Een werkgever moest aan een werknemer waarvan de arbeidsovereenkomst was opgezegd wegens langdurige arbeidsongeschiktheid de transitievergoeding betalen op basis van het volledige loon van de werknemer, ondanks dat de arbeidsduur (en daarmee het loon) in het verleden structureel en substantieel was verminderd.
Bij een werkgever was sinds 1977 een werknemer in dienst die 36 uur per week werkte. Op 15 mei 2015 had de werknemer zich ziek gemeld. Per 15 mei 2017 had het UWV een WGA-uitkering aan de werknemer toegekend wegens gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid. De werknemer had op dat moment zijn werk hervat voor 12 uur per week. De werkgever bevestigt vervolgens in een e-mailbericht een afspraak over een herziening van de arbeidsovereenkomst, aldus dat het aantal te werken uren per week nog slechts 12 zou bedragen. Op 13 juli 2018 meldt de werknemer zich voor die 12 uur per week ziek wegens een verslechterde gezondheidstoestand. De werknemer probeert nog wel zijn werk te hervatten, maar als gevolg van nieuwe medische problematiek wordt uiteindelijk aan hem met terugwerkende kracht tot 13 juli 2018 (vervroegd) een IVA-uitkering toegekend omdat de werknemer volledig arbeidsongeschikt is en geen kans op herstel meer heeft. Nadat de arbeidsongeschiktheid 104 weken heeft geduurd, zegt de werkgever de arbeidsovereenkomst op, met toestemming van het UWV en met inachtneming van de wettelijke opzegtermijn. Vervolgens betaalt de werkgever aan de werknemer de transitievergoeding gebaseerd op het loon gedurende 12 uur per week. De erfgenamen van de inmiddels overleden werknemer zijn het daarmee niet eens. Zij zijn van mening dat de transitievergoeding moet worden betaald over het loon gedurende 36 uur per week. Zij verzoeken de kantonrechter om ook het restant van de transitievergoeding te betalen. Volgens de erfgenamen is geen sprake geweest van een vermindering van de arbeidsduur omdat de werknemer niet ingestemd heeft met een wijziging van de arbeidsovereenkomst.
De kantonrechter is van mening dat de erfgenamen tijdig om betaling van het restant van de transitievergoeding hebben verzocht, omdat het verzoekschrift door de kantonrechter is ontvangen binnen drie maanden na het eindigen van de arbeidsovereenkomst. Uit het feit dat de Hoge Raad in 2018 heeft geoordeeld dat bij een door omstandigheden gedwongen substantiële en structurele vermindering van de arbeidstijd een evenredig deel van de transitievergoeding verschuldigd is, leidt de kantonrechter af dat de erfgenamen van de werknemer recht hebben op een transitievergoeding, berekend op basis van het loon gedurende 36 uur per week. De vordering van de erfgenamen wordt dan ook toegewezen.
Dat een werknemer waarvan de arbeidsovereenkomst als het ware in twee gedeelten wordt beëindigd, in een geval als het onderhavige uiteindelijk de transitievergoeding ontvangt over zijn hele loon, is natuurlijk een billijke uitkomst. Dat geldt zeker als het UWV de werkgever ook zal compenseren voor betaling van het hele bedrag van de transitievergoeding. Maar of de werkgever ook verplicht was om de volledige transitievergoeding te betalen, was op voorhand helemaal niet duidelijk. In verband daarmee kon ook worden betwijfeld of het UWV de compensatie van de transitievergoeding wel op basis van het loon gedurende 36 uur per week zou betalen. Waarschijnlijk heeft de werkgever daarom aangestuurd op een rechterlijke uitspraak die hem verplicht tot betaling van de volledige transitievergoeding, om op basis daarvan ook de volledige compensatie van de transitievergoeding door het UWV veilig te stellen. In een beschikking van 2018 had de Hoge Raad geoordeeld dat het niet gerechtvaardigd zou zijn als een werknemer bij een substantiële en structurele vermindering van de arbeidstijd, een deel van de transitievergoeding waarop hij bij het uiteindelijke einde van de arbeidsovereenkomst aanspraak zou hebben, zou mislopen omdat de transitievergoeding bij het einde van de arbeidsovereenkomst wordt berekend over het laatstgenoten loon. Daarom moet de transitievergoeding bij een door de omstandigheden gedwongen substantiële en structurele vermindering van de arbeidsduur volgens de Hoge Raad gedeeltelijk worden betaald. Voor het vorderen van de betaling van de transitievergoeding geldt echter een vervaltermijn van drie maanden, die ingaat op de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd. Als een gedeelte van de arbeidsovereenkomst reeds in 2017 zou zijn geëindigd, zou de vervaltermijn in 2017 zijn gaan lopen en dus zijn verstreken. Dat zou ten opzichte van de (erfgenamen van de) werknemer erg hard zijn omdat de Hoge Raad pas in 2018 heeft bepaald dat recht op een gedeeltelijke betaling van de transitievergoeding bestond.
Over de vraag of de arbeidsovereenkomst bij een gedwongen substantiële en structurele vermindering van de arbeidsduur ook gedeeltelijk eindigt, is de Hoge Raad niet erg duidelijk geweest. De beschikking van 2018 is in een beschikking van 2020 op dit punt nog eens nader toegelicht door te stellen dat een arbeidsovereenkomst op verschillende manieren gedeeltelijk kan eindigen. In het onderhavige geval had de werkgever een “formele aanpassing” van de arbeidsduur bevestigd. Dat lijkt er toch zeer op dat de arbeidsovereenkomst al in 2017 gedeeltelijk zou zijn geëindigd. Dan zou ook de vervaltermijn in 2017 zijn gaan lopen en konden de erfgenamen voor het deel van de arbeidsovereenkomst dat toen is geëindigd nu geen betaling van de transitievergoeding meer vorderen. De kantonrechter maakt hier echter allemaal geen woorden aan vuil, waarschijnlijk omdat hij wist dat beide partijen tevreden zouden zijn met een beschikking van de kantonrechter op basis waarvan de werkgever bij het UWV ook compensatie van het hele bedrag van de te betalen transitievergoeding kan claimen.
Voor werkgevers blijft het echter oppassen geblazen als de arbeidsovereenkomst met een langdurig arbeidsongeschikte werknemer moet worden beëindigd, in een geval waarin eerder sprake is geweest van een gedwongen structurele en substantiële vermindering van de arbeidsduur. Zolang het UWV zich daarover niet nadrukkelijk heeft uitgesproken, ligt een slechts gedeeltelijke compensatie van de betaalde transitievergoeding door het UWV op de loer.