Werkgever aansprakelijk voor schade van werkneemster wegens seksuele intimidatie door collega

Werkgever aansprakelijk voor schade van werkneemster wegens seksuele intimidatie door collega
Datum: 02-05-2021
Uitgavejaar en uitgavenummer: 2021 / 423
Vindplaats: Gerechtshof Amsterdam 16 maart 2021, ECLI:NL:GHAMS:2021:755
Uitspraak

De werkgever was verplicht om de (materiële en immateriële) schade te vergoeden die een werkneemster had geleden als gevolg van seksuele intimidatie door een andere werknemer, omdat de werkgever niet had voldaan aan de verplichting om een vertrouwenspersoon en klachtencommissie beschikbaar te hebben en evenmin adequaat onderzoek had verricht naar de klachten van de werkneemster.

Bij een schouwburg werkt sinds 2013 een horecamedewerkster op basis van een oproepovereenkomst voor onbepaalde tijd. Bij indiensttreding was de medewerkster vijftien jaar oud. In oktober 2015 komt bij de schouwburg een kok werken. In de maanden daarna doen zich op de werkvloer een aantal situaties voor waarbij de werkneemster zich seksueel geïntimideerd voelt door deze kok. Het gaat dan om ongewenste intimiteiten en seksueel getinte opmerkingen, waarmee de kok ook doorgaat als de werkneemster daar bezwaar tegen maakt. In april 2016 meldt zich bij de leidinggevende een andere werkneemster die dezelfde ervaringen met de kok heeft. Een dag later doet ook de werkneemster dat. Vervolgens weigert de kok met de werkneemster samen te werken. Ook daarover beklaagt de werkneemster zich bij de leidinggevende. In november 2016 meldt de werkneemster zich opnieuw bij de leidinggevende met klachten over seksuele intimidatie door de kok. Nadat vervolgens de vader van de werkneemster spreekt met de directeur van de schouwburg, wordt de kok voorlopig geschorst. Die schorsing wordt een dag later omgezet in een schriftelijke waarschuwing. Meteen daarna doen zich echter opnieuw situaties voor die de werkneemster als seksueel intimiderend ervaart. Deze leiden bij de werkneemster tot het ontstaan van een angstpsychose. De werknemer ontwikkelt daarna ernstige psychische klachten. In december 2016 stelt de werkneemster de schouwburg aansprakelijk voor geleden materiële en immateriële schade. Uiteindelijk neemt de werkneemster in maart 2017 ontslag om haar gezondheid niet verder te schaden. De werkneemster wordt daarna ruim twee maanden opgenomen in een kliniek voor behandeling van een eetstoornis. Ook daarna heeft zij nog regelmatig paniekaanvallen.
Als de werkneemster bij de kantonrechter vergoeding van materiële en immateriële schade vordert, wijst de kantonrechter deze vordering af omdat de kantonrechter niet bewezen acht dat de gezondheidsklachten zijn veroorzaakt door de gestelde voorvallen op de werkvloer en omdat niet gebleken is dat de werkgever zijn zorgplicht heeft geschonden. In hoger beroep ziet het gerechtshof dat echter anders. Het hof refereert er aan dat de werkgever volgens de wet aansprakelijk is als de werknemer aantoont schade te hebben geleden in de uitoefening van de werkzaamheden, tenzij de werkgever daarna aantoont dat hij zijn zorgplicht voor veilige werkomstandigheden is nagekomen. Dat geldt ook voor psychische schade. Uit verklaringen van de arbo-arts, de huisarts en de behandelende psycholoog en psychiater blijkt volgens het hof dat de werkneemster schade heeft geleden in de uitoefening van haar werkzaamheden. Het hof oordeelt vervolgens dat de werkgever niet heeft voldaan aan zijn zorgplicht, doordat er geen risico-inventarisatie en -evaluatie met daarop volgend plan van aanpak is. In dat plan van aanpak hadden maatregelen moeten worden opgenomen ter voorkoming van (onder meer) seksuele intimidatie. De schouwburg had eerst in 2017 een klachtenregeling in het personeelsreglement opgenomen, waarbij een vertrouwenspersoon was aangesteld en de mogelijkheid van beroep op een klachtencommissie mogelijk was gemaakt. Het gerechtshof rekent het de schouwburg ook aan dat ondanks veel, heel feitelijke klachten van meerdere jonge werkneemsters geen adequaat onderzoek is gedaan naar deze klachten. Dat niemand de door de kok betwiste feiten heeft waargenomen, doet daaraan volgens het hof niet af. Dat is volgens het hof bij seksuele intimidatie meestal het geval. Bovendien had dat de schouwburg er ook niet van weerhouden om de kok eerst te schorsen en later schriftelijk te waarschuwen. Ook had het de schouwburg er niet van weerhouden om (mede) om die reden de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd van de kok niet te verlengen. De schouwburg is daarom aansprakelijk voor de schade van de werkneemster. Over de omvang van de schade wordt moet nog verder worden geprocedeerd.


Commentaar

Het arrest van het gerechtshof geeft goed aan waarom het voor werkgevers belangrijk is om te voldoen aan de wettelijke verplichtingen ter voorkoming van “psychosociale arbeidsbelasting”. In dat verband wordt verwacht dat de werkgever interne regels heeft over het gedrag, die ongewenste omgangsvormen moeten voorkomen, dat er een vertrouwenspersoon is waar ongewenste omgangsvormen kunnen worden aangekaart en dat er een klachtenregeling is die onderzoek van klachten door een onafhankelijke klachtencommissie mogelijk maakt. Door aansluiting bij de (door ons kantoor opgerichte) Stichting Klachtenregeling Ongewenste Omgangsvormen kunnen werkgevers aan die verplichtingen voldoen.