinden, omdat het nu eenmaal geen zin heeft strijdende partijen tot elkaar te veroordelen, betekent niet dat alle kantonrechters ook alle ontbindingsverzoeken in dergelijke gevallen zo maar toewijzen. In dit geval hechtte de kantonrechter erg veel belang aan de uiterst nadelige gevolgen die voor de assistente naar alle waarschijnlijkheid aan het ontslag verbonden zouden zijn. Hij stuurde de werkgever dan ook min of meer terug met de opdracht te proberen er toch nog wat van te maken en met (in feite) de mededeling dat hij een eventueel volgend verzoek wel zou toewijzen, maar dat de huisarts dan wel rekening zou moeten houden met een verhoogde ontslagvergoeding. Over deze beslissing kan men verschillend denken, maar de motivering en de boodschap aan de werkgever zijn in elk geval duidelijk!