Bij een garagebedrijf was sinds 1983 een werknemer in dienst, die sinds 1988 de functie van assistent-filiaalleider had. In 1993 werd het bedrijf van de werkgever overgenomen. Het filiaal waar de werknemer commerciële en leidinggevende taken had, maakte in de jaren 1992 tot en met 1996 voortdurend verlies. De werknemer raakte daardoor regelmatig (alles bij elkaar twintig maanden in vier jaren) overspannen, voor het laatst in september 1994. In augustus 1995 hervatte de werknemer zijn werkzaamheden door op therapeutische basis te gaan werken als monteur. In december 1995 werd hij vervolgens volledig arbeidsgeschikt verklaard. De werkgever had de werknemer in december 1994 medegedeeld dat zijn functie gewijzigd zou worden naar 1e monteur/uitlijnmonteur/APK-monteur en dat zijn loon per saldo gelijk zou blijven. In september 1995 stelde de werkgever echter voor het loon geleidelijk af te bouwen om zijn beloning aan te passen aan zijn lagere functie.
De werknemer geeft daarop te kennen er in te willen berusten monteurswerk te doen, maar maakt bij de kantonrechter bezwaar tegen de loonsverlaging. De werkgever stelt dat handhaving van het oude loonniveau naar redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn. De kantonrechter veroordeelt de werkgever tot betaling van het oude loon, op grond van de in december 1994 gedane toezegging. Hij voegt daar echter aan toe dat naar redelijkheid en billijkheid wel aanleiding bestaat om tot loonsverlaging te komen, omdat van de werkgever niet verwacht kan worden dat hij de 33-jarige werknemer tot de pensioengerechtigde leeftijd een loon betaalt dat is gerelateerd aan een functie die de werknemer niet aankon. De werknemer wordt daarom in overweging gegeven alsnog met loonsverlaging accoord te gaan, omdat de werkgever anders waarschijnlijk zal aansturen op beëindiging van de arbeidsovereenkomst.
Uitspraken als deze zijn wel vaker te lezen in vonnissen en beschikkingen van kantonrechters. Meestal gaat het dan om niet goed functionerende werknemers die een relatief hoge leeftijd en/of een relatief lange diensttijd hebben en voor wie de gevolgen van een ontslag (gelet op hun meestal zwakke arbeidsmarktpositie) zeer ingrijpend zouden zijn. Om het ontslag te voorkomen wordt dan vaak de mogelijkheid van aanvaarding van een lagere functie geopperd, waarbij vervolgens uiteraard de vraag rijst of de functiewijziging (eventueel na een gewenningsperiode) gepaard kan gaan met een verlaging van het loon. Kantonrechters blijken een dergelijke loonsverlaging dan vaak niet onredelijk te vinden. Opmerking verdient wel dat het veelal uitspraken betreft waarbij uiteindelijk gekozen is voor een andere oplossing dan functiewijziging met loonsverlaging (meestal: ontslag). Dergelijke uitspraken geven echter wel aan dat een loonsverlaging bij een functiewijziging zeker niet onbespreekbaar behoeft te zijn!