Werknemer moet aan werkgever huisartsenjournaal verstrekken

Werknemer moet aan werkgever huisartsenjournaal verstrekken
Datum: 20-10-2024
Uitgavejaar en uitgavenummer: 2024 / 566
Vindplaats: Kantonrechter Rotterdam 20 september 2024, ECLI:NL:RBROT:2024:9829
Uitspraak

Een werknemer die van de werkgever schadevergoeding vorderde wegens een bedrijfsongeval, moest van de rechter het huisartsenjournaal over de periode van twee jaar voorafgaand aan het bedrijfsongeval verstrekken, omdat de werkgever die stukken nodig had om bewijs te leveren van zijn stelling dat de schade waarvoor de werknemer vergoeding claimde niet het gevolg was van het bedrijfsongeval.

Bij een bedrijf in de Rotterdamse haven werkt een werknemer die in juni 2023 slachtoffer is geworden van een bedrijfsongeval. De werknemer stelt dat hij als gevolg van het ongeval lichamelijke en psychische klachten heeft en dat hij daardoor schade lijdt. Hij vordert bij de kantonrechter dat die verklaart dat de werkgever aansprakelijk is voor die schade. De werkgever betwist echter dat de schade die de werknemer stelt te lijden het gevolg is van dat bedrijfsongeval. De werkgever wil weten of die klachten niet ook al voor het ongeval bestonden en vraagt daarom aan de werknemer om inzage te verstrekken in het journaal van de huisarts (het medisch dossier) vanaf juni 2021, twee jaar voor de datum van het ongeval. Als de werknemer die inzage niet verstrekt, vordert de werkgever bij de kantonrechter dat de werknemer het huisartsenjournaal verstrekt.
De kantonrechter loopt de wettelijke eisen na die gelden voor een veroordeling van de wederpartij tot het verstrekken van bepaalde bescheiden.
De eerste eis is dat de werkgever een rechtmatig belang moet hebben bij het verkrijgen van die bescheiden. Dat belang heeft de werkgever volgens de kantonrechter omdat de werkgever zich moet verweren tegen een vordering die gebaseerd is op werkgeversaansprakelijkheid en omdat één van die verweren het causale verband betreft tussen de klachten van de werknemer en het ongeval.
De tweede wettelijke eis is dat het moet gaan om bepaalde bescheiden die de werknemer tot zijn beschikking heeft of die hij onder zijn berusting heeft. Dat de werknemer als patiënt over het huisartsenjournaal kan beschikken is volgens de kantonrechter evident.
De derde eis in de wet is dat het moet gaan om een rechtsbetrekking waarbij de eisende partij deel uitmaakt. Omdat de werknemer de werkgever aanspreekt in de rechtsbetrekking die de werknemer tot de werkgever heeft op grond van de arbeidsovereenkomst, is ook aan die eis voldaan.
Als aan deze wettelijke eisen is voldaan moet de partij van wie inzage in bescheiden wordt gevorderd aan de vordering voldoen tenzij er gewichtige redenen zijn om dat niet te hoeven doen of tenzij kan worden aangenomen dat “een behoorlijke rechtsbedeling” ook zonder het verstrekken van de bescheiden gewaarborgd is. De kantonrechter is van mening dat er geen gewichtige redenen zijn die een uitzondering rechtvaardigen. Omdat de werkgever in elk geval dient te voldoen aan de stelplicht dat geen sprake is van causaal verband tussen het ongeval en de klachten van de werknemer en mogelijk daarna op dat punt ook nog bewijs dient te leveren, gaat de kantonrechter ervan uit dat een behoorlijke rechtsbedeling met zich meebrengt dat de werkgever over het huisartsenjournaal moet kunnen beschikken.
De werknemer wordt daarom veroordeeld om binnen een maand aan de werkgever het huisartsenjournaal te verstrekken.


Commentaar

De standpunten van partijen die een geschil hebben wordt niet zelden bepaald door de bewijspositie. Partijen die te weinig bewijs denken te kunnen leveren van hun stellingen zien vaak af van een procedure en partijen die denken dat de wederpartij geen bewijs zal kunnen leveren van zijn stellingen, denken in een procedure vaak sterk te staan. Daarbij wordt gemakkelijk vergeten dat de wet onder bepaalde voorwaarden de mogelijkheid kent om de wederpartij te verplichten om schriftelijke stukken te verstrekken die voor het bewijs noodzakelijk zijn. De belangrijkste voorwaarde daarbij is dat het gaat om duidelijk aan te wijzen stukken die voor het bewijs noodzakelijk zijn. In het algemeen stukken opvragen in de hoop iets te vinden dat de eigen positie versterkt en de positie van de wederpartij verzwakt (de zogenaamde “fishing expedition”) is niet toegestaan.
Als de vrees bestaat dat de wederpartij de stukken zal verdonkeremanen, is het zelfs mogelijk om de deurwaarder eerst beslag te laten leggen op deze stukken waarna deze stukken (of kopieën daarvan) door de deurwaarder in bewaring kunnen worden genomen in afwachting van een veroordeling van de wederpartij om inzage in die stukken te geven. Voor een dergelijk beslag moet de rechter vooraf toestemming geven. De partij die beslag wenst te leggen moet dan voldoende aannemelijk maken dat de betreffende stukken zonder beslaglegging verloren gaan en dat het beoogde bewijs niet zonder die stukken kan worden geleverd. Over het verzoek tot beslaglegging wordt de wederpartij niet vooraf gehoord, zodat de beslaglegging voor de wederpartij een verrassing kan blijven.
De verplichting tot het verstrekken van bepaalde bescheiden geldt ook als die stukken medische gegevens bevatten. De rechter kan daarbij bepalen dat kennisname van de stukken die medische gegevens bevatten is voorbehouden aan een gemachtigde die advocaat of arts is dan wel die daarvoor van de rechter bijzondere toestemming heeft gekregen. Overtreding van die geheimhoudingsverplichting is een strafbaar feit.